nis aan, die helaas steeds zeldzamer wordt en die het wetenschappelijke bibliotheekwezen in Zwitserland op een niveau plaatst, dat te benijden valt. Deze feestbundel legt hiervan opnieuw getuigenis af: niet alleen in de persoon van den gehuldigde, die als organisator en als man van wetenschap algemeen bekend is, maar evenzeer door de bijdragen van de Zwitserse bibliothecarissen, niet in de laatste plaats de medewerkers van Dr. Schwarber zelf.
Over bibliotheekorganisatie en - techniek handelen slechts een drietal bijdragen. Dr. Pierre Bourgeois, de directeur van de Nationale Bibliotheek te Bern bespreekt de plaats van de Zwitserse bibliotheken in het kader van de internationale bibliotheekwereld en geeft op hoffelijke wijze enkele behartenswaardige wenken aan een soms wat al te nadrukkelijke transatlantische zendingsgeest, die zich via Unesco manifesteert. Dr. Hermann Groszer, die aan dezelfde bibliotheek met de zorg voor de Zwitserse centrale catalogus belast is, schrijft over de samenwerking der bibliotheken in zijn land, in vele opzichten met die in ons land te vergelijken. En ten slotte doet Ph. Schmidt enige voorstellen ‘Ueber die sachliche Katalogisiering umfassender Werke’, die, al zijn zij interessant, toch bij de beheerders van trefwoordcatalogi nog wel enige bedenking ontmoeten zullen. Met uitzondering van Dr. H. Flury's opstel over ‘Die rechtliche Natur des Bibliotheksbuches’ behandelen alle verdere artikelen onderwerpen uit de geschiedenis van het boek of de geleerdengeschiedenis. Tot de laatste rekenen wij het stuk van Dr. Max Burckhardt over Jacob Burckhardt in Rome, dat van de betreurde Marcel Godet over een briefwisseling van Louis Bourguet en Jacob Chr. Iselin, dat van Dr. H. Nidecker over Wilhelm Wackernagel - belangwekkend om het gebruik, dat hiervoor van zijn nagelaten bibliotheek gemaakt is -, dat van Dr. Th. Salfinger over Andreas Heusler en ten slotte dat van Dr. H. Straub over een correspondentie van Wieland met Johann III Bernouilli. Deze laatste berust in de z.g. ‘Gothaer Sammlung’ van de Universiteitsbibliotheek te Bazel, een buitengewoon belangrijke handschriftencollectie van de beroemde familie de Bernouilli's, die deze bibliotheek in 1937 van de bibliotheek te Gotha door koop kon verwerven.
Er valt niet aan te denken nader op de inhoud van deze artikelen, die merendeels van locaal of nationaal belang zijn, in te gaan. Van meer algemene aard echter is het stuk van Dr. F. Husner over de editio princeps van het ‘Corpus historiae Byzantinae’, waarin de verhouding van Joh. Oporinus, Hieronymus Wolf en de Fuggers op duidelijke en boeiende wijze beschreven wordt. Uit methodologisch oogpunt is ook voor Nederlandse bibliotheken de beschrijving van ‘Die Stammbücher der Universitätsbibliothek Basel’ van de hand van Dr. Chr. Vischer van belang. Persoonlijk ben ik het meest geboeid door het knappe stuk van Prof. Dr. H.G. Wirz ‘Die Wundartzney von Felix Wirtz. Das Rätsel ihrer Verfasserschaft’, een voorbeeld van bibliografische speurzin en nauwkeurigheid.
De fraai uitgegeven bundel met verschillende platen en een sprekend portret van de jubilaris versierd is een gelukwens waard aan de laatste en aan allen, die aan de totstandkoming ervan hebben medegewerkt.
L.B.
Deze recensie was al geschreven, toen ons begin Augustus de zo schokkende tijding bereikte van Dr. Schwarber's overlijden op 26 Juli. Wij hebben gemeend het stuk te moeten laten, zoals het was; moge het aldus een laatste hulde zijn aan de voortreffelijke bibliothecaris en aan de beminnelijke mens die Karl Schwarber was.
L.B.