Het Boek. Serie 2. Jaargang 30
(1949-1951)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |
De twee oudst bekende drukken van een Nederlandse vertaling van Simon Verepaeus' EnchiridionSimon Verepaeus (1522-1598), geleerd humanist en paedagoog, kanunnik van de Sint Janskerk te 's-HertogenboschGa naar voetnoot1), publiceerde bij Joannes Bellerus te Antwerpen, waarschijnlijk in 1565, een thans in zijn eerste editie verloren gegane gebedenboekje, Precationum piarum Enchiridion.... Van dit Latijnse boekje kan men nu nog 18 verschillende drukken achterhalen tot 1614Ga naar voetnoot2), maar er zijn ongetwijfeld meer edities geweest. Het Enchiridion was dus in zijn tijd een succesboekje. Begrijpelijkerwijs werd het ook in de levende talen overgezet: Nederlands, Frans, Duits, Spaans. Er zijn mij drie verschillende bewerkingen in het Nederlands onder ogen gekomen. De eerste is die van magister Peeter Hulselius van Hilvarenbeek, waarover het hier gaat en waarvan mij slechts één exemplaar is bekend van ieder der twee overgebleven drukken. De tweede is van de hand van God. van den Berghe, pastoor te Oosterweel (bij Antwerpen)Ga naar voetnoot3). De derde werd verzorgd door Gevaert Boschmans van Zoemeren, priester van het bisdom 's-HertogenboschGa naar voetnoot4), maar in deze uitgave werden ook andere teksten opgenomen, o.m. uit het thans verloren Latijnse gebedenboekje van Christophorus Vladeraccus († 1601). De titelpagina, in zwart en rood, van de oudste nog bewaarde Nederlandse vertaling luidt als volgt: EEN / HANTBOECXKEN / VAN CHRISTELIICKE / ende deuote Ghebeden. / Eerst ghecolligeert int Latijn vvt veel | |
[pagina 358]
| |
vveer- / dighe Heeren, Doctoren, eñ Schrijuers der / H. Kercken; Deur M. Simon Verrepaeus / Priester, ende ouergheset in Duytsche spra- / ke, deur M. Peeter Hulselius van Hilua- / renbeeck. / [Houtsnede: drie kransen, waarin rood gedrukt: in 1: TGHEBET / IS / GOET, in 2: MET VA- / STEN, in 3: EN AEL-/MISSEN, en daaronder: TOB. XII.] / THANTVVERPEN / Ghedruct inde Gulden Roose by de weduwe van / Ameet Tauernier. Anno 1571, / MET PREVILEGIE. / Het boekje, kl. 8o, van 11,5 × 7,5 cm, is gebonden in een modern halfperkamenten bandje; het wordt bewaard in het Museum Plantin Moretus te Antwerpen onder nr. R 207. Terwijl de titelpagina en alle verdere titels en hoofdjes in het boekje steeds in romein zijn gedrukt, zijn alle gebeden in gotische typen gezet; het aanhangsel, blzz. 491-500, in cursief. Totaal aantal blzz.: 12 niet gefolieerde bll., 501 genummerde blzz., + 3 niet genummerde. | |
[pagina 359]
| |
Het drukkersprivilege, dat op de achterzijde van de titelpagina staat afgedrukt, werd toegekend aan ‘Ameet Tauernier, Lettersteker ende Boeckuercooper’. Het draagt als dagtekening: Bruessel, den xij dach Octobris, maar zonder jaartal. Ameet Tavernier stierf te Antwerpen in 1569 of 1570Ga naar voetnoot5). Dus werd het privilege ten laatste in 1570 gegeven. Op ons drukje staat dan ook de naam van de weduwe als uitgeefster. Mogelijk is derhalve de eerste uitgave verloren gegaan en hebben wij hier te doen met een herdruk. Nog even een blik op de titelpagina. De drie kransen, met de hogervermelde spreuk uit Tobias 12, 8, is hier geen drukkersmerk, maar een auteursmerk: verschillende uitgaven van Verepaeus' Enchiridion dragen een dergelijke houtsnede met de drie kransen en de bijbeltekst in losse letters er in geplaatst. De Latijnse edities hebben als tekst: ‘Bona est oratio cum ieiunio et eleemosyna’Ga naar voetnoot6). In sommige uitgaven komt de houtsnede nog voor in de tekst van het boek of op het einde na het colophon. Voor zijn schoolboeken gebruikte Verepaeus echter dit houtsneetje niet. De inhoud van de Nederlandse vertaling komt vrijwel overeen met de Latijnse tekstGa naar voetnoot7), behoudens enkele besnoeiingen in sommige theoretische bespiegelingen en inleidingen. Na een in twee kleuren gedrukte kalender van de dagen van het jaar met hun respectieve feesten, volgt een ‘Register of tafel der principale avthevrs schrivers ende Collecteurs daer dit Hantboecxken vvt is ghecolligeert de vvelcke geteekent is het iaer dat sy hebben gheleeft’, met een tweede lijst van ‘auctoritates’: ‘Noch sommige Autheurs ende boecken bouen niet by gheschreuen’. Dan krijgen we een uitvoerige inhoudsopgave: ‘Een register of tafel van alle de Ghebeden, Meditatien, ende vermaningen die in dit tegenvvoordich Handtboecxken begrepen sijn’. Hiermede eindigt het voorwerk. Het eigenlijke gebedenboek vangt aan met ‘Des Auteurs Prefatie op dit nauolghende Hantboecxken’, met op blz. 9 de jaarmerking: Anno M.D.lx., zonder plaats of dagtekening. Men merke hierbij op, dat in de nog bewaarde Latijnse drukken de | |
[pagina 360]
| |
oudste voorrede (want er zijn er verschillende) gedateerd is Augustus 1567, maar dat deze niet in het Nederlands is vertaald. De vele gebeden worden in hoofdstukken ondergebracht. De gewone of dagelijkse gebeden komen voor in het eerste kapittel: Onze Vader, Wees Gegroet, Symbolum (of 12 Artikelen) van het geloof en Decaloog; zij wijken echter af van de ‘textus receptus’, opgenomen in de eerste Nederlandse kleine Catechismus van Petrus Canisius, anno 1557Ga naar voetnoot8). Het gehele werkje draagt het kenmerk van een geleerde compilatie: allerhande gebeden en meditatiën, getrokken uit de H. Schrift, de Kerkvaders, vele mystieke en asketische schrijvers; zelfs in de Nederlandse vertaling van Hulselius staan de verwijzingen naar de bronnen nog in de marge aangeduid. Na de gebeden wordt nog een vermaning van de auteur afgedrukt over het gebruik van dit Hantboecxken als meditatieboek: ‘De collectevr van desen hantboecxken tot den Godvruchtighen Leser’ (blzz. 491-500). Tot slot volgt op blz. 501: ‘Een cort Ghebedt voor den seluen Collecteur’ (15 regels in gotische letter). Daaronder heeft de vertaler nog het volgende verzoek laten drukken: ‘Dit seluer Ghebet is voor hem ooc begheerende, die dit vvt den Latijn in Nederlandts duytsch heeft ouergheset M. Peeter Hulselius’. Op de niet-genummerde volgende blz. staat het imprimatur, gegeven door Sebastianus Baer, plebaan-deken van Onze Lieve Vrouwe-kerk te Antwerpen: ‘Libellus hic precum nihil habet S. Rom. Ecclesiae contrarium, fidei aut Reip. offensiuum, immo vtilis est, qui excudatur, & in omnium manibus versetur: quod attestor Sebastianus Baer Delphius insignis colle. Ecclesiae S. Mariae Antuerpiensis plebanus’. Het imprimatur is niet gedateerd, maar het moet van nà 1565 zijn: Seb. Baer, van Delft, werd in 1563 subplebaan en in 1565 plebaan van Onze Lieve Vrouwe te Antwerpen; hij stierf waarschijnlijk op 2 Februari 1576. In het necrologium van Sint Salvatorsabdij wordt hij geroemd als geleerde en als predikant: ‘Homo magnae eruditionis et praeclarus praeco verbi Dei erga populum’Ga naar voetnoot9). Nog eenmaal komt het blokje van de titelpagina met de drie | |
[pagina 361]
| |
kransen voor op een volgende blz., maar ditmaal met de er in gezette tekst: OREMVS / EMENDEMVS / ET VINCEMVS / met de verwijzing: IACOBI V. (de tekst is onvindbaar in de Jacobusbrief).
De tweede bekende editie van het Hantboecxken in de vertaling van Hulselius heb ik gevonden in het archief van MechelenGa naar voetnoot10), nadat mijn bibliographie van Verepaeus in 1947 was gedrukt. Het boekje werd ook verkocht ‘Inde Gulden Roose’ te Antwerpen, maar bij Geeraert Smidts (of Smits). De titelpagina, eveneens in rood en zwart, vertoont enkele afwijkingen, o.m. in de titulatuur van de auteur. EEN. / HANTBOECXKEN / VAN CHRISTELIICKE / ende deuote Ghebeden. / Eerst gecolligeert int Latijn vvt veel vveerdi / ghe Heeren, Doctoren, ende Schrijuers der / H. Kercken: Deur M. Simon Verrepaeus / Priester, eñ Confessoor des Cloosters S. Sal- / uateurs in Thabor tot Mechelen. Ende ouer / gheset in Duytsche sprake, Deur M. Peeter / Hulselius van Hiluerenbeeck. / [Zelfde houtsnede als in de uitgave van 1571; zelfde tekst in losse letters, in rood; na TOB is een punt weggebleven.] / THANTVVERPEN / Inde Gulden Roose by Geeraert / Smidts. Anno 1574. / MET PRIVILEGIE. / Het boekje meet 11 × 7,5 cm, kl. 8o, telt 16 niet-gefolieerde bll., 507 [+ 1] blzz. De datum van het privilege voor G. Smits is 19 Juli 1572. Is er dan nog een uitgave van 1572 verloren gegaan? De compositie van het boekwerkje is gelijk aan die van de vorige uitgave; de spelling is op verschillende plaatsen gewijzigd; enkele drukfouten werden verbeterd. Na de inleiding staat (op blz. 17) dezelfde datum: Anno. M.D.lx., eveneens zonder verdere vermelding van plaats of dag. Op blz. 506 komt ook het gebed voor de verzamelaar of ‘collecteur’ voor, met nog eens het verzoek van Hulselius, zoals in de editie van 1571. De volgende blz. geeft nogmaals de tekst van de goedkeuring van Seb. Baer, ook weer zonder datum, doch ditmaal gevolgd door een tweede approbatie, verleend door de pastoor van de Sint Niklaaskerk te Brussel, gedateerd 19 Juni 1572, ondertekend: I. Schellinck Pas. S. Nicolai. | |
[pagina 362]
| |
Dezelfde pagina draagt als colophon de volgende tekst: Men vintse te coope, Thantvverpen Daar de inhoud onveranderd is gebleven, mag ik hiermede volstaan.
Wie was nu de vertaler, Meester Peeter Hulsius van Hilvarenbeek? Er is weinig over hem te vinden. Als slachtoffer van de straatgevechten tussen katholieken en hervormden te 's-Hertogenbosch viel 1 Juli 1579 magister Petrus van Beeck, rector scholaeGa naar voetnoot11), d.i. docent aan de Bossche kapittelschool. Magister van Beeck is dezelfde als Peeter Hulselius (Beeck = Hilvarenbeek). Zijn naam wordt inderdaad ook vermeld onder de meesters van de Bossche school in de attestatiën van 1595Ga naar voetnoot12). Zeer waarschijnlijk heeft Hulselius Verepaeus gekend, terwijl laatstgenoemde leraar was aan de Latijnse school van het kapittel van Sint Pieters Banden te Hilvarenbeek in het begin van de tweede helft der 16de eeuw en voor de tweede maal van 1567 tot 1573Ga naar voetnoot13). Daar Verepaeus in 1573 wederom naar Mechelen was vertrokken - hij was er reeds vóór 1566 enige tijd geweest als rector van het Thaborklooster - verklaart dit ook de toevoeging op de titelpagina van de editie van 1574. Méér kon ik over Hulselius en zijn verhouding tot Verepaeus niet ontdekken. Ook zou men nog gaarne weten, waarom er nieuwe Nederlandse vertalingen van het Enchiridion werden gemaakt, blijkbaar na de dood van HulseliusGa naar voetnoot14). In ieder geval, Verepaeus' gebedenboekje kon ingang vinden bij het vrome Nederlands-lezende publiek; de laatst bekende uitgave van een vertaling in onze taal is in 1623 te Antwerpen verschenen bij Guilliam Lesteens. | |
[pagina 363]
| |
Nog een woordje over het blokje met de drie kransen van de titelpagina. Hetzelfde houtblokje werd eerst door de Weduwe van Ameet Tavernier gebruikt en daarna door G. Smits, die de woning van Tavernier huurde en met diens materiaal werkteGa naar voetnoot15). De verschillende blokjes, die door Joannes Bellerus, in den Gulden Arend, werden gebruikt voor de Latijnse en Nederlandse uitgaven van het Enchiridion zijn niet identiek met dit blokje, maar gelijken er op. Zelfs is er een Latijnse editie, Weduwe J. Bellerus, 1603, waar het houtblokje is vervangen door een kopersnede; op een Spaanse vertaling, eveneens bij Bellerus gedrukt in 1589, komt geen blokje voor. Anderzijds hebben de bij hem verschenen Nederlandse uitgaven van 1585 en 1589 hetzelfde blokje, dat nog eens heeft gediend voor de druk van 1623, zoals gezegd, van de persen van Guilliam Lesteens in den Gulden Pelicaen gekomen. Er valt bodendien op te merken, dat Verepaeus op de laatste blz. van de uitgave van het Hantboecxken, Antwerpen, J. Bellerus, 1589, uitdrukkelijk verklaart, slechts de uitgaven verschenen bij Bellerus in den Gulden Arend als echt te erkennen. Er zijn dus ook clandestiene drukken verschenen. Maar welke? Is de vertaling van Hulselius later nog herdrukt? Of bedoelt Verepaeus een Nederlandse vertaling, die moet gedrukt zijn te 's-Hertogenbosch in 1588? Dat deze uitgave heeft bestaan, besluite men uit een imprimatur, gegeven door de Bossche kapitteldeken G. Coeverincx, gedateerd 14 Mei 1588, en voorkomend in de editie, verschenen te 's-Hertogenbosch bij Jan Scheffer int Missael, anno 1606.
Mechelen Dr. M.A. Nauwelaerts. |
|