Het Boek. Serie 2. Jaargang 30
(1949-1951)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
Simon Corver in de gevangenis (1536)Onder de Noord-Nederlandse drukkers is Simon Corver een dergenen, naar wie sinds jaren mijn belangstelling en voorliefde uitgaan. Dat er nog steeds grote hiaten in de kennis van zijn levensloop blijven bestaan, betekent voor de onderzoeker een attractie te meer. In een noot voeg ik hier de haast onbescheiden lijst van plaatsen uit dit tijdschrift bijeen, waar ik over hem en zijn familie heb gesprokenGa naar voetnoot1). Bovendien is hij in mijn Patria-boekje, Verboden boeken en opstandige drukkers, als een der vier representatieve figuren van drukkers in de geloofsstrijd uitvoerig behandeld. Vat men in 't kort samen, wat de vermelde opstellen behelzen, dan is zijn curriculum vitae, voor zover die tot nu toe bekend was, als volgt verlopen: Begonnen als kloosterling in Amsterdam en uit die stad verdreven, heeft hij zich, na rondzwervingen tot in Rusland, ao. 1519 te Zwolle gevestigd. Hij richt daar een drukpers, de Officina Corveriana, op, geeft er gedurende een jaar of drie onder meer heel wat Hervormde geschriften uit en is zeer bevriend met de rector van de Latijnse school, Ger. Listrius. Omtrent 1522 eindigt de werkzaamheid van de Zwolse drukkerij, maar juist in datzelfde jaar duikt er te Hamburg een anonieme ketterse pers op. In de korte tijd van haar bestaan - er zijn slechts gedateerde drukken van 1522 en 1523 bekend - worden daar een 15tal uitsluitend Hervormde boeken gedrukt. De meeste in een Nederduits dialect, dat sterke Nederlandse invloeden vertoont; één ervan, een tractaat van Luther, de Expositie des evangelijs van den tien malaetschen (20 Juni 1523; NK. 3461), zelfs in zuiver Nederlands. In een deel dezer Hamburgse drukken is het een en ander, randen en initialen, van het Zwolse materiaal gebruikt en al wachten we nog op het absolute bewijs, dat Simon Corver en de anonieme | |
[pagina 314]
| |
Hamburgse drukker van 1522-'23 identiek zijn, in hoge mate waarschijnlijk is dit wel. In een mijner geciteerde opstellen heb ik, voortbouwend op de waarschijnlijkheid van deze identiteit, terloops de veronderstelling geuit, dat een deel van Corver's ongetekende uitgaven, tot nu toe als Zwolse beschouwd, misschien wel op de Hamburgse pers zijn gedruktGa naar voetnoot1). Een nieuw argument voor dit vermoeden zou men kunnen ontlenen aan het feit, dat twee van zijn drukken, de Fragmenta aliquot van Gochius en de Epistola adv. M. Engelbertum Leydensem, etc. van Wessel Gansfort, beide in onze Ned. Bibliographie als Zwolse vermeldGa naar voetnoot2), voorredes van Luther hebben, die daar voor het allereerst gedrukt zijnGa naar voetnoot3). Het is natuurlijk niet buitengesloten, dat Luther ze aan de geloofsgenoot-drukker in Zwolle toevertrouwde. Maar ligt het niet iets meer voor de hand, dat hij zich tot Corver heeft gewend, toen deze al te Hamburg gevestigd was? Na 1523 waren we Corver's spoor kwijt geraakt. Alleen viel aan te nemen, dat hij niet lang meer als zelfstandig drukker zal zijn opgetreden. Immers, van 1525 af treft men veel van zijn materiaal aan bij de Antwerpse drukker Johannes HoochstratenGa naar voetnoot4), blijkens zijn later avontuurlijk leven mede een aanhanger van de Hervorming. Hier echter was het verhaal over Simon Corver afgebroken en veel hoop het ooit te voltooien had ik niet. Met vreugde heb ik dan ook enige maanden geleden een bewijs omtrent zijn later bestaan ontvangen. Mr. H. de la Fontaine Verwey was zo vriendelijk me te wijzen op het voorkomen van zijn naam in G. Grosheide's Bijdrage tot de geschiedenis der Anabaptisten in AmsterdamGa naar voetnoot5). Dat Schrijfster hem Corner of Comer noemt en verder niets van hem blijkt te weten, doet hier weinig ter zake. Van belang was voor mij het feit, dat hij in 1536 gevangen is genomen en niet minder de bronnen, waaraan mejuffrouw Grosheide dit ontleend heeft. Deze, door haar vermeld als | |
[pagina 315]
| |
Ordonnantien van 13 Juni en 27 Mei 1536, bevinden zich op het Algemeen RijksarchiefGa naar voetnoot1). Daar leest men op fol. LXVI recto: Jan van dam substituyt van dat hy vpten v.en Juny gereyst is deur beuel vanden houe vuyten hage tot binnen der stede van haerlem ende hem aldaer geinformeert vpte name fame ende conuersacie van Jan harcke ende mitsgaders binnen der steede van amsterdam van eenen heer symon coruer priester beyde geuangen vpte voorpoorte vanden voorss. houe... Er volgt een relaas over de afrekening van deze zevendaagse expeditie tegen een beloning van 18 stuivers daags, benevens de vergoeding voor ‘extraordinarys oncosten van wagenhuyer ghins ende weder’ (d.i. heen en weer) en het loon van de bode, ‘die hem die tuygen administreerden’. Alles volgens ordonnancie van 13 Juni 1536. Nog belangrijker bizonderheden vernemen we uit een andere post in dezelfde rekeningen, op fol. CIII recto en verso: Claes Jacobs zoen bickGa naar voetnoot2) bailliu van waterlant van dat hy geapprehendeert heeft eenen heer symon koruer geboeren van Amsterdamme die wel twintich iaeren vuyt hollandt fugityff is geweest ende hem onthouden in oestlandt Diemen seyde eerst de secte van luyter binnen amsterdam gesemineertGa naar voetnoot3) te hebben ende doert scryuen van mijn heere van Hoochstraeten Stadthouder generael is den voorss Claes bick bailliu by hem gereyst van amsterdam tot vtrecht ende hem te kennen gegeuen vanden voorss geuangen ende hem belast heeft te brengen alhier inden Haghe.... Voor deze tocht van drie dagen, inclusief ‘teercosten’ en het overbrengen van de gevangene ‘mit drie dieners’, is op 27 Mei 1536 een vergoeding uitbetaald. Zo blijkt Corver dus al een jaar of twintig geleden uit Holland, dat was in dit geval Amsterdam, te zijn gevlucht, maar nog in 1536 was het daar bekend, dat hij er als eerste de Lutherse secte had ‘gesemineert’, 't geen wel niet anders dan ‘gezaaid’ zal betekenen. Van de ‘wel twintich iaeren’ moeten er vermoedelijk enige afgetrokken worden. Het is tenminste niet aanneme- | |
[pagina 316]
| |
lijk, dat Corver reeds in 1516, dus vóór Luther's revolutionnaire daad van 31 October 1517, een Lutherse secte in Amsterdam zou hebben gesticht. Maar hoe wint onze Simon Corver aan betekenis en invloed, nu de reden, waarom hij uit Amsterdam is verbannen, daar ineens zwart op wit voor ons staat. En hoe merkwaardig wordt het in dit gehele verband, dat de uitgestotene ondanks ketterse gezindheid blijkbaar op de beste voet met zijn vroegere kloostergenoten is gebleven. Getuige de Latijnse Elegia, die hij, eenmaal in Zwolle gevestigd, als een soort rijmbrief tot hen richtteGa naar voetnoot1). Belangrijk is ook de terloopse mededeling, dat hij zich in ‘oestlandt’ - de gewone benaming voor Noord-Duitsland - heeft ‘onthouden’. Dit levert bij de reeds vele bestaande waarschijnlijkheidsbewijzen weer een nieuw op voor de opvatting, dat Corver en de anonieme Hamburgse drukker een en dezelfde persoon zijn. Wel eigenaardig, dat de herinnering aan de Zwolse tussenepisode bij de Amsterdamse berichtgever vervlogen scheen te wezen. Wat heeft er Corver toe gedreven in het voorjaar van 1536 naar Holland terug te keren? De ‘heimelicke treck’, die menig mens naar zijn geboortestad verleidt? Verstandig is die tocht niet geweest. Want op bevel van de Stadhouder Generael Van Hoogstraten wordt hij gevangen genomen door de Baljuw van Waterland en naar de Voorpoort in Den Haag gebracht. Helaas moeten we hier het verhaal over zijn verder lot en de afloop van het proces afbreken, juist nu het op zijn spannendst zou worden. Want op het Algemeen Rijksarchief is bij de sententies van het Hof van Holland geen vonnis op naam van Simon Corver te vinden. Is hij geëxecuteerd? Of opnieuw verbannen? Even treft het mij, dat hij op beide plaatsen in de geciteerde rekeningen als ‘heer’ symon coruer vermeld wordt, in tegenstelling tot zijn medegevangene, Jan Harcke, die dit praedicaat niet krijgt. Een haveloze balling was Corver dus klaarblijkelijk niet, maar hij zag er uit als een ‘heer’. Of is het slechts een eerbetoon, dat men hem als gewezen priester verleende? Vanzelf rijzen er door deze nieuwe gegevens weer andere vragen bij ons op. Waar heeft Corver in Duitsland vertoefd en hoe heeft hij er de kost verdiend in de dertien jaren, na zijn vermoedelijke | |
[pagina 317]
| |
Hamburgse activiteit verstreken? Als zelfstandig drukker zal hij niet meer zijn opgetreden, want in dat geval was er geen reden zijn materiaal in 1525 aan Johannes Hoochstraten te verkopen. De gedachte is bij mij opgekomen, of hij mogelijk naar Wittenberg is getrokken en daar bij de drukker-geestverwant Hans Lufft een betrekking heeft gevonden. In diens drukkerij zijn namelijk, omtrent 1524 en 1525, drie zuiver Nederlandse Luthervertalingen verschenenGa naar voetnoot1). Met wiens assistentie zijn ze tot stand gekomen? Men zal moeten aannemen, dat hier een Nederlandse hulpkracht werkzaam was. Mijn veronderstelling, dat dit misschien wel Corver is geweest, berust echter op geen enkele grondslag. Even goed zou men kunnen vragen, of hij soms de hand heeft gehad in een andere Nederlandse druk, bij Melchior Lotter te Wittenberg omtrent 1525 verschenen, de Achttien Sluitredenen van HubmaierGa naar voetnoot2). En in een Nederlandse Luther-vertaling, de Belydinghe vant aventmael, in 1528 te Wittenberg uitgekomen, doch waarvan tot nu toe geen exemplaar is teruggevondenGa naar voetnoot3). Een open vraag is ook nog steeds, waar Simon Corver het vak geleerd heeft. Als kloosterling zal hij geen gelegenheid hebben gehad, zich in het drukken te bekwamen. Het tijdsverloop tussen de verbanning uit Amsterdam (c. 1518?) en zijn vestiging te Zwolle (1519) is kort en bovendien valt daarin de reis naar Rusland. Zou hierbij Willem Corver, misschien zijn broer, die we feitelijk niet kennen als drukker, doch alleen als uitgever en als boekhandelaar, soms te hulp zijn gekomen? Zo blijven er heel wat vragen om leven en bedrijf van Simon Corver hangen. Maar de laatste vondst brengt ons toch weer een stap verder. Is de gevangenneming in 1536 met de consequenties ervan de tragische finale van zijn leven geweest?
's-Gravenhage, Mei 1950. M.E. Kronenberg. |
|