Het Boek. Serie 2. Jaargang 30
(1949-1951)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||
VariaSamenwerking van Willem Vorsterman en Jan Seversz. te Antwerpen (1528)
| |||||||
[pagina 73]
| |||||||
Er zijn heel wat meer van dit soort afwijkingen, doch het lijkt overbodig ze alle op te sommen. De mogelijkheid blijft ondertussen bestaan, al lijkt ze me gering, dat er exemplaren bestaan van de editie 28 Oct. 1528 met de onveranderde tekst van de Juli-uitgave. Men zij dus op zijn hoede. Tot slot mijn warme dank en hulde aan de heer Dermul, door wiens nauwkeurige vergelijking het verschil der beide uitgaven is ontdekt.
's-Grav., Febr. 1949. M.E. Kronenberg. | |||||||
Over typen van R. Pafraet en Jac. de Breda in de 15e eeuwOorlog betekent geestelijke achterstand, zo niet totale stilstand. Vandaar dat eerst thans de aandacht wordt gevestigd op de voordracht, door L.A. Sheppard op 19 October 1943 voor de Bibliographical Society gehouden, waarvan het onderwerp, Printing at Deventer in the fifteenth centuryGa naar voetnoot1), ons land ten nauwste raakt. De heer Sheppard behoort tot de incunabulisten van het British Museum, die belast zijn met het samenstellen van de Catalogue of hooks printed in the XVth Century in the British Museum, sinds 1908 geregeld verschijnend. Het is een onmiskenbaar feit, dat in Nederland de wetenschappelijke publicaties der grote bibliotheken enigszins in het gedrang komen. Te constateren, dat dit een gevolg is van het tekort aan ambtenaren en mede van de staag groeiende omvang van het dagelijks bedrijf, geeft een verklaring, doch geen verontschuldiging. Want zonder de uitgave van goede catalogi, die toch een der levensvoorwaarden en een noodzakelijke voedingsbodem van dergelijke instellingen blijft, moet het wetenschappelijk peil op den duur onherroepelijk naar beneden gaan. Er is dus wel enige reden zich af en toe wat zorgen te maken over de toekomst onzer bibliotheken. Dan is het een troost de gedachten te laten gaan naar die rustige kamers achter in de British Museum Library, waar een kleine schare van uitgelezen ambtenaren zich zonder stoornis geheel mag wijden aan de studie der incunabelen en op zijn tijd de resultaten publiceert. Wij, de gelukkige gebruikers van de onovertroffen catalogusdelen, weten het allen, niet tot het beschrijven en ordenen der vroege drukken beperken de Londense incunabulisten zich. Zij bieden ons ook nog de gemotiveerde resultaten van hun navorsingen: fijne verschilletjes, in eenzelfde type opgemerkt, en de aanwijzing der dateringen, hierop berustend. De rijke schat van vergelijkingsmateriaal in de bibliotheek stelt hen daartoe in staat. Ben ik goed ingelicht, dan is aan de heer Sheppard de taak toebe- | |||||||
[pagina 74]
| |||||||
deeld de catalogus der Nederlandse incunabelen te maken. Blijkbaar is zijn bovengenoemde voordracht een voorproefje der typenonderzoekingen, in dit verband verricht. Want natuurlijk moest ook hij stuiten op het ingewikkelde probleem, dat de grote gelijkenis van enige typen der Deventer drukkers Pafraet en Breda oplevert en waarbij Haebler's Typenrepertorium ons onvoldoende hulp verleent. Een kleine poging ter onderscheiding van beider type 1, op het eerste gezicht vrijwel identiek, heb ikzelf vroeger in mijn catalogus der Deventer incunabelen gedaan. Het voorlopige resultaat droeg ik toen over ‘aan wie meer drukken, vooral gedateerde en geteekende, van Paffract en Breda kan vergelijken’Ga naar voetnoot1). Het verheugt mij dat thans, meer dan vijfentwintig jaar, nadat ik dit schreef, het vraagstuk overzee opnieuw en met meer succes is aangepakt. Geen reden hier in den brede Sheppard's conclusies weer te geven. Slechts een aansporing tot een ieder, die met vroege Deventer drukken te maken heeft, kennis te nemen van zijn studie. Voor de onderscheiding van Pafraet's typen 1, 3, 5 6 en 7 van de zeer verwante typen 1, 6, 7, 3 en 5 van Breda worden hier, bij enkele afbeeldingen, waardevolle verschilletjes vermeld. Ook voor de veranderingen, omtrent 1483 in Pafraet's type 1 gekomen, geeft Sheppard meer en zuiverder kenmerken dan ik indertijd heb kunnen bijeenbrengen. Eveneens van zijn type 2 worden twee opeenvolgende gedaanten beschreven. Tot slot een kleine correctie in dit voortreffelijke opstel. Een druk van Henric Pietersz. Lettersnijder te Antwerpen, de Miracula confraternitatis septem dolorum b. virginis Marie (CA. 1261), wordt hier op p. 113 nog als verdwenen vermeld. Dit blijkbaar op gezag van Pater B. KruitwagenGa naar voetnoot2). Het enig bekende exemplaar bevindt zich echter wel degelijk nog altijd in de Kon. Bibliotheek van Brussel (sign. A. 1365) en al in 1931 kwam het mij in handen. Het is nu eenmaal niet mogelijk te verwachten, dat een buitenlander kennis neemt van alle Nederlandse publicaties. In Het Boek XXIV (1936-'37), 15-16 had de heer Sheppard anders Pater Kruitwagen's rectificatie over dit eens verloren schaap kunnen aantreffen.
's-Grav., Oct. 1948. M.E. Kronenberg. |
|