Het Boek. Serie 2. Jaargang 29
(1947-1948)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
Boekbanden uit de Oranje Nassau-bibliotheekDe boeken, die tot de oorspronkelijke bibliotheek van de Prinsen van Oranje hebben behoord, vormen ongetwijfeld een van de interessantste verzamelingen in de Koninklijke Bibliotheek. Hoewel deze Oranje-boekerij deerlijk is gedecimeerd door de veiling, die in 1749 is gehouden in het Oude Hof, het Paleis in het Noordeinde, in opdracht van de toenmalige eigenaar, de Koning van Pruisen, een der erfgenamen van de Koning-Stadhouder Willem III, biedt het resterende gedeelte, dat terstond op de veiling is teruggekocht voor Stadhouder Willem IV en daarna is aangevuld met het oorspronkelijk bezit aan boeken van deze Prins van Oranje, steeds stof voor allerlei nasporingen. In de volgende bladzijden wil ik de aandacht vragen voor enkele oude boekbanden, die deel hebben uitgemaakt van deze vorstelijke bibliotheek. De banden in de boekerij van de Prinsen van Oranje zijn niet buitengewoon rijk van versiering, maar enkele ervan mogen met recht zeer merkwaardig worden genoemd en een aantal is dan ook afgebeeld in De Oranje Nassau-boekerij en de Oranje-penningen in de Koninklijke Bibliotheek en in het Koninklijk Penning-kabinet te 's-Gravenhage (Haarlem, 1898) door Dr. W.G.C. Bijvanck. Hiertoe behoort een zeer fraaie Franse band, die waarschijnlijk aan Prins Willem I heeft toebehoord, maar over welke vooralsnog geen nadere gegevens bekend zijn geworden, noch op historisch, noch op stylistisch gebied. Het is daarom een gelukkige omstandigheid voor de Koninklijke Bibliotheek, dat er nog enige banden zijn, die een duidelijk teken vertonen, dat zij aan Prins Willem I hebben toebehoord. Twee ervan zijn gesierd met het wapen van de Prins; zij zijn echter niet in het werk van Dr. Bijvanck opgenomen, want zij zijn eerst in de twintigste eeuw verworvenGa naar voetnoot1). Een van deze banden in de collectie Ant. W.M. Mensing, die in 1909 | |
[pagina 330]
| |
voor de bibliotheek is aangekocht, is van eenvoudig bruin leer, alleen gesierd met het geschilderde wapen van de Prins, terwijl enkele details met goud zijn gestempeld. De inhoud is: Marguerite de Navarre, l'Heptaméron des nouvelles. Paris, B. Prévost, 1559. Een tweede band, waarop het wapen van de Prins en de verdere versiering geheel met stempels op bladgoud is aangebracht, bevat een Plantijnse druk: Charles de Navières, Les cantiques saints en vers françois. Anvers, 1579. Het boek maakt deel uit van de collectie Scheurleer van oude liedboeken, die omstreeks 1930 aan de bibliotheek is gekomen. Het is echter geen unicum, want onlangs heeft Dr. Brummel bij een bezoek aan het Koninklijk Huisarchief opgemerkt, dat het grote overeenkomst vertoont met een dergelijk gezangboek, aangeboden aan H.M. Koningin Wilhelmina in 1909. Bij een nauwkeurige vergelijking blijkt inderdaad, dat beide boeken volkomen gelijk zijn, zodat de vraag rijst, hoe wij het ontstaan van deze twee boekjes moeten verklaren. De meest aannemelijke oplossing verschaft ons de opdracht, die voorin de Cantiques is afgedrukt, en die gericht is tot Prins Willem I en zijn echtgenote Charlotte de Bourbon: waarschijnlijk zijn twee exemplaren speciaal in prachtbanden gebonden en gesierd met het wapen, om aan het prinselijk paar te worden aangebodenGa naar voetnoot1). Tenslotte bezit de Koninklijke Bibliotheek nog een merkwaardige band, die voor Prins Willem I moet zijn bestemd, getuige het opschrift: ‘Illustrissimo Principi Auriaco/D.D. Conradus Leoninus’. De drie eerste woorden zijn gestempeld op het voorplat, de drie laatste op het achterplat. Deze gouden letters vormen de enige versiering van de stoere, bruin leren folioband; de inhoud is Elbertus Leoninus' Centuria consiliorum. Antverpiae, Chr. Plantijn, 1584. Blijkbaar is dit boek ingebonden op last van Conradus Leoninus, de zoon van de schrijver Elbertus Leoninus, de bekende professor uit Leuven, die aanvankelijk Spaans-gezind, naar de zijde van de de Prins is overgegaan en kanselier is geworden van het Hertogdom Gelderland en het Graafschap Zutphen. Misschien heeft dit geschenk de Prins nog bereikt vóór de noodlottige tiende Juli van het jaar 1584. In de catalogi van de prinselijke bibliotheek | |
[pagina 331]
| |
komt het boek echter niet voor en ook Dr. Bijvanck vermeldt het niet. Aangezien de band is gerestaureerd en de schutbladen zijn vernieuwd, kunnen wij uit het boek zelf geen gegevens putten, doch de bestemming van het werk is wel volkomen duidelijk uit het opschrift op de band. Verschillende banden met het wapen van Maurits zijn opgenomen in Bijvanck's werk over de Oranje-boekerij. Deze stukken, vervaardigd van licht perkament en gestempeld met goud, schijnen de moderne en luxueuze banden te zijn geweest uit het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Interessant is het exemplaar met het wapen van Maurits, waaraan de orde van de kousenband is toegevoegd. Maurits is in deze orde opgenomen in 1613 en de statuten in de Engelse perkamenten band met het Koninklijk wapen in goud wordt eveneens in de Koninklijke Bibliotheek bewaard. De boeken uit de tijd van Frederik Hendrik en Willem II bieden geen merkwaardige gegevens over de bindkunst uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, doch tussen de werken, die aan de Oranjeboekerij zijn toegevoegd onder Willem III in de verschillende tijdvakken van zijn veelbewogen leven, zijn er een aantal, waaraan enige beschouwingen kunnen worden verbonden, die hier volgen mogen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw, het tijdperk waarin deze banden zijn ontstaan, is de bindkunst zowel in Nederland als in Engeland tot grote bloei gekomen, een bloei, die ongetwijfeld gedeeltelijk te danken is aan de grote Franse boekbinders uit de eerste helft en uit het midden van de zeventiende eeuw. Van hun kunst is een grote invloed uitgegaan in de omliggende landen en in Nederland vooral op het werk van de boekbinder Magnus. Er zijn in Amsterdam verschillende binders van deze naam geweest, de vader Magnus Hendriksz (1610-1674) en zijn beide zoons Hendrik Magnus (1639-1686) en Albert Magnus (1642-1689). Over de werkzaamheid van deze drie binders zijn een aantal archivalische gegevens bekend, die op verschillende manieren zijn geinterpreteerd en het heeft enige tientallen jaren geduurd, tot Mr. H.F. Wijnman de juiste betekenis heeft kunnen vaststellen. Magnus Hendriksz dan, de zoon van een vlotschuitvoerder, is reeds op jeugdige leeftijd boekbinder geworden. Van zijn werkzaamheid weten wij, dat hij grote bestellingen eenvoudige banden leverde: in 1643 bijvoorbeeld heeft hij 8000 exemplaren Joodse feestgebeden ingebonden, ‘gepapt en met rood besaen beplakt’ terwijl ook de stad Amsterdam hem | |
[pagina 332]
| |
verscheiden opdrachten gaf voor perkamenten prijsbanden van de Latijnse school, banden voor de Stadsbibliotheek en de Hortus en voor de registers van het Spin- en Werkhuis. De oudste zoon, Hendrik Magnus, wordt als boekverkoper en boekbinder beiden vermeld; over zijn werkzaamheid weten wij, dat hij in 1685 banden en ‘schrijfbehoeften’ leverde aan de stad Amsterdam. De jongste zoon, Albert Magnus is door Mr. H.F. Wijnman in 1937 als de belangrijkste figuur uit het geslacht Magnus herkendGa naar voetnoot1) en van hem zijn enige zeer kostbare, aux petits fers gestempelde banden bewaard gebleven. Het kan bijna niet anders, of Albert Magnus moet in de leer zijn geweest bij een van de grote Franse boekbinders uit het midden van de zeventiende eeuw, want zijn banden herinneren in hogen mate aan de kostbare Franse exemplaren. Over een verblijf in Frankrijk bezitten wij echter geen enkel gegeven. Tot de werkstukken van Albert Magnus behoort in de eerste plaats een Bijbel, die hij voor zijn vrouw heeft gebonden ter gelegenheid van hun huwelijk in 1670, nu bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Voorin vindt men een eigenhandige opdracht van Albert Magnus. Deze Bijbel, waarvoor een grote verscheidenheid van stempeltjes is gebruikt, is een volkomen betrouwbaar uitgangspunt voor een studie van de Magnusbanden. Voorts staat vast, dat Magnus in 1679 een band heeft geleverd aan de uitgever Daniel Elzevier om een Vergilius, bestemd voor de Dauphin van Frankrijk. Deze band is afgebeeld door Alphonse Willems in zijn werk Les Elzevier. Bruxelles, 1880, p. 390, doch op het ogenblik is niet bekend, in welke bibliotheek deze is overgegaan. Ook voor de Koning is een dergelijke band bestemd geweest. In 1685 leverde Albert Magnus wederom drie banden voor de Koning van Frankrijk, de Dauphin en minister Louvois, banden, die op het ogenblik evenmin kunnen worden geidentificeerd. Door Prof. BijvanckGa naar voetnoot2) en Mr. Wijnman is nu een aantal banden als werk van Albert Magnus aangewezen, dat tussen 1669 en 1689 moet zijn ontstaan en dat het glanspunt vormt van onze zeventiende-eeuwse bindkunst. Hiertoe behoort ook een band om een exemplaar van Huygens' Koren-bloemen, dat door de dichter is | |
[pagina 333]
| |
voorzien van een opdracht aan de Prinses van Oranje en dat nu wordt bewaard in de bibliotheek van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Amsterdam. In Engeland heeft men te kampen met dezelfde moeilijkheden bij nasporingen naar zeventiende-eeuwse boekbinders. Hier is aan Samuel Mearne de eer toegekend, de grootste boekbinder van zijn tijd te zijn geweest, omdat hij in 1660 werd benoemd tot Royal Bookbinder, een ambt dat hij bekleedde tot zijn dood in 1683. Hoewel verder niets over zijn werkzaamheid als boekbinder bekend is, is een groot aantal van de kostbaarste Engelse banden aan hem toegeschreven en Cyril Davenport heeft een monographie aan hem gewijd met een uitvoerige analyse van zijn bindkunst: Samuel Mearne. Chicago, 1906. Reeds in 1909 volgde een critiek in de Connoisseur door E.A. JonesGa naar voetnoot1) waarin hij zijn twijfel uitsprak aan Mearne's werkzaamheid als boekbinder. In 1918 nam daarop de bekende Engelse bandenkenner Gordon DuffGa naar voetnoot2) het geval Mearne onder de loupe en kwam tot dezelfde conclusie als Jones, namelijk, dat Mearne van zijn beroep uitgever en boekverkoper is geweest en dat de waardigheid van Royal Bookbinder hem in 1660 moet zijn verleend als beloning voor bewezen diensten, omdat de posten van Bookseller en Stationer to the King reeds waren vergeven. Mearne moet een groot zakenman zijn geweest, die aan het hoofd stond van een bedrijf, waaraan weliswaar een boekbinderij was verbonden, doch hierin werkte, zoals uit archiefstukken blijkt, een zekere Suckerman met zijn leerlingen. Opvallend is voorts, dat bekende verzamelaars zoals Samuel Pepys zich nergens over Mearne als boekbinder uitlaten, terwijl zij wel andere binders vermelden. Deze opvatting wordt gedeeld door Mr. G.D. Hobson, aan wie het is gelukt een aantal zeventiende-eeuwse Engelse banden met zekerheid toe te schrijven aan de boekbinder Roger Bartlet uit OxfordGa naar voetnoot3). Deze toeschrijving berust op de vondst van een kostbare Engelse band in Florence, die door Anthony à Wood is besteld bij Bartlet als geschenk aan de Groot-Hertog van Toscane. Met behulp van deze band is het mogelijk een aantal andere, die met dezelfde karakteristie- | |
[pagina 334]
| |
ke stempeltjes versierd zijn, aan te wijzen als werk van Roger Bartlet. Van grote betekenis voor de oplossing van het vraagstuk Mearne is nu, dat enkele zeer opvallende stempeltjes, die een mannenkopje en profil, hetzij naar links, hetzij naar rechts gewend voorstellen, en die Davenport als een kenmerk van de banden van Samuel Mearne beschouwde, voorkomen op de banden van Roger Bartlet. Daarmee gaan enige belangrijke ‘Mearnes’ naar het oeuvre van Bartlet over en de werkzaamheid van Mearne als boekbinder wordt hierdoor nog temeer twijfelachtig. Andere Engelse zeventiende-eeuwse binders waren Richard Balley, Tatnam en Nott, leerlingen van de vermaarde SuckermanGa naar voetnoot1). Ook voor de bestudering van de Engelse bindkunst uit ons tijdperk bestaan dus een aantal gegevens, doch evenals in Frankrijk en Nederland is het moeilijk, hierop voort te bouwen. De Engelse motieven kunnen echter duidelijk van de Franse worden onderscheiden in de versiering der boekbanden; speciaal het ‘cottage’ ontwerp: de dakvormige tekening onder en boven aan de platten, en de stempels met bloemen en guirlandes en vazen, waarmee deze banden dikwijls zijn afgewerkt, zijn karakteristiek. Tijdens het leven van Willem III zijn dus zowel in Nederland als in Engeland kostbare en interessante boekbanden ontstaan, die voor beide landen een belangrijk hoofdstuk vormen in de geschiedenis der kunstnijverheid. Hoewel Willem III niet tot de bibliophielen van zijn tijd kan worden gerekend, heeft hij vooral in Engeland een aantal fraai gebonden boeken bezeten. Maar ook voor 1688 zijn reeds enige met zorg gebonden boeken aan de Haagse Oranje-bibliotheek toegevoegd. Dank zij het onderzoek van de toenmalige bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek Dr. W.G.C. Bijvanck naar de boekerij der Prinsen van Oranje in 1898 zijn reeds geruimen tijd een tiental handschriften en boeken uit de bibliotheek van Willem III geïdentificeerd, doch aan de banden is geen aandacht geschonken. Enkele van deze banden zijn ontstaan in de jeugd van de Prins. Vooral die om het merkwaardige handschrift Discours sur la nourriture de Son Alt. Monseigr. le Prince d'Orange is een interessant voorbeeld van de bindkunst uit de jaren, vóór Albert Magnus een aanmerkelijk hoger niveau bereikte, zowel in zijn ontwerpen als in zijn techniek. Een andere Hollandse bandGa naar voetnoot2) | |
[pagina 335]
| |
is verscheiden jaar later voltooid; deze mag een karakteristiek stuk heten uit het tijdperk van Magnus' werkzaamheid. Weliswaar is het niet een van de door Prof. Bijvanck en Mr. Wijnman erkende Magnusbanden, maar de rol met vogels tussen wingerdranken en de overige randen, benevens twee ornamenten, zijn geheel gelijk aan die op een der Magnusbanden in de Koninklijke Bibliotheek en de band ziet er zeer zorgvuldig bewerkt en stijlvol uit. Uit dit zelfde tijdvak van het stadhouderschap van Willem III vóór de overtocht naar Engeland in 1688 dateren enkele Engelse banden in de Prinselijke bibliotheek. In de eerste plaats dient vermeld te worden het boek in twee delen, dat de Prins in 1670 in Oxford is aangeboden, in deze bundel afgebeeld door Dr. J.H. Kernkamp bij zijn artikel over 's Prinsen reis van dat jaar, en opgenomen in de catalogus van de bandententoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek in 1941, p. 44 no. 5. Een tweede werk uit dit tijdvak is het bekende Latijnse woordenboek van Adam Littleton uit 1678, dat de schrijver heeft voorzien van een eigenhandige opdracht aan de Prins van Oranje. Littleton (1627-1694) verkeerde als kapelaan van Koning Karel II aan het Engelse hof en muntte uit door zijn geleerdheid. Hij was zowel theoloog als classicus, orientalist en wiskundige en bovendien was hij een beroemd verzamelaar van kostbare handschriften en boeken. Aanvankelijk was hij verbonden aan de school van Westminster, doch hij stichtte later een eigen school in Chelsea, waar hij bovendien rector is geweest van de parochie sinds 1669Ga naar voetnoot1). De band van het woordenboek, aangeboden aan Willem III, zal naar alle waarschijnlijkheid in Londen zijn vervaardigd door een binder, die werkzaam was voor de kringen van de hofhouding. Het boek was Dr. Bijvanck nog niet in handen gekomen, maar het komt reeds voor in de catalogus van Anthony Smets. Tenslotte verdienen de aandacht enkele boeken met bijzondere banden die niet door Smets zijn gecatalogiseerd, doch die tot de boekerij van de Koning-Stadhouder in Engeland hebben behoord. Het belangrijkste gedeelte van deze boeken is in Engeland gebleven en een aantal banden met het wapen of monogram van Willem III en Maria zijn dan ook vermeld in Engelse werken over boekbanden. Sir Richard Holmes heeft in zijn Specimens of Royal fine and historical bookbinding selected from the Royal Library, Windsor CastleGa naar voetnoot2) twee banden | |
[pagina 336]
| |
van Willem III afgebeeld waarvan er een versierd is met het wapen en monogram en de andere, bevattende een handschrift van Statutes of the Order of the Garter, met het wapen van de Koning als hoofd van de Orde. Ook het Brits MuseumGa naar voetnoot1), de University Library in CambridgeGa naar voetnoot2) en Canterbury CathedralGa naar voetnoot3) bezitten boeken van Willem III terwijl andere exemplaren in particulier bezit zijn, bijvoorbeeld in de bibliotheek van J.R. Abbey. Bij deze banden zijn zeer kostbare stukken, hetgeen niet kan worden gezegd van de werken in de Koninklijke Bibliotheek. Toch zijn deze als een herinnering aan de Koning-Stadhouder en aan Koningin Maria een merkwaardig bezit. Het gaat hier om enige boeken, in Engeland gedrukt en gebonden, en wel drie bundels preken met op de banden het monogram van Willem en Maria; een stichtelijk werk van William Sherlock met het wapen van de Koning en de Koningin op het voorplat, en een boek, gebonden door Robert Bartlet met een ex-libris van de Oranje-Nassau bibliotheek te Dillenburg. Langs welke weg nu hebben deze werken van Engeland den Haag en de Koninklijke Bibliotheek bereikt? Met behulp van enkele boeken, die een duidelijk kenteken vertonen, dat zij afkomstig zijn uit Engels Koninklijk bezit van de laatste decennia van de zeventiende eeuw, kan worden aangetoond, dat er werken uit de bibliotheek van Willem III aan zijn erfgenamen in Friesland zijn gekomen en wel aan Johan Willem Friso en daarna aan diens zoon, de latere stadhouder Willem IV. Van de bibliotheek van de laatste bestaan namelijk twee geschreven catalogi waarvan de oudste in 1746 is samengesteld door de boekverkoper Hendrik Strick. De titel luidt: Catalogus librorum, qui reperiuntur in Bibliotheca Leovardiensi Serenissimi et Celsissimi Principis Arausionensium NassauiorumqueGa naar voetnoot4). De tweede catalogus is in 1751 in 's-Gravenhage geschreven door de bibliothecaris, Prof. Salomon KönigGa naar voetnoot5), toen Willem IV reeds enige jaren Erfstadhouder was en zich in Den Haag had gevestigd. In deze catalogus is een aparte lijst opgenomen van de handschriften en boeken, die op de veiling van 1749 zijn gekocht uit de oude Oranje-bibliotheek Bovendien is er nog een catalogus bewaard gebleven van de hand- | |
[pagina 337]
| |
schriften, in Prinselijk bezit omstreeks 1760, bestaande uit 32 bladen blauw papier, waarop fiches zijn geplakt met de titels van de verschillende manuscriptenGa naar voetnoot1). Deze Stadhouderlijke bibliotheek is in 1798 met de boekerijen van de beide zonen van Willem V en met die van Hun Hoogmogenden en van het College van de Gecommitteerde Raden van het voormalig Gewest Holland tot de Nationale Bibliotheek verenigd, die ter beschikking stond van de juist verkozen volksvertegenwoordiging en beheerd werd door de Abbé Flament. In 1800 is de eerste catalogus van deze bibliotheek uitgegeven, waar Flament nog enige supplementen aan heeft toegevoegd. Deze catalogus van 1800 bevat dus voor het grootste gedeelte werken, die in de achttiende eeuw deel hebben uitgemaakt van de stadhouderlijke bibliotheek. In de drie genoemde catalogi nu zijn de titels opgenomen van enkele boeken uit het persoonlijk bezit van Willem III en Maria uit Engeland en wel in de eerste plaats een Bijbel met gebedenboek, gebonden in rood fluweel, waarin de Koningin eigenhandig heeft geschreven: ‘This Bible was given the King and I at our Crownation aprill ye 11th 1689. Marie R.’Ga naar voetnoot2). Twee banden uit het bezit van de vader van Koningin Maria, reeds vroeger door mij beschrevenGa naar voetnoot3), zijn gesierd met het monogram van Jacobus II als Hertog van York. Met behulp van de beide catalogi van de bibliotheek van Willem IV en de catalogus van de Nationale Bibliotheek van 1800 kunnen wij vaststellen, dat ook deze werken via Friesland in de Koninklijke Bibliotheek zijn gekomenGa naar voetnoot4). Twee andere werken zijn eveneens van een Engels kenmerk voorzien namelijk de inscriptie ‘Whitehall’ op het titelblad, kennelijk in beide gevallen door dezelfde hand geschreven. | |
[pagina 338]
| |
Een ervan, The Memoirs of Sir James Melvil of Hal Hill, London, 1683 is reeds door Dr. Bijvanck vermeld als een boek uit de bibliotheek van Willem IIIGa naar voetnoot1). Het andere, Richard Baker's Chronicle of the Kings of England, London, 1684 wordt vermeld in de catalogus van de bibliotheek van Willem IV uit Leeuwarden van 1746 op p. 162 na het exemplaar van 1679 als: the same book 1684. In de latere catalogi is het boek niet opgenomen, hoewel het nog steeds in de Koninklijke Bibliotheek aanwezig is. Het werd ongetwijfeld als onbelangrijk beschouwd en bij de dubbele en ‘middelmaatige’ werken gevoegd waarvan de Commissie van Toezicht in 1799 melding maakte in haar rapportGa naar voetnoot2). In elk geval is duidelijk, dat ook dit boek van Whitehall naar Leeuwarden is overgebracht. Hetzelfde kan terstond worden aangetoond van het werk van William Sherlock met het wapen van de Koning-Stadhouder en Koningin Maria op de band, want dit is opgenomen in de beide catalogi van Willem IV, die uit Leeuwarden en uit 's-Gravenhage, en in de catalogus van de Nationale Bibliotheek van 1800. De drie bundels preken echter worden voor het eerst vermeld in de catalogus van de Nationale Bibliotheek uit 1800. Dat zij in de Nationale Bibliotheek zijn gekomen uit de Stadhouderlijke boekerij blijkt duidelijk uit een bijzonder kenteken op de schutbladen van de drie delen. Hier is namelijk een smal strookje papier bevestigd met lak (de stempel is niet te onderscheiden), waarop is geschreven; ‘Ce livre appartient au Prince’, waarmee, zo al niet Johan Willem Friso, dan een van de latere Prinsen van Oranje moet zijn bedoeld. In een van de delen is bovendien ‘Whitehall’ op het schutblad geschreven. Het monogram van de Koning en Koningin dat op deze banden is gestempeld, komt slechts op vijf andere werken voor, en mag dus wel een merkwaardige versiering heten. Tenslotte zij dan nog vermeld het boek van Robert Plot, The natural history of Oxford-shire, being an essay toward the natural history of England, Oxford, 1677, dat gebonden is door Roger Bartlet, de binder uit Oxford, die de band voor de Groot-Hertog van Toscane heeft geleverd aan Anthony à Wood. Zijn werk is terstond te herkennen aan de karakteristieke stempeltjes: het mannenkopje, de bloem, de eikenblaadjes, die met goud op het | |
[pagina 339]
| |
rode marokijn zijn gedrukt. Het ontwerp is het bekende ‘cottage’ motief, dat op de meeste banden van Bartlet is aangebracht. In het boek is een gedrukt ex-libris uit de achttiende eeuw geplakt met het opschrift: Ad Bibliothecam Principalem Arausio- Nassauiensem Dillenburgicam. In het jaar 1739 zijn de Dillenburgse ezoittingen van Nassau aan het geslacht Oranje-Nassau gekomen dbor het uitsterven van het regerend vorstenhuisGa naar voetnoot1). Dat de Dillenburgse bibliotheek in deze jaren al bestond blijkt uit een catalogus in handschrift, die is samengesteld voor de laatste vorst, Christian, in het jaar 1726 en die nu in de Koninklijke Bibliotheek wordt bewaardGa naar voetnoot2). In de catalogus komt het werk van Plot niet voor. Het meest waarschijnlijk is, dat een dergelijk typisch Engels boek in een Oxfordse band tijdens Willem III aan het boekenbezit van het Huis van Oranje is toegevoegd en onder de regering van de Prinsen van Oranje in Dillenburg in de bibliotheek is opgenomen. Hoe dit gebeurd is kunnen wij echter alleen maar gissen, doch het ex-libris getuigt ervan, dat het werk tot de Oranje-Nassau bibliotheek heeft behoord in de achttiende eeuw. Onder-Koning Willem I is het daarna in een van de zendingen boeken, die bestemd waren voor de Koninklijke Bibliotheek, naar Den Haag overgebrachtGa naar voetnoot3). Van de reeds bekende werken uit de bibliotheek van den Koning-Stadhouder Willem III volgt hier de beschrijving van de band van het handschrift Discours sur la nourriture de S.A. van omstreeks 1654, een manuscript dat ongetwijfeld het authentieke exemplaar is uit de bibliotheek van de Oranjevorsten, en de band om het werk van Paffenrode met de randen en ornamenten van Albert Magnus. Het Latijnse woordenboek van Adam Littleton, de drie delen preken en het werk van Sherlock zijn door Dr. Bijvanck niet opgenomen in De Oranje Nassau-boekerij, reden waarom de banden hier worden beschreven, terwijl ook de band van Roger Bartlet uit Dillenburg is beschreven met behulp van de nieuwe gegevens.
i. Inhoud: Discours sur la nourriture de Son Alt. Monseign. le Prince d'Orange. Handschrift met 412 voorschriften, c. 1654. | |
[pagina 340]
| |
Beschrijving van de band: Groen marokijn, gestempeld met goud. 's-Gravenhage? c. 1654. 240 × 178 mm. Op beide platten dezelfde versiering, bestaande uit drie randen, een groot ornament in het midden en twee losse stempeltjes. Van buiten naar binnen: 1. een rand gevormd door twee lijnen met aan de buitenkant een rolstempelrandje, gevormd door de herhaling van twee boogjes, het tweede om het eerste, met een stip erboven. 2. een rolstempel met een hertenjacht tussen ranken; aan weerszijden een kettingvormig randje. 3. een rand, gevormd door twee lijnen met aan de binnenkant de afdrukken van losse stempeltjes, beurtelings een bloem onder een boogje en een driehoekig stempeltje met een plantaardig motief. Op de hoeken tussen de twee buitenste randen een ruitvormig bloemenstempeltje; tussen de beide binnenste randen tien maal de afdruk van een vogel met uitgespreide vleugels (8 × 5 mm). Rug met vijf ribben; in de vakken langs de kant zes maal het driehoekige stempeltje, in het midden het ruitvormige bloemenstempeltje; op de kanten het kettingvormige randje; vergulde snede, sporen van vier linten. (Zie afb. 1). Opmerkingen: Dit handschrift wordt vermeld in de catalogi van de Haagse Oranje-bibliotheek en wel in de catalogus van de bibliotheek van Willem III door Anthony Smets op fol. 146, no. 1464; in de catalogus van de veiling van 1749 als no. 49; in de catalogus van de bibliotheek van Willem IV uit 1751 door Samuel König bij de aankopen uit de veiling van 1749, fol. 159: manuscrits in quarto no. 49; in de catalogus van de handschriften van Willem V, c. 1760 fol. 7, recto. Het handschrift heeft dus van de zeventiende eeuw af deel uitgemaakt van de Prinselijke bibliotheek en moet het oorspronkelijke exemplaar zijn voor de opvoeders van Willem III. Een tweede exemplaar was in de bibliotheek van Ant. W.M. Mensing te Amsterdam, die in 1937 is geveild in Londen (Sotheby) als no. 609. De band is afgebeeld in de veilingcatalogus en toegeschreven aan de boekbinder Jacob Magnus, die omstreeks 1645 werkzaam was in den Haag. Inderdaad vertoont de band grote overeenkomst met de bekende banden, niet van Jacob, maar van Albert Magnus en dientengevolge kan hij niet veel voor 1670 zijn ontstaan, het tijdperk, dat Mr. Wijnman heeft aangewezen voor de aanvang van Albert Magnus' werkzaamheid als boekbinder. Het handschrift moet dus vijftien à twintig jaar na de geboorte van Willem III zijn ingebonden voor de toenmalige eigenaar van het tweede exemplaar. Aangezien deze prachtband | |
[pagina t.o. 340]
| |
Afb. I. Nederlandse band c. 1654.
| |
[pagina 341]
| |
waarschijnlijk niet tot de Oranje-boekerij heeft behoord zullen er geen gegevens kunnen worden opgespoord uit de rekeningen van het Prinselijk Hof betreffende het tijdstip van betaling van Albert Magnus zoals Mr. Wijnman scherpzinnig had verondersteldGa naar voetnoot1). Hiermee vervalt echter ook de mogelijkheid, om aan de hand van archivalia uit te maken, of deze band werkelijk door Albert Magnus is geleverd, hetgeen met behulp van de afbeelding in de veilingcatalogus Mensing niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Mr. Wijnman deelde mij zelfs mee, dat hij geneigd is, deze toeschrijving aan Magnus terug te nemen. Wij bezitten in de band om het handschrift in de Koninklijke Bibliotheek een merkwaardig voorbeeld van de Nederlandse bindkunst omstreeks het midden van de zeventiende eeuw, dat ons een gedeelte van het materiaal toont van een, zeer waarschijnlijk, Haagse boekbinder c. 1650, bestaande uit drie randen, vier losse stempeltjes, waarvan er twee gebruikt zijn voor een rand, die met de hand en niet met een rolstempel is aangebracht, en een groot middelornament. De tekening van de stempeltjes en randen getuigt niet van grote kunstvaardigheid, maar is zeer curieus, in het bijzonder de stempel met de vogel. Zou deze band nu misschien aan Jacob Magnus kunnen worden toegeschreven, is men geneigd te vragen. Jammer genoeg kan deze toeschrijving nergens op worden gebaseerd, want wij kennen geen enkele band van Jacob Magnus en de gegevens over zijn werkzaamheid zijn slechts zeer fragmentarischGa naar voetnoot2).
II. Inhoud: Johan van Paffenrode. Der Griken en Romeynen krijgs-handel. Gorinchem, Paulus Vink, 1675. Beschrijving van de band: Bruin gemarmerd kalfsleer, gestempeld met goud. Amsterdam? tussen 1675 en 1686. 410 × 245 mm. Op beide platten dezelfde versiering, bestaande uit zes randen, met rolstempels aangebracht, waarbinnen een ovale lauwerkrans. Langs de kant van de platten van buiten naar binnen: 1. een rand van kantwerk 2. een rand bestaande uit twee lijnen met aan weerszijden een randje van figuurtjes, gevormd door telkens drie stippen. 3. een rand met vogels in wingerdranken met druiventrossen. 4. een zelfde rand van twee lijnen met stippen aan weers- | |
[pagina 342]
| |
zijden. Midden op de platten is een rechthoek gevormd door middel van dezelfde rand met kantwerk waarbinnen een rand van twee lijnen met aan weerszijden stippen. Op de hoeken van de rechthoek twee ornametjes; binnen de rechthoek een ovale krans. Rug met zes ribben; in een der vakken de titel in gouden letters op rood marokijn; in de overige vakken het kleinste van de twee ornamentjes, een randje van twee lijnen en stippen, enkele kleine stempeltjes; op de kanten een rolstempelrandje; vergulde sneden; de beide schutbladen voorin zijn gedeeltelijk afgesneden. Opmerkingen: de twee ornamentjes, die elk met een enkele stempel zijn gedrukt en de randen zijn dezelfde als die op een der mooiste Magnusbanden in de Koninklijke BibliotheekGa naar voetnoot1). De ovale lauwerkrans op het midden der platten is echter een versiering, die bij mijn weten niet op Magnusbanden voorkomt. Het is een motief, dat reeds aan het eind van de zestiende eeuw in Frankrijk werd gebezigd, terwijl het al spoedig daarna ook op Nederlandse banden voorkwamGa naar voetnoot2). Op een boekband aux petits fers door Albert Magnus uit 1675 zou men het echter niet meer verwachten. De band kan daarom ook niet met zekerheid aan Magnus worden toegeschreven, maar moet wel in zijn naaste omgeving zijn ontstaan, aangezien de randen en ornamentjes door Magnus zelf zijn gebruikt. De band is voltooid tussen 1675 en 1686, het jaar, waarin de catalogus van Smets is gereed gekomen, die de Paffenrode vermeldt op fol. 203 no. 263. Dit tijdperk valt samen met de werkzaamheid van Magnus, die volgens Mr. Wijnman moet worden gedateerd van c. 1670 tot 1689Ga naar voetnoot3).
III. Inhoud: Adam Littleton. Linguae Latinae liber dictionarius quadripartitus. A Latine dictionary, in four parts. London, | |
[pagina t.o. 343]
| |
Afb. II. Engelse band 1678.
| |
[pagina 343]
| |
printed for T. Basset, J. Wright and R. Chiswell, 1678. 2 vol. Part IV is getiteld: Dictionarium Latino-barbarum. 1677. In beide delen een eigenhandige opdracht van de schrijver aan Willem III. Beschrijving van de band: rood marokijn, gestempeld met goud. Londen? c. 1678. 262 × 205 mm. Op beide platten dezelfde versiering, bestaande uit een driedubbele rand, waarbinnen losse stempels. De rand is gevormd door drie rolstempels: 1. rand met een bloem in een cirkeltje. 2. rand mettulpen. 3. twee lijnen met een randje van telkens drie stippen. Het middenvak is verdeeld in een ruit in het midden en zes driehoeken rondom door middel van een dubbele rij zogenaamde drawerhandle stempels met drie gouden stippen tussen de uiteinden; binnen deze figuren een versiering met pointillé stempels, die ruiten en rozetten vormen; rondom stempeltjes met rozetjes en cirkeltjes. Rug met vijf ribben; in twee der vakken de titel, in de vier overige een versiering van losse stempeltjes; op de kanten en aan de binnenzijde van de platten de eerste rolstempel met de bloem in een cirkeltje; vergulde snede. Opmerkingen: de drie randen komen algemeen voor; de rand met tulpen komt geheel overeen met die op de banden, welke in 1670 aan Willem III zijn aangeboden in Oxford. Deze randen met tulpen zijn een bekend motief uit het einde van de zeventiende eeuw en de eerste helft van de achttiende eeuw. Een voorbeeld op een boek van 1694 uit de bibliotheek van Samuel Pepys is in Magdalene College in CambridgeGa naar voetnoot1). De stempels met de drawerhandle en de pointillé stempels herinneren aan die van een binder, die in Londen voor het Engelse hof werkzaam was tussen 1670 en 1690Ga naar voetnoot2). De stempels op Littletons band zijn echter grover, en het stempelwerk is lang niet feilloos, maar toch is de versiering zeer decoratief. Het werk is vermeld in de catalogus van A. Smets, fol. 79, no. 1238, 1239. (Zie afb. II).
IV. Inhoud: Verzameling van preken, in de jaren 1689-1692 voor de Koning en de Koningin gehouden, en bij enkele officiele gelegenheden; met afzonderlijke titelbladen en geschreven indices. 3 delen. Op de schutbladen is met lak een strookje papier bevestigd met de woorden: ‘ce livre appartient au Prince’, de afdruk van de stempel in het lak is niet duidelijk; in het deel van | |
[pagina 344]
| |
1692 alleen nog het lak, het strookje papier is verdwenen; op de eerste bladzijde van de index in handschrift: Whitehall. Beschrijving van de drie banden: 1690. bruin marokijn, gestempeld met goud. Londen? c. 1690. 217 × 160 mm. Op beide platten drie randen: 1. twee lijnen. 2. drie lijnen. 3. binnenste rand met bloemen in boogjes; de hoeken van de drie randen zijn verbonden door twee lijnen; op de snijpunten rosetten. Rug met vijf ribben; in een der vakken: Sermons 1690; in de overige het monogram van Willem III en Maria, omgeven door twee palmtakken en met een kroon erboven; monogram 14 mm hoog, 9 mm breed; rondom vier lauriertakken, zes stippen; aan weerszijden een driehoekig ornament; boven en onder aan de rug een randje, tevens op de ribben, op de kanten en aan de binnenzijde van de platten; vergulde snede, gemarmerde schutbladen. 1691. rood marokijn, gestempeld met goud; Londen? c. 1691. 223 × 159 mm. op beide platten dezelfde versiering: langs de kant twee lijnen; hierbinnen een rechthoek, gevormd door twee lijnen, met een kleinere rechthoek erin, gevormd door drie lijnen; de hoeken van deze twee rechthoeken zijn verbonden door drie lijnen; op de hoeken van de buitenste rechthoek het monogram van Willem III en Maria; op de vier zijden een versiering van ranken, bloemen en distels met zeer fijne stempeltjes; in de hoeken van de binnenste driehoek een distel. Rug met vijf ribben; in een der vakken: Sermons 1691 en twee engelenkopjes; in de andere het monogram van Willem III en Maria; hier onder twee engelenkopjes; opzij twee driehoekige ornamenten, bovenaan twee vlindervormige stempeltjes; rondom stippen; boven en onderaan de rug een randje, tevens op de kanten en op de binnenzijde van de platten; vergulde sneden, gemarmerde schutbladen. 1692: Blauw marokijn, gestempeld met goud. Londen? c. 1692. 227 × 175 mm. Op beide platten dezelfde versiering: langs de kanten twee lijnen; hierbinnen een rechthoek, gevormd door drie lijnen; op de hoeken een gestyleerde bloem; op de zijden een driehoekig ornament; binnen deze rechthoek een kleinere rechthoek gevormd door twee lijnen met aan de binnenkant een rolstempel met bloemen in boogjes; midden op de vier zijden een vlindervormig ornament. Rug met vijf ribben; in een der vakken: Sermonn 1692; in de overige het monogram van Willem III en Maria binnee een dubbele cirkel; onderaan twee engelenkopjes, bovenaan twe, vlindervormige ornamenten, op zij twee driehoekige stempelss | |
[pagina 345]
| |
rondom stippen; boven en onderaan de rug een dubbele rand met bloemen in boogjes, eveneens een rand op de kanten en aan de binnenzijden van de platten; vergulde sneden, gemarmerde schutbladen. Opmerkingen: van deze drie banden is de tweede uit 1691 het rijkst versierd met zeer fraai gesneden stempeltjes. De merkwaardigste versiering op deze drie banden is het stempeltje met het dubbele monogram van Willem III en Maria. Er hebben twee stempels bestaan met het monogram van de Koning en de Koningin beiden, een grote en een kleine, die beide voorkomen op een band in de University Library in Cambridge met als inhoud; W. Salmon. Complete English physician, London, 1693Ga naar voetnoot1). Het kleinste monogram is gebruikt voor de drie delen Sermons in de Koninklijke Bibliotheek. Voorts zijn nog vier bijbels, gedrukt in Oxford gesierd met het dubbele monogram, een exemplaar van Richard Lucas. An enquiry after happiness, London, 1690-1692 en een losse band in de bibliotheek van Canterbury CathedralGa naar voetnoot2). Het monogram van Willem III en Maria komt dus slechts zelden op boekbanden voor. Curieus is, dat ook de stempels met engelenkopjes in het einde van de zeventiende eeuw niet dikwijls gebruikt zijn. Als voorbeelden kunnen dienen twee boeken uit de bibliotheek van Samuel Pepys, nu in de bibliotheek van Magdalene College, CambridgeGa naar voetnoot3). De drie bundels preken zijn vermeld in de catalogus der Nationale Bibliotheek (1800), no. 311.
V. Inhoud: (William) Sherlock. Reflexions sur la mort, ou l'on presse la nécessité de bien vivre pour bien mourir. Traduit par un refugié. Londres, B. Griffin et D. du Chemin, 1693. Beschrijving van de band: donkerblauw marokijn, gestempeld met goud. Londen? c. 1693. 160 × 93 mm. Op beide platten dezelfde versiering, bestaande uit het Koninklijk wapen met de letters W.R. en M.R.; rondom een rechthoekige lijst gevormd door twee lijnen; in de hoeken en op de lange zijden van de omlijsting een ornament, gevormd door losse stempeltjes. Rug met vijf ribben; op de ribben rozetten; in het midden en in de hoeken van de vakken ornamentjes; op de kanten een randje; vergulde snede gemarmerde schutbladen. | |
[pagina 346]
| |
Opmerkingen: het wapen in deze vorm komt voor op een Book of common prayer. Oxford, 1681 in het Brits MuseumGa naar voetnoot1). Dit werk van Sherlock wordt vermeld in de volgende catalogi: Catalogus van Willem IV, Leeuwarden, 1746, p. 94. Catalogus van Willem IV, 's-Gravenhage, 1751, fol 87 recto. Catalogus van de Nationale Bibliotheek, 1800, no. 348.
VI. Inhoud: Robert Plot. The natural history of Oxford-shire, being an essay toward the natural history of England. Oxford, Theater, 1677. Met ex-libris van de Oranje Nassau-bibliotheek te Dillenburg en nummer: Db 1374. Beschrijving van de band: rood marokijn, gestempeld met goud. Oxford, gebonden door Roger Bartlet, c. 1678. 380 × 237 mm. Op beide platten dezelfde versiering, een z.g. ‘cottage’ ontwerp, gevormd door een rechthoek met bovenaan en onderaan een dakvormige afsluiting, bestaande uit twee randen, van telkens vijf bloemenstempels. De beide lange zijden van de rechthoek zijn gevormd door een rolstempelrand met bloemen en een stippellijn aan de buitenkant, de korte zijden door twee lijnen verlengd door een stippellijn. De uiteinden van het ‘dak’ steken buiten de rechthoek uit en van de uiteinden hangen festoenen af; op de vier hoeken van de rechthoek binnen het ‘dak’ een mannenkopje; deze zijn naar elkaar toegewend en stellen een man voor en profil met lange lokken; binnen het dak ranken met gebladerte en bloemen; langs de kant van de platten een tweede smalle rolstempelrand met bloemen. Rug met zes ribben; vier van de vakken zijn geheel met stempels gevuld; de drie vakken, die ertussen liggen bevatten de titel of een ornament met vier bloemen in het midden en stempeltjes in de hoeken; versierde kanten; vergulde snede. (Zie afb. III). Opmerkingen: de toeschrijving aan Roger Bartlet berust op een passage in Anthony à Wood, Life and timesGa naar voetnoot2): ‘To Bartlet for the rich binding of the Oxford Antiquities for the Duke of Florence £1.’ Met deze Oxford Antiquities is bedoeld: Ant. à Wood, Historia et antiquitates Universitatis Oxoniensis, Oxford, 1674. Een exemplaar van dit werk in een kostbare Engelse band wordt bewaard in de Biblioteca Nazionale in Florence; het is afkomstig uit het bezit van de Groot-Hertogen. Met behulp van deze band heeft | |
[pagina t.o. 346]
| |
Afb. III. Band door Roger Bartlet, Oxford.
| |
[pagina 347]
| |
Mr. G.D. Hobson een aantal andere als werk van Roger Bartlet kunnen identificerenGa naar voetnoot1). De band in de Koninklijke Bibliotheek vertoont grote overeenkomst met een der banden in de bibliotheek van J.R. Abbey. De randen, die de rechthoek en het ‘cottage dak’ vormen, de afhangende festoenen, de karakteristieke blaadjes en de gestyleerde bloem benevens de mannenkopjes komen alle voor op deze band, terwijl ook de rolstempelrand langs de kanten van de platten en de versiering van de rug verwant zijn. De versiering van de Haagse band is echter minder rijk, want de vulling van de rechthoek ontbreekt. Toch is ook deze band met de fijne stempeltjes en de zeer zorgvuldige afwerking een bijzonder mooi en decoratief stuk. E. de la Fontaine Verwey |
|