Het Boek. Serie 2. Jaargang 29
(1947-1948)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het album amicorum van Bernardus Paludanus (Berend ten Broeke)Een album amicorum bedoelt gewoonlijk niets anders te zijn dan een herinneringsalbum voor de bezitter persoonlijk. Iets waarnaar hij, oud geworden, op een lange donkere winteravond grijpen kan. En dan zal hij, al bladerend er in, al gauw in gemijmer verzonken zijn; taferelen, landschappen, gezichten en gestalten, vaag of duidelijk, kleurrijk of versluierd, zullen uit de bladzijden voor hem oprijzen en hij zal zich weer jong en sterk voelen als in die dagen, toen het leven nog voor hem lag. Zo kan men zich tenminste voorstellen, dat Bernardus Paludanus in de verarmde ouderdom van zijn tachtigjarig leven menige avond zal gezeten hebben met zijn album amicorum in de handen, terwijl zijn gedachten teruggingen naar het blakerende Jeruzalem, het bonte Italië, de strenge universiteit van Padua. De vele kleurige tekeningen, de namen, vluchtig neergepend of keurig geschreven, al of niet vergezeld van een uitgezocht citaat of een hartelijke betuiging van vriendschap en bewondering, deze allen zullen het passende decor gevormd hebben voor het spel van zijn verbeelding, dat hem terugvoerde naar al die verre streken met hun vaak wonderlijke gewassen en producten, waar zijn reis- en onderzoekingslust hem heen had gedreven. Een reislust, die hij helaas niet zo zeer heeft kunnen bevredigen als hij wel gewild had. Paludanus had overigens meer herinneringen aan zijn reizen dan dit boekje met namen van geleerden, studenten en groten der aarde, die ‘amicitiae et memoriae ergo’ hun groet opdroegen ‘viro celeberrimo ac clarissimo Domino Bernardo Paludano a Steenwijck’. Hij had op die tochten ook merkwaardige producten, planten, zaden, gesteenten verzameld en deze waren de grondslag geworden voor zijn exotische verzameling, die de naam van ‘Admiranda’ verwierf en in het begin van de zeventiende eeuw geleerden en vorsten uit geheel Europa er toe bracht hun reis in Enkhuizen te onderbreken om het kabinet van Paludanus te be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zichtigen. Ook hun namen prijken in het album en het moet voor Paludanus een voldoening geweest zijn op zijn oude dag bij het herlezen de glorie van het bezoek weer te beleven. Inderdaad, menig album amicorum en zeker dit van Paludanus zou kunnen inspireren tot een boeiende historische roman en een kleurige zedenschildering. Maar wij, weet-graag nageslacht, zoeken niet in de eerste plaats deze de verbeelding prikkelende zijde van het album amicorum en het zijn dan ook andere, meer wetenschappelijke en nuchtere redenen, die voor de Koninklijke Bibliotheek de drijfveer zijn geweest om aandacht te besteden aan deze alba en een collectie er van te vergaren. Het album amicorum kan ons veel leren, niet alleen over de bezitter, maar ook over degenen, die hun naam er in gezet hebben. Schilders en tekenaars, dichters en schrijvers voegen soms aan hun handtekening een proeve van hun kunst toe; of heel nuchter, het kan soms van nut zijn te weten, dat een bepaald persoon op een zekere datum in een bepaalde plaats geweest is en daar de bezitter van het album moet ontmoet hebben. Behalve dan nog het feit, dat menig album amicorum op zichzelf alleszins de moeite waard is om wat meer van nabij bekeken te worden. En tot deze laatste groep behoort zeer zeker het album van Berend ten Broeke - of Bernardus Paludanus, met welke verlatijnste naam hij zich het liefst noemt - dat enige jaren geleden door schenking in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek gekomen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eigenaarWie was, allereerst, deze Bernardus Paludanus? Berend ten Broeke werd, volgens het epitaphium, dat zijn nakomelingen voor hem in de kerk te Enkhuizen hebben opgericht, in 1550 te Steenwijk geborenGa naar voetnoot1). Over zijn jeugd is ons niets be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kend. Volgens een eigenhandige aantekening op fol. 586 r. in het album amicorum had Berend ten Broeke nog vijf broers en twee zusters. Hij moet in Duitsland gestudeerd hebben en in 1577 een reis gemaakt hebben naar Litauen en Polen. 30 April 1578 werd hij geïmmatriculeerd te Padua en van hieruit maakte hij in 1578 en 1579 zijn grote reis naar het Heilige Land, Egypte en Malta. Het volgende jaar, Juli 1580, promoveert hij te Padua tot doctor in de philosophie en de medicijnen. Niet lang na zijn promotie moet hij zijn opgebroken uit Italië, want in September vinden wij hem in Leipzig. Hij moet enige tijd rust gevonden hebben in Waldenburg, waar hij lijfarts van de Heren van Schönburg is geweest. Maar reeds in Februari 1581 trekt hij daar weg en, zwervend door Duitsland, gaat hij nu toch langzaam op huis aan. In October 1581 is hij terug in Steenwijk, wordt de 20ste December van dat jaar benoemd tot stadsmedicus te Zwolle en op 5 Februari 1586 in hetzelfde ambt te Enkhuizen. Aan zijn reizen is hiermee een einde gekomen; met uitzondering van een reis naar Engeland en een naar Duitsland in de jaren 1590. Dit is het relaas van Paludanus' leven, zoals dr. Hunger het in zijn opstellen geeft. Wij zullen zien, dat er, wat de reizen betreft, bij een nadere bestudering van de vele inscripties in het album, enige kleine correcties zijn aan te brengen, al zouden wij wel wensen, dat het materiaal beter gedateerd ware. Dan zou het wellicht mogelijk geweest zijn een nauwkeurig itinerarium van Paludanus vast te stellen, nu blijven er vele lacunes. Maar laat ons, alvorens tot de handtekeningen over te gaan, eerst het uiterlijk van het album wat nader bekijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het uiterlijkHet boekje bevat in het geheel 590 bladen, waarvan enkele niet zijn beschreven. Het formaat der bladen is, met enkele uitzonderingen, 155 × 115 mm. Twee bladen van kleiner formaat bevatten enige regels uit de Koran (fol. 416-417). Op een ander blad, in vieren gevouwen, aan de ene kant rood, aan de andere kant geel gekleurd, staat chinees schrift, dat er wel met een stempel opgedrukt lijkt. Dit blad bevat verder handtekeningen uit de jaren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1594-1598-1602 en 1622 (onder anderen Jan Huygen van Linschoten 1594) en ziet er uit of het lang in portefeuille of jaszak is meegedragen (fol. 410). In later tijd zijn voorin 7 en achterin 2 blaadjes bijgeplakt, waarop door latere bezitters aantekeningen zijn geschreven. De voorlaatste bezitter heeft tegen de achterkant van het voorplat zijn ex libris geplakt. Het geheel is gebonden in een donkerbruine leren band, met gestyleerde lelies in de hoeken en op de rug ingestempeld, oorspronkelijk goud, en een ruitvormig stempel midden op voor- en achterplat. Op het voorplat is met oorspronkelijk goud ingelegde letters de naam van de eigenaar ingestempeld: D: Bernart ten Broek. De band sluit met twee koperen klampen. Het geheel ziet er uit als een band uit het eind van de 16de of het begin van de 17de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inhoudDe nadere beschouwing van de inhoud van Paludanus' album brengt ons op terreinen van zo uiteenlopende aard, dat het geenszins onze bedoeling is in dit artikel, dat niet anders dan van beperkte omvang kan zijn, ook maar te trachten alle vragen en problemen, die in ons oprijzen en waarvoor vele bladzijden van het boekje ons stellen, te beantwoorden of op te lossen. Neen, veel eer zullen wij niet verder komen dan het stellen van de vraag of het aanduiden van het probleem, in de hoop, dat hetzij een later onderzoek, hetzij vingerwijzingen van lezers zullen leiden tot een meer definitief resultaat. Om een indruk te geven van de bonte inhoud van het album volgt nu eerst een opsomming van portretten, tekeningen enz., d.w.z. van alles behalve handtekeningen en bijbehorende citaten of opdrachten. Op de zeven later bijgeplakte blaadjes bevinden zich allereerst aantekeningen betreffende enkele handtekeningen in het album, van de hand van Mr. F.C. Koch, de voorlaatste bezitter van het boekje (fol. I-III). Op fol. IV-VI heeft D.C. Nieuwenhuis in 1844 de levensbeschrijving van Paludanus geschreven, zoals deze voor komt in: Egbert van Hoof, Historie der vermaarde zee- en koopstadt Enkhuizen (1666). Waarschijnlijk is het ook Nieuwenhuis, die het portret van Paludanus - een kopergravure van H. BaryGa naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- uit een exemplaar van het boek van Van Hoof heeft uitgeknipt en op fol. VII heeft ingeplakt. Fol. 1-31 bevatten alleen handtekeningen. Merkwaardig is hier echter de papiersoort. Het is blauw gemarmerd papier; uit hetzelfde papier bestaan de fol. 558-590. Fol. 32-55. Een gedrukt boekje, dat onderstaande titel op het titelblad draagt: Passio et resurrectio D.N. Jesu Christi. Het bevat 23 gravures, die de gehele passie weergeven, van Laatste Avondmaal tot en met de Opstanding. Op ieder blad staat telkens een afbeelding; de onbedrukte nevenbladzijden en de marges heeft Paludanus gedeeltelijk gevuld met religieuse aantekeningen in het Latijn. Twee Nederlandse gedichtjes; op fol. 36 r. onderaan: O blinde duysternissen. O doling stout int missen/Maackt ghi den mensch so zot, dat hij hem zoeckt met zwaarden/Diens woert haer werpt ter aerden. En maeckt haar cracht te spot. En op fol. 37 onderaan: Om onser sonden banden
U bonden zondarshanden
Wiens banden ghij ontbint
O Vriendt van snoy vianden
Ghij eert ons met u schanden
Wie héft oyt so bemint.
In dit gedeelte staan slechts enkele handtekeningen. Fol. 56-81. Een reeks portretten (kopergravures), en wel: Fol. 56 portret van Sixtus V, niet gesigneerd. Fol. 57-61 Zes portretten door Hieronymus Wierix, van: Rudolf II; Philips II; Elisabeth van Engeland; Robertus Dudelius, comes Licestrius etc.; Hendrik III van Frankrijk; Hendrik van Navarre. Het portret van Robert Dudley is uitgeknipt en slechts even in de rug in het album vastgeplakt. Fol. 62 Portret van Franciscus, ordinum pedestrium praefectus, door Joos de Bosscher. Fol. 63-64 Twee niet-gesigneerde portretten van resp. Hendrik II en Catharina de Medici. Fol. 65-73. Negen portretten door Re. Hogenbergen van Elisabeth van Engeland; Marguérite de Valois, reine de Navarre; Louise van Lotharingen, koningin van Frankrijk; Frans van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Valois; Henri de Lorraine, duc de Guise; Charles, Bastart de France; Duc de Nevers; Anne, duc de Joyeuse. Fol. 74. Ongesigneerd portret van Charles de Lorraine, duc du Meine. Fol. 75, 77, 79. Drie portretten door Hieronymus Wierix van Alexander Farnese, hertog van Parma; Willem I van Oranje; Francis Drake. Fol. 76, 78, 80 en 81. Ongesigneerde portretten van Charles de Lorraine; Henri de Lorraine, duc de Guise; Henrik Rantzov; Gaspar Coligny. Fol. 82. Uitgeknipt en opgeplakt wapenschild. Fol. 83. Opgeplakte, verfomfaaide inscriptie. Fol. 84-106. Afwisselend wapenschilden en plaatjes van mannencostuums, waterverftekeningen. Fol. 92 r. Een tafereel van een banketterend gezelschap, bestaande uit 3 vrouwen en 1 man en een doedelzakspeler. Waterverf. Fol. 97 r. Een gezelschap van 4 personen buitenshuis: een keldermeester reikt een edelvrouw een kan, de dame staat echter van hem afgewend en biedt een drinkende edelman een nieuw, gevuld glas aan. Achter de edelman staat een jager, die met de rechter hand zijn hoed naar achteren schuift en met de linker in zijn weitas grijpt. Waterverf. Fol. 102. Een vrouw in een sierlijk gewaad met het bijschrift in de hand van Paludanus: Varium et mutabile semper Faemina. Fol. 107. Waterverftekening van een edelman, die op handen en knieën voor een kerkvorst ligt. Fol. 109-315. Costuumplaatjes met bijschriften in het Italiaans, die verduidelijken welke costuums de afbeeldingen voorstellen. De bijschriften van de hand van Paludanus (laatste bijschrift fol. 289). Deze costuumplaatjes wisselen af met wapenschilden en voorstellingen van verschillende aard. Waterverf. Vele bladen zonder tekeningen er tussen door. Aardig is de tekening op fol. 170 r. waarbij waarschijnlijk hoort de inscriptie op fol. 169 v. van Merten Gobbe: Wie clopt wort inghelaten. Fol. 317-323. Maltheser klederdrachten met bijschriften in het Duits van de hand van Paludanus. Waterverf. Fol. 324-329. Costuumplaatjes en 2 tekeningen van schepen. Fol. 330-373. De plaatjes en wapenschilden zijn hier zeer verspreid en schaars. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 359 r. Een toneel met figuren uit de Italiaanse commedia del arte. Waterverf. Fol. 373-390. } Afwisselend wapenschilden en klederdrachten of plaatjes, die de illustratie van een verhaal zijn. Fol. 419 v.-423. } Afwisselend wapenschilden en klederdrachten of plaatjes, die de illustratie van een verhaal zijn. Fol. 438-446. } Afwisselend wapenschilden en klederdrachten of plaatjes, die de illustratie van een verhaal zijn. Fol. 391-418. } In deze fol. zijn de plaatjes schaars. Fol. 424-437. } In deze fol. zijn de plaatjes schaars. Fol. 427 r. Emblema van een kreeft, die de wereldbol op zijn rug draagt. Waterverf. Fol. 441 r.-444. Waterverftekeningen die de vier jaargetijden symboliseren. Fol. 447-495. De tekeningen zijn hier zeer schaars. Fol. 469 r. Voorstelling van een man, die met het touw om zijn middel is opgehangen; een degen hangt neer van zijn voeten. Waterverf. Fol. 474, 476. Wapenschilden in waterverf gekleurd, uitgeknipt en opgeplakt. Fol. 487. Portret door Re. Hogenberg van Hendrik III (gravure). Fol. 496. Ongesigneerde gravure van Henri van Navarre. Fol. 497-504. 8 opgeplakte costuumplaatjes, geknipt uit: Abraham de Bruyn. Omnium pene Europae, Asiae, Aphricae atque Americae gentium habitus. (1581), blz. 28-2. Fol. 505 v.-508. 3 afbeeldingen van hetzelfde paar, man en vrouw, in verschillende costuums. Waterverf. Fol. 509-539. Boekje met emblemata door Joos de Bosscher (kopergravures). Behalve emblemata vinden wij in dit boekje het wapen van Antwerpen (fol. 530 r.; no. 23 van het boekje) en enkele gravures met namen van Antwerpse personen: Hadr. Damman, de latijnse dichter (fol. 509 r.; no. 1 van het boekje. Een Jacques Damman van Antwerpen heeft getekend op fol. 546 r.); Jacobus Tayart (fol. 519 r.; no. 12 van het boekje); Anna Tayarts (fol. 520 r.; no. 13 van het boekje); Metellus (fol. 524 r.; no. 17 van het boekje); Johannes Metellus Sequanus (fol. 533 r.; no. 26 van het boekje). Fol. 540-549. Tien portretten van Romeinse keizers en helden, door Joos de Bosscher. Dit is oorspronkelijk een serie van zeker elf portretten geweest, maar no. 9 mankeert, de overige zijn in verkeerde volgorde gebonden. Fol. 550-557. Acht dubbelportretten door Joos de Bosscher van personen uit de Romeinse geschiedenis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fol. 558-590. Zie fol. 1-31. Op twee blaadjes, die achterin zijn bijgeplakt staat de volgende aantekening: Gegenwaertiges Stambuch des Hochgelehrten Herrn Doctoris Bernhardij Paludani hat sich über 100 Jahren in Oberdeutschlandt in einem Jesuiter Kloster befunden, nach Aufhebung dieses Ordens ist es Endesunterschriebenen eigen geworden; und da mir bekandt, dass von dem berühmten Geschlecht des Herrn Paludani sich noch ein Abkömling befindet, welcher dermahlen einer von denen Hochberühmtesten committirten Räthen bey denen Hochedelmoegenden Herren General Staaten der vereinigten Niederlanden ist, so habe ich auf dessen Verlangen gedachtes Stambuch, als ein der Familie zum grossen Ruhm gereichendes Denckmahl und hinterbliebenes Andenken ihres hochberühmten Ahnherrn demselben überlassen. Johann Noa de Ron.... Den 6ten Mertz 1786. Aan het slot van deze aantekening staat een niet te ontcijferen afdruk in lak van het familiewapen van Noa de Ron. Er rijzen vele vragen. Wie heeft de tekeningen gemaakt, zijn ze allemaal van een hand, en waaruit zijn de voorbeelden voor deze verluchtingen afkomstig? Het is moeilijk te zeggen of er een of meer tekenaars aan het werk zijn geweest, want alle tekeningen zijn ongesigneerd. Groot verschil in stijl en vaardigheid valt er ook niet in te ontdekken, zodat wij alleen enige veronderstellingen kunnen opperen. De eerste is dan, dat de verschillende geslachtswapens waarschijnlijk wel getekend zullen zijn door de leden van het geslacht, die hun naam in het album gezet hebben. Enkele malen bijvoorbeeld, staat het wapen van de Heren van Schönburg er in, met verschillende handtekeningen (fol. 85v. George; 124 r., Hanns; 89 v. Veit; 87 v. Wolf Heinrich). Maar er zijn ook wapens. waar geen handtekening bijstaat (fol. 158 v., 124 v., 105 v. enz.) De tweede onderstelling is, dat de ernstige student en reislustige onderzoeker zelf zich geamuseerd heeft met zijn album op deze wijze te versieren. Mocht dit het geval zijn, dan moet ons van het hart, dat onder de vele gaven, die Paludanus ten deel zijn gevallen, die van het tekenen niet bepaald gerekend kan worden. In dit verband is het ook wel opmerkelijk, dat de tekeningen ophouden met fol. 445, dat het boekje dan verder hoofdzakelijk gedrukte illustraties bevat en dat de handtekeningen in dit gedrukte gedeelte uit de jaren na 1580 dateren, het jaar, waarin Paludanus zijn studieverblijf in Padua besloten heeft. Heeft de zeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geleerde doctor geen tijd en lust meer gehad om zich met dergelijke studentikoze beuzelarijen op te houden? Willen wij deze vraag beantwoorden, dan zullen wij eerst moeten uitmaken uit welke perioden de verschillende onderdelen van het album dateren en dit is een probleem, dat beter verderop in dit artikel kan behandeld worden. Hoe dan ook, dat de meeste van deze illustraties van een plaatje nagetekend zijn, is wel waarschijnlijk. De afbeeldingen van klederdrachten (fol. 84-445) b.v. doen sterk denken aan costuumboekjes, zoals van Viciellio en het Drachtoneel van Zacharias HeinsGa naar voetnoot1). Verder rijst de vraag of de in het album mee-ingebonden boekjes, n.l. het boekje van Collaert en het emblemataboekje van Joos de Bosscher, werkelijk zelfstandige boekjes zijn geweest, van het soort, dat in Paludanus' tijd verkrijgbaar was, juist om ze als album amicorum te gebruiken. Dit is wel zeer waarschijnlijk, maar mij zijn deze boekjes van Collaert en De Bosscher niet als zelfstandige exemplaren bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De handtekeningenHet aantal handtekeningen is zeer groot. Naar schatting bedraagt het een 1900. Hiervan zijn er ongeveer 530 geheel ongedateerd; de overigen hebben althans een jaartal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De personenVele bekende namen komen onder deze honderden handtekeningen voor. Uit den aard der zaak vinden wij vele kruidkundigen, die ook uit de kring van Clusius bekend zijn. Wij kunnen slechts een zeer beperkte keuze doen, alleen om een overzicht te geven van de vogels van diverse pluimage, die Paludanus hun hulde gebracht hebben. Zoals we reeds zagen hebben vele baronnen van Schönburg in het album getekend en hun wapen er bij afgebeeld. Waarschijnlijk heeft hij te Padua met een lid of leden van dit geslacht kennis ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maakt: Hanns Herr von Schönburg, Herr zu Glaus und Waldenburg heeft in 1579 het album getekend (fol. 124 r.). Andere personen van hoge geboorte, wier naam in het album prijkt zijn: de twee prinsen van Oranje, Maurits en Frederik Hendrik (met de zinspreuk: audiam et audebo), de laatste met zijn gouverneur Dommarville. Waarschijnlijk zijn zij tegelijk geweest in het jaar 1594, dat bij Maurits' handtekening staat, bij de zinspreuk Je Maintiendray (fol. 26 v. en 27 r. en v.); Charles, duc de Nevers (fol. 558 v.); Fridericus en Wilhelm, hertogen van Saksen, Gulik, Kleef en Berg (1617, fol. 27 v.) en verder vele andere Duitse vorsten, waarvan men ons de opsomming bespare. In chronologische volgorde vinden wij nog de volgende namen: 14 Juni 1578, Padua. Rembertus Dodonaeus Jr. (fol. 297 v.). Rembertus Dodonaeus Sr. heeft een niet gedateerde naamtekening gezet te Keulen (fol. 251 v.). Volgens ons itinerarium is Paludanus in Aug. 1581 in Keulen geweest, dus zou hij in die tijd Dodonaeus daar ontmoet kunnen hebben. 1591, zonder nadere aanduiding van datum en plaats: Jean Casimir, comte de Nassau Sarbrucken (fol. 81 v.). 1591, 13 Sept., Enkhuizen: Janus Dousa, filius (fol. 440 r.). 1591, 13 Sept., Enkhuizen: Jan van Hout, (fol. 447 r) bij een versje in keurig schoonschrift: Als u comt storm aen 't boord
Geensins verflout en bint u vint
Mer gaende clouclic voort
Tgeen dat gij hebt beHOUT EN WINT
De woorden ...en bint zijn onderstreept en in de marge verbeterd in u vint. Zijn Van Hout en Dousa samen met Paludanus het voorstel van de Leidse universiteit komen bespreken om hem ‘opzichter van den cruythof’ te maken, waartoe men in Leiden in Augustus van dat jaar besloten had? 1592, 6/16 Aug. Londen. Emanuel van Meteren, die zich tekent: Emanuel Demetrius, Antverpianus. Hem heeft Paludanus tijdens zijn reis naar Engeland ontmoet. (Fol. 272 v.). 1593, 29 Sept. Petrus Hogerbeets (fol. 28 v.). Hij leefde van 1542-1599 en was toentertijd stadsgeneesheer te Hoorn. Evenals Paludanus had hij te Padua gestudeerd. 1593, 29 Sept. Josephus Scaliger. (fol. 29 r.). 1594, zonder nadere datum en plaats: Jan van Linschoten (fol. 410 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inscriptie van Jan van Hout.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r. en nog eens fol. 15 v. De eerste keer met een Spaans citaat, de tweede keer met de zinspreuk: suffrir pour parvenir). 1596, 4 Maart, Enkhuizen. Philippus Mornaeus. Dit zal Philippe de Mornay Jr. geweest zijn, die in dit jaar samen met Janus Dousa filius een reis door de Nederlanden heeft gemaakt. (Fol. 30 r.). 1614, zonder nadere datum, Enkhuizen: Stephanus Dousa, de raadsheer in den Hof van Holland. (Fol. 440 r.). 1615, 22 Juni, Enkhuizen, Hans Caspar Herr zu Schonburg, die blijkbaar een oude bekende heeft opgezocht. (Fol. 99r.) Vele namen van Duitse vorsten komen we tegen, maar ook Zweden, Polen, Zwitsers zijn Paludanus' verzameling komen bekijken. En velen van hen hebben een welsprekend bewijs van hun bewondering en vriendschap in het album achtergelaten. Een groot aantal talen treffen we dan ook in de citaten en inscripties aan: Latijn, Grieks, Italiaans, Frans, Duits, Nederlands, Spaans, Hebreeuws en andere Oosterse talen. Het is in alle opzichten het album van een man, wiens belangstelling ver over de grenzen van het eigen land heenreikte, een man voor wie vreemde luchtstreken, andere landen met hun veelsoortige producten en merkwaardige gewassen een grote bekoring hadden. Iets van de aard van de eigenaar is in dit album achter gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De reizenAan de hand van de gedateerde handtekeningen is het misschien mogelijk een overzicht te geven van de zwerftochten van onze Steenwijkse student. De vroegste inscriptie is die van Wolfgangus Zundelius, gedateerd Padua, 16 Juni 1568 (fol. 235 r.) Is Paludanus werkelijk in 1568 al in Padua geweest, of moeten wij in deze datering een verschrijving zien voor 1578? Het lijkt mij niet zeer waarschijnlijk, dat Paludanus reeds zo vroeg in Padua vertoefd heeft; een verschrijving is het meest aannemelijk. De volgende volledig gedateerde inscriptie is van 23 Juni 1575, Padua (Johannes Oberndorffer, fol. 335 r.). In het geheel zijn er uit dit jaar 7 inscripties, allen gelocaliseerd in Padua. 1576 geeft een oogst van slechts één inscriptie, eveneens te Padua. 1577 komt met twee gedateerde vriendschapsbetuigingen, waarvan één ook gelocaliseerd, n.l. Marienburg, 27 Sept. 1577 (Paullus Julanus, fol. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
388 r.). Als dit is het Marienburg bij Kronstadt, zouden we hier dus een handtekening hebben die gezet is tijdens de reis naar Oost-Europa. In 1578 begint het album pas goed in gebruik te komen; er zijn 55 gedateerde handtekeningen in dit jaar. Ik laat hier alleen enkele volgen, die voor de bewegingen van Paludanus belangrijk zijn. Vijf en dertig zijn er te Padua geschreven en gedateerd van 16 Maart tot 17 Juni. Daarna heeft Paludanus zich enige dagen te Venetië opgehouden. We vinden vier inscripties in die stad gedaan van 18-20 Juni (fol. 234 r., 203 r., 209 r., 238 r.). De opdracht op fol. 234 r. spreekt over: D. Bernardo Paludano in Palestinam expedieri sese conferenti...’ en inderdaad blijkt dit het begin van de grote reis. 26 en 27 Juli is hij in Tripoli (fol. 391 r. en 391 v.). Op 10 Aug. zet Hans von Arnim te Bethlehem zijn handtekening (fol. 399 r.) en op 13 Aug. is het doel, Jeruzalem, bereikt (fol. 395 r.). Wanneer hij Jeruzalem verlaten heeft, blijkt niet uit het album amicorum, maar op 6 Sept. is hij in Alexandrië (fol. 419 r.). Een maand later, 6 October is hij daar nog (of weer? Fol. 415 r. en 422 r.) en hiermee eindigen de volledig gedateerde inscripties uit 1578. 1579 slaat, wat het aantal gedateerde handtekeningen betreft, het record. Het begint met een te Venetië op 22 Januari gedateerd citaat, door Hiphier Bentijnck ingeschreven (fol. 147 r.). De laatste te Venetië gedateerde handtekening is van 14 Maart (fol. 114 v.); maar er is er ook een reeds op 13 Maart te Padua gedateerd (fol. 129 r.). Op 27 April is hij in ieder geval weer in Padua (Johannes Christophorus Vöhlin, fol. 159 v.). Hij vertoeft nog in Padua op 25 Mei (fol. 131 r. en andere), maar is op 28 Mei in Venetië (G. van Steenlandt, fol. 242 r.), de 29ste echter weer in Padua (Vitus Khusl, fol. 225 r.), in Venetië op 31 Mei (Leonardus Mercheritsch, fol. 225 v.), in Padua op 3 Juni (Wenceslaus a Schafgorsch, fol. 161 v.), in Venetië op 4 Juni (Christophorus Ambrosius Veitler, fol. 222 v.), terug in Padua 13 Juni (fol. 220 v.). Hebben we hier te doen met verschillende tijdrekeningen of wat mag anders Paludanus heen en weer gejaagd hebben tussen Venetië en Padua? Is het de voorbereiding voor zijn aanstaande reis en de afhandeling van zijn vorige? En heeft hij op 16 Juni een afscheidsfeestje gegeven? Want wij vinden 23 inscripties, allen gedateerd Padua, 16 Juni 1579 en de chronologisch volgende is van 20 (?) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juni te Bologna (Gabriel Im Hoff, fol. 251 r.). Van Bologna gaat het naar Ferrara (Abraham Schualbius, fol. 281 r., 20 Juni 1579). 24 Juni is hij weer in Bologna (fol. 250 r., Julius Caesar Arantius)Ga naar voetnoot1) en de 27ste vertoeft hij te Florence (Theodorus Hauaeus, fol. 276 r.). Hier blijft hij maar enkele dagen: op 30 Juni is hij in Siena. De laatste hier ingeschreven handtekening is gedateerd 2 Juli 1597 (Sebastianus Neithart, fol. 186 r.). Maar op 10 Juli is hij in Rome (Michael Mercatus, fol. 271 v.), op 17 Juli in Napels (Johannes Ulnerus, fol. 241 v.). De laatste inscriptie in Napels is van 1 Aug. (Hanna Taub, fol. 277 r.) en dan volgt weer Rome, 10 Aug. (Christopborus à Dorladt, fol. 257 r.). Tussen 17 (fol. 288 v.) en 28 Aug. moet hij van hier vertrokken zijn, want op de laatste datum vinden wij een inscriptie in Sessa gezet (fol. 268 r.). Nu krijgt het album enige tijd rust. Pas 25 October heeft Georg Achatz, Herr von Starhemberg te Mantua zijn naam er in neergeschreven (fol. 404 r.). Nu gaat de weg terug: 4 Nov. Bologna (fol. 379 r. e.a.) en 19 Nov. Padua (Johannes ab Hilst fol. 247 r.). Zijn rusttijd hier is niet lang: 15 December is Paludanus nog te Padua (Hieronymus Wirzendorff, fol. 292 r.), maar de 16de te Venetië (Zelenco Brodecius, fol. 290 v. e.a.); 18 Dec. nog te Venetië (fol. 171 v., Ferdinandus in Schönkhirchen). En daarmee sluiten de inscripties van dit jaar. Ook in 1580 is Paludanus veel rondgetrokken, hoewel het aantal handtekeningen niet zo groot is als dat uit 1579. Op 1 Januari vinden wij hem in Bologna (fol. 123 r.). Veertien dagen later, 15 Januari, heeft Raynaldus de Lanberg, baron in Ortenex et Ottenstam zijn handtekening gezet in het boekje te Siena (fol. 282 v.) en op de 17de Laevinus à Borstell te Rome (fol. 304 v.). 24 Januari is de laatste handteekning te Rome gezet (fol. 296 r.); op 6 Februari is er een gezet te Napels (fol. 304 r.). Paludanus' weg leidt dan naar het Zuiden: Messina (14 Februari, fol. 249 v.), Malta (8 Maart 1580, fol. 306 v., 307 v., 308 v. en 313 r.)Ga naar voetnoot2) en terug naar Catania 22 April (fol. 242 v.). Nu gaat het noordwaarts: Napels, 7 Mei 1580 (fol. 273 r. en 116 v.); Rome, 1 Juni 1580 (fol. 191 v.); Aosta, 21 Juni (?) (fol. 245 v.), Schwaz, 1 Juli (fol. 368 r.), Mantua, 2 Juli (fol. 345 r.) en terug in Padua op 14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli, wanneer verschillende leden van de familie Neuhaus hun naam zetten (fol. 212 r.)Ga naar voetnoot1). Maar nu gaat Paludanus spoedig Padua vaarwel zeggen; wij weten, dat dit een afscheid voor het leven is geworden. In deze Julimaand of de eerste dagen van Augustus moet hij gepromoveerd zijn en wel voor 3 Aug. Want de 23ste Juli is hij in Venetië (fol. 363 v.) - wat slechts een uitstapje geweest kan zijn - maar op 3 Augustus vertoeft hij in Innsbrück. De laatste handtekening in deze plaats gezet, dateert van 4 Aug. (fol. 337 v., 352 r.); als volgende pleisterplaats vinden we Augsburg (11-22 Aug., fol. 263 v. en 355 r.). Tussen 22 Aug. en 15 September heeft de jonge doctor Augsburg verlaten en is naar Neurenberg gereisd, wraar Caspar Bobell op de laatste datum zijn naam zet (fol. 431 r.). Het volgende verblijfsoord is Leipzig, waar de eerste handtekening op 14 October 1580 (fol. 325 v.) is gezet. Er is ook een handtekening gedateerd 16 Oct., Neurenberg (Johannes Rosbachus, fol. 427 v.), maar vermoedelijk is dit een verschrijving voor 16 September, of ook slaat de aanduiding ‘Norinbergae’ op de woonplaats van de schrijver. De overige handtekeningen tussen 14 en 18 October zijn in ieder geval allen te Leipzig gelocaliseerd. Omstreeks deze tijd moet de periode aangebroken zijn, waarin Paludanus lijfarts was van de baronnen van Schönberg te Waldenburg. Op 28 October vinden we een handtekening gelocaliseerd te Mariaburg (fol. 437 r.), waarmee waarschijnlijk Marienberg bij Annaburg in Saksen is bedoeld, want op 31 October is onze reiziger in de laatste plaats (fol. 436 r.). De volgende volledig gedateerde handtekening is gezet te Wittenberg op 7 December 1580 (Andreas Periterius, fol. 468 v.) en dan volgt Dresden, 12 Dec. 1580 (fol. 457 v.). Weer krijgt het album ongeveer een maand rust, tenminste volgens de volledig gedateerde handtekeningen. Uit 1581 zijn er veel handtekeningen, waaronder helaas ook vele onvolledig gedateerde. Op 21 Januari is Paludanus in Altenburg geweest (fol. 462 r.) in Saksen, op 2 Februari in Glauchau (fol. 456 r.). De 9de Februari is hij volgens Hunger's opgave van Waldenburg vertrokken; de 20ste Februari is hij in Jena (fol. 89 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r.). Daarna gaat de tocht westwaarts: Frankfort, 7 (?) Maart (fol. 318 r.); Kassel, 11 Maart (fol. 455 r.); Straatsburg, 17 April 1581 (fol. 137 v.). In deze laatste stad heeft hij enige weken vertoefd, want de laatste gedateerde handtekening in Straatsburg is gezet op de 8ste Mei (fol. 270 v.). Dan komt op 13 Juni: Baden (fol. 453 r.) en weer Straatsburg, 4 Juli (fol. 464 v.) tot 12 Juli (fol. 279 v.). Al dichter nadert hij zijn geboorteland: Heidelberg, 17 Juli (fol. 347 r.); Keulen, 13 Aug. (fol. 278 v.). Maar nog weer gaat hij Duitsland inGa naar voetnoot1): Hildesheim, 22 Augustus (fol. 464 v.); Peskendorff 4 September (fol. 357 r.); Helmstedt, (ook op 4?) September 1581 (fol. 459 r.). Op 17 September is hij nog in Helmstedt (fol. 246 v.), de 25ste in Goslar (fol. 411 r.) en de 30ste in Brunswijk (fol. 481 r.). Hiermede eindigen de gelocaliseerde en gedateerde handtekeningen voor dit jaar en trouwens voor een hele periode. Uit de jaren 1582-1585 is er geen een gedateerde inscriptie, uit 1586 en 1587 elk een, 1588-1589 geen een. Het boekje krijgt enige rust; wij kunnen toch moeilijk aannemen dat, zo er verscheidene mensen in deze jaren hun handtekening in gezet hadden, geen van deze er aan gedacht zou hebben plaats en datum er bij te zetten. Blijkbaar heeft Paludanus in Zwolle en de eerste tijd in Enkhuizen weinig mensen ontmoet, die hij waardig keurde voor zijn album. Of mogelijk ook had hij zijn verzameling hier niet uitgestald en was het boekje bewaard bij de voorwerpen, die hij van zijn reizen had meegebracht. Uit 1590 zijn er zes inscripties, min of meer gedateerd en gelocaliseerd. De conclusie ligt voor de hand, dat Paludanus' collectie in de loop van 1590 zoveel bekendheid had verworven, dat er reizigers uit eigen land en den vreemde naar kwamen kijken. Het aantal handtekeningen uit 1590 en 1591 is ongeveer gelijk. Uit 1592 zijn er meer; dit jaar heeft Paludanus een reis naar Londen gemaakt. Wij komen een handtekening tegen in Londen gedateerd op 25 Juli 1592 (fol. 281 v.). De laatste in Londen is van 16 Augustus (fol. 272 v.), dan volgt Enkhuizen, 17 September 1592 (fol. 23 r.) en een in Amsterdam neergeschreven in October 1592 (fol. 269 r.). 1593 en 1594 leveren een kleine oogst aan gedateerde handtekeningen op, die er niet op duiden, dat Paludanus in deze jaren Enkhuizen verlaten heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar in 1595 heeft hij de reisstaf weer opgenomenGa naar voetnoot1). Op 12 Juni is hij nog in Enkhuizen (fol. 567 r.), maar op de 18de Juni vertoeft hij binnen de poorten van Bremen (fol. 381 r.). Nog op 1 Juli vinden wij een te Bremen gelocaliseerde handtekening (fol. 448 r.). Dan echter volgen er enige wel gedateerd, maar zonder plaatsnaam. Hoe dan ook, op 9 November is Paludanus terug in Enkhuizen (Griffinus Maddocus, fol. 25 r.). In de volgende jaren, 1596-1623 zijn er gemiddeld ongeveer 20 gedateerde handtekeningen per jaar, waarvan geen enkele buiten Enkhuizen gezet is. Na 1623 neemt het aantal handtekeningen per jaar af en na 1630 heeft Paludanus het boekje niet meer als album amicorum gebruikt. Eén handtekening uit deze laatste periode is merkwaardig: die van Adriaen Tijck, Rouen 1628 (fol. 10 v.). Heeft Paludanus op zijn oude dag nog een reis naar Rouen gemaakt, of hoe moeten wij deze inscriptie anders verklaren? Ondanks het grote aantal niet gedateerde en gelocaliseerde handtekeningen, kunnen wij toch uit de overige een bevredigende indruk krijgen van de reizen van Paludanus. Wederzijds vullen Hunger's mededelingen en de gegevens uit het album elkaar aan. Volledig kan het beeld nooit zijn, daar wij er wel op kunnen rekenen, dat Paladanus niet in iedere plaats, waar hij kwam iemand een volledig gedateerde en gelocaliseerde handtekening liet zetten. Duidelijkheidshalve volgt hier een schematisch overzicht van Paludanus' reizen volgens de handtekeningen in het album:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eigenaars van het albumToen Paludanus in 1633 overleed, waren er voor zijn erfgenamen slechts weinig baten. Weliswaar was er de merkwaardige verzameling, maar hiervoor konden aanvankelijk geen kopers gevonden worden. Later, in 1651, is de gehele verzameling verkocht aan Frederik III, hertog van Sleeswijk Holstein, die haar bij zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Gottorpische Kunstkammer’ heeft gevoegdGa naar voetnoot1). Deze Kunstkammer is in 1759 naar Kopenhagen overgebracht. Of het album amicorum met de verzameling naar Duitsland verhuisd is? Van de omzwervingen van het album valt weinig meer na te gaan. Het schijnt eerst door Eberhard Hiddnig, schoonzoon van Paludanus bewaard te zijn, misschien bij de overige nalatenschap van Paludanus. Op fol. 514 v. komt namelijk een inscriptie voor van Adam Olearius, gedateerd Enkhuizen, 14 Augustus 1651 en opgedragen aan Eberhard Hidding. Adam Olearius was in die tijd de opzichter van de bibliotheek en de ‘Kunstkammer’ van hertog Frederik III; blijkbaar heeft hij in 1651 de koop van Paludanus' verzameling met de erfgenamen geregeld. Kort na dat jaar moet het in Duitsland terecht gekomen zijn, wanneer wij tenminste de mededeling van Noa de Ron op fol. 591 voor juist mogen houdenGa naar voetnoot2). Volgens deze krijgsman in dienst van de koning van Pruisen, zou het boekje in 1786 door hem aan een nakomeling van Paludanus gegeven zijn, nadat het meer dan 100 jaar in een Jezuietenklooster in Noord Duitsland was bewaard geweest. Wie deze afstammeling van Paludanus geweest kan zijn, valt slechts te gissen. Op de gelijkheid van naam afgaande, denkt men licht aan Rutgerus Paludanus. Noa de Ron schrijft echter, dat de bedoelde afstammeling van Paludanus gecommitteerde was bij de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Deze functie bestond niet in de Republiek. Aangezien echter Rutgerus Paludanus Gecommitteerde Raad voor de Staten van Holland was, lijkt het wel zeer waarschijnlijk, dat Noa de Ron zich vergist heeft met de titels in het gecompliceerde staatsbestel der Republiek. Toch blijft de mogelijkheid, dat de nakomeling van Paludanus niet meer de naam Paludanus droeg, doch afstamde van een zijner schoonzoons, Van Nieuwenhuisen of Hidding. Het album verdwijnt na 1786 geheel uit onze gezichtskring. De aantekening van D.C. Nieuwenhuis op fol. IV-VI licht ons in, dat het boekje in 1844 in 's schrijvers bezit was. Moeten wij in deze D.C. Nieuwenhuis een nakomeling van Paludanus' schoonzoon zien of zijn de namen slechts toevallig zo veel gelijkend? Het moet hier een open vraag blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het boekje zelf geeft ons pas weer een inlichting over zijn omzwervingen door de aantekening van Mr. F.C. Koch onder zijn ex libris op de achterkant van het voorplat, dat hij het album in 1923 bij Martinus Nijhoff gekocht heeftGa naar voetnoot1). Over de 80 jaren die liggen tussen de aantekening van Nieuwenhuis en die van Mr. Koch licht het ons niet in. Sinds 1923 heeft Mr. Koch het in zijn bezit gehad, totdat hij het in 1945 aan de Koninklijke Bibliotheek ten geschenke gaf. En hier moge het na zijn vele omzwervingen een welverdiende rust vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OntstaanEr is nog een vraag, die het nieuwsgierige nageslacht bij zich voelt opkomen. Hoe en wanneer heeft het album zijn tegenwoordige vorm gekregen? Had Paludanus verschillende losse vellen papier en boekjes, die hij op verschillende reizen heeft meegenomen en die later samen zijn ingebonden? Of heeft het album van den aanvang af zijn huidige vorm gehad? Dit laatste is zeer onwaarschijnlijk, daar b.v. het blad met de Koran-tekst van geheel ander formaat is; ook anderen hebben een afwijkend formaat en aan velen is te zien, dat zij enige tijd in zak of portefeuille zijn meegedragen, voor zij ingebonden werden. Wij zullen proberen of wij kunnen vaststellen hoe het album in zijn huidige gedaante tot stand is gekomen. Aan de hand van de lijst van de inhoud, die in het begin van dit artikel gegeven is, kunnen wij zien, dat het album is samengesteld uit verschillende onderdelen, die ieder op zichzelf een geheel vormen. Niet alleen van de gedrukte delen kan men dit zeggen, maar ook van de gedeelten, die de waterverftekeningen van klederdrachten en heraldische wapens bevatten. Wanneer wij eerst dit laatste gedeelte bekijken, nl. fol. 84-486, dan valt dit weer uiteen in verschillende onderdelen. En wel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer wij nu nagaan in welke jaren de handtekeningen in deze gedeelten geplaatst zijn, dan kunnen wij misschien iets vaststellen omtrent de ouderdom der verschillende delen, natuurlijk altijd met het voorbehoud, dat het toeval op onze gevolgtrekkingen een tamelijk grote invloed kan hebben. Het blijkt, dat de handtekeningen, gezet in het jaar 1575 voorkomen op folia tussen fol. 121 en fol. 473 in. Pas het jaar 1579 brengt met een handtekening op fol. 110 een kleine uitbreiding. Hieruit kunnen wij vermoeden, dat de gedeelten B, C en D de oudsten zijn. Fol. 84 duikt op in 1580; deel A kan dus de eerste uitbreiding van Paludanus' album geweest zijn. Uit de volgende jaren zijn er slechts zeer weinig gedateerde handtekeningen. Van deze weinige gedateerden is er een handtekening van 1581 op fol. 488, waar geen voorstelling op staat. Het jaar 1591 brengt pas weer een uitbreiding met een handtekening op fol. 81, de eerste in een der gedrukte delen; fol. 56-81 houden n.l. een reeks kopergravures in, allen portretten van Europese vorsten uit de renaissancetijd. Eén dergelijk portret is verdwaald naar fol. 487, een tweede naar fol. 496. Deze portretten zijn voor een deel niet gesigneerd en voor zo ver dit wel het geval is, zijn ze door verschillende personen gemaakt, n.l. Wierix en Hogenberg. Het ziet er naar uit, dat wij hier te doen hebben met losse blaadjes, die Paludanus bij het inbinden zoveel mogelijk bij elkaar gebracht heeft, doch waarvan er enkele verdwaald zijn. Losse blaadjes, in tegenstelling met de emblemata van Joos de Bosscher (fol. 509-539), de Romeinse keizers en helden (fol. 540-549) en de dubbelportretten, eveneens van De Bosscher (fol. 550-557), die ongetwijfeld in boekjes zijn samengebonden geweest. De plaatjes zijn n.l. genummerd. In een nieuw gedeelte voeren ons vervolgens de jaren 1592 en 1593. Wat 1592 betreft, een uitbreiding naar voren, n.l. een inscriptie op fol. 23, dus in het voorste gedeelte van de vier vel gemarmerd papier. En wat 1593 aangaat, een uitbreiding naar ach- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teren tot fol. 529, in het emblemataboekje van Joos de Bosscher. In 1594 liggen de inscripties tussen fol. 15 en fol. 568, dus door het hele album in zijn tegenwoordige staat heen. Maar het komt mij voor, dat wij het tot stand komen van het album in zijn huidige vorm zonder bezwaar naar een vroeger tijdstip kunnen verplaatsen. In Februari 1586 wordt Paludanus stadsgeneesheer te Enkhuizen en 1586 is ook juist het jaar, dat hij zijn albumpje weer in gebruik gaat nemen, nadat er vijf jaar weinig of niet in getekend is. Wat ligt meer voor de hand dan dat hij, nu hij in Enkhuizen gevestigd is en zijn verzameling daar geïnstalleerd heeft, het prettig vindt de namen van illustere en misschien ook minder illustere bezoekers van zijn verzameling vast te leggen en daartoe zijn oude album - òf reeds ingebonden, òf bestaande uit losse boekjes, blaadjes en katerntjes - tevoorschijn haalt? Regelmatig begint de stroom van handtekeningen pas te worden in 1590 en volgende jaren. In deze jaren wordt het eerst recht het gulden boek der bezoekers van zijn verzameling en naturaliënkabinet en men kan zich goed voorstellen, dat Paludanus het voor dit doel heeft uitgebreid, maar geen tijd of lust heeft gehad om blanco vellen te versieren met uit de hand getekende voorstellingen. Hij neemt dus bedrukte blaadjes en boekjes en vier vel blauw gemarmerd papier en laat die tegelijk met de vroegere bladen inbinden. Volgens deze redenering zou het boekje dan ingebonden zijn in een der eerste jaren van 1590, of misschien nog vroeger. De mogelijkheid blijft bestaan, dat Paludanus steeds losse blaadjes, boekjes en katerntjes heeft gehad en willekeurig een gedeelte greep, wanneer hij een bezoeker verzocht te tekenen. Maar deze mogelijkheid is toch niet waarschijnlijk. In de eerste plaats weet een verzamelaar als Paludanus hoe gemakkelijk iets wegraakt en in de tweede plaats schijnt zijn vrouw zeer op netheid gesteld geweest te zijn. In een brief aan Clusius van 2 Mei 1608Ga naar voetnoot1) laat hij zich tenminste kregel uit over de neiging tot schoonmaken en opruimen, die zijn vrouw van tijd tot tijd ook voor zijn heiligdom aan de dag legt. Zou zo'n huisvrouw een slordige stapel boekjes en papieren, een waar stofnest, dulden? Nog een argument voor een vroeg tijdstip van de vereniging tot één geheel is het feit, dat bij het gelijk snijden der bladen, wat bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het inbinden toch ongetwijfeld heeft moeten gebeuren, aan tekeningen en inscripties weinig schade is toegebracht.
En hiermee zijn wij dan gekomen aan het einde van deze introductie tot het album amicorum van Bernardus Paludanus. Meer dan een introductie is het niet en bedoelt het ook niet te zijn. Er zouden zeker nog meer namen te noemen zijn, vooral van geleerden die in het boekje getekend hebben; er zou zeker ook nog wel meer te vinden en te vertellen zijn over de emblemata en costuumtekeningen. Maar het zou ons hier te ver voeren en het gehele materiaal der handtekeningen is in de Koninklijke Bibliotheek, ter beschikking van wie er belang in stelt. Laat ik dan besluiten met de hoop uit te spreken, dat de publicatie van dit stukje, al is het dan hier en daar niet verder dan de grondverf gekomen, dit resultaat mag hebben, dat het otium cum dignitate, waarvan Paludanus' album amicorum, nu na zoveel eeuwen en zoveel omzwervingen geniet, het boekje geen vergetelheid en geen dikke stoflaag moge brengen.
Lund Louise E. van Wijk |
|