Het Boek. Serie 2. Jaargang 29
(1947-1948)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |||||||||
Fragmenten van onbekende Nederlandse post-incunabelenSommige honden hebben een instinctieve afkeer van gebrekkige mensen en uiten die met nijdig geblaf. Zou mijn hartgrondige antipathie tegen defecte boeken uit dezelfde onbewuste diepten stammen als hun luidruchtige reactie tegen het onvolmaakte? Hoe het zij, onverdeeld genoegen heeft het mij geenszins verschaft, toen enige maanden geleden Dr. G.I. Lieftinck, conservator van de Leidse Universiteits-Bibliotheek, me meedeelde, dat er aldaar een portefeuille vol fragmenten van oud drukwerk aanwezig was en de Bibliothecaris en hij het op prijs zouden stellen, als ik die eens wilde inspecteren. Dit onderzoek, zonder enthousiasme begonnen, heeft in October '46 plaats gevonden. Nu ik de niet onaardige resultaten overzie, komt het me wenselijk voor er hier verslag over uit te brengen. Men zal er tevens uit kunnen afleiden, dat de Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540 nog steeds aanwast. Op de voorgrond stel ik - en de heer Lieftinck is dit volkomen met mij eens -, dat de wijze waarop één of twee generaties geleden te Leiden deze collectie is samengevoegd, kant noch wal raakt. Blijkbaar zijn het altegaar fragmenten, losgeweekt uit oude banden. Natuurlijk had bij ieder blad vermeld behoren te worden uit welke band om welk boek het te voorschijn was gehaald, een feit van groot belang voor de localisering van het drukwerk en niet minder voor de geschiedenis van de band. De betekenis van dergelijk détail-onderzoek schijnt men in die dagen echter niet begrepen te hebben en misschien moeten we nog heel dankbaar zijn, dat de fragmenten niet in de prullemand terecht zijn gekomen. Vijf onbeschreven post-incunabelen, aanwinsten voor een toekomstig vervolgdeel van onze Bibliographie, leverde het onderzoek op. Het zijn:
| |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
Het belangrijkste van deze vijf acht ik de nos. 1 en 2, beide van die miniatuur uitgaafjes op perkament, waar wijlen Dr. C.P. Burger menig aardig opstel aan heeft gewijdGa naar voetnoot1). Van een Benedictio mensae, oftewel op zijn Nederlands het Beendijst, gelijk Spieghel zeideGa naar voetnoot2), waren me tot nu toe twee vroege drukken op perkament bekend, het ene in het Archief Bergh, dat ik na 1540 meen te moeten dateren, en het andere in de bibliotheek der Abdij Berne, gedrukt kort na 31 Oct. 1546 te Leiden, bij Jan Mathijsz.Ga naar voetnoot3). Beide vallen dus buiten het bestek van onze Bibliographie. Het nu gevonden fragment, hier in zijn geheel gereproduceerd, (afb. I-II), is nog kleiner van formaat dan de twee genoemde. Het drukvlak meet slechts 43 × 49 mM. Er zijn twee bladen van bewaard, ongevouwen. Uit een vergelijking met de beide latere uitgaven bleek, dat dit de bladen 1 en 4 zijn. De tussenliggende, 2 en 3, ontbreken. Het bewaarde tekstgedeelte stemt vrijwel woordelijk overeen met dat van het Berghse fragmentGa naar voetnoot4). Onderzoek van de lettertype wees uit, dat het boekje afkom- | |||||||||
[pagina t.o. 142]
| |||||||||
I. Benedictio mensae. (Leiden, Jan Seversz.), bll. 4 b en 1 a.
II. Benedictio mensae. (Leiden, Jan Seversz.), bll. 1 b en 4 a.
| |||||||||
[pagina t.o. 143]
| |||||||||
III. Confiteor. Leiden, Peter Jansz., (c. 1530?), bll. 4 b en 1 a, en 2 b en 3 a.
| |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
stig is uit de drukkerij van Jan Seversz. te Leiden. Het is de type, die afgebeeld is in de Art typographique II.5 en herhaaldelijk door hem in zijn perkamenten en andere drukken is gebruikt. Een uitgave, zich harmonisch aanpassend bij de vele reeds bekendeGa naar voetnoot1) perkamenten leerboekjes van deze Leidenaar - hij noemde zich ook soms parcament-of fransijnmaker - als daar zijn: Den duytschen Cathoen, Confiteor, Dominus que pars en tal van Donatus-uitgavenGa naar voetnoot2). Het is een gelukkige omstandigheid, dat er van het tweede perkamenten boekje, hier mede gereproduceerd, door de samenvoeging van de verschillende reepjes een volledig exemplaar, met colophon en al, viel samen te stellen (afb. III-IV). Dat is indertijd reeds te Leiden geschied. Er onder is geschreven - naar de heer Lieftinck mij meedeelde door de ambtenaar D.H. van der Craght -: ‘Horarium of Latijnsch Gebedenboekje op perkament gedrukt, te Leyden by Peeter Janszoon, omstr. 1520. 8 blz. 32o’. Behalve dit exemplaar zijn er nog vijf andere strookjes der zelfde uitgave in de portefeuille bewaard gebleven. De Leidse titel en datering onderschrijf ik niet geheel. We hebben hier te doen met een editie van het boekje, dat we op voorgang van Boekenoogen en Burger in de Nederlandsche Bibliographie Confiteor hebben genoemdGa naar voetnoot3). Het bevat de schuldbekentenis, die de priester bidt vóór de bediening van de mis. De datum c. 1520 is wat te vroeg. Want zoover ik weet drukte Peter Jansz toen nog niet. Zo zal de uitgave zeker een jaar of tien later gedateerd moeten worden. Peter Jansz. heeft een Leidse traditie, door Seversz. gegrond, voortgezet met deze uitgaven op perkament, maar het is toch de vraag, of hij op dat gebied even productief is geweest als zijn voorganger. Tot nu toe zijn me slechts bekend van zijn drukken op perkament - maar hoeveel kunnen er juist van zulke kleine pruldingetjes niet verloren zijn gegaan? - behalve dit Confiteor, een Abecedarium en misschien een DonatusGa naar voetnoot4). De tekst van zijn Confiteor wijkt, vooral tegen het einde, enigszins af van Seversz.’ uitgaveGa naar voetnoot5). Een curiosum is, dat het Latijnse boekje een Nederlandse colophon heeft. Deze luidt: | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
Geprēt te Leyden bi // mij Peeter Iās zoen // Dezelfde eigenaardigheid vertoont een latere Latijnse uitgave te Leiden, de genoemde Benedictio mensae van Jan Mathijsz.Ga naar voetnoot1). Van de overige fragmenten der Leidse Bibliotheek is no. 5, de Somme, het merkwaardigste. Ook dat bood het voordeel een colophon met de naam van de drukker Vorsterman en zelfs zijn merk (NAT. VI. 13) te hebben bewaard. Hier zat hem de moeilijkheid hoofdzakelijk in het aanvullen van de titel, waaraan enige regels ontbreken. Men leest er nog slechts: 1a r.4?: tusschen den Keyser ende den Co= // ninckvan (sic) Vranckrijcke. Te // Madril in Castille. Int // iaer ons heeren. M. // CCCCC. en̄ .XXV. // en het was dus zaak met behulp van de inhoud een behoorlijke titel te fabriceren. Het bleek de hoofdartikelen van de vrede te Madrid te bevatten en aangezien er daarvan een Franse uitgave - deze gedrukt door Jac. van Liesvelt te AntwerpenGa naar voetnoot2) - bestaat, waarmee de inhoud parallel schijnt te lopen, heb ik de titel daarnaar gevormd. Tot er een volledig exemplaar te voorschijn is gekomen, zal het fragment het met de maaktitel, (Somme vanden principalen articulen int corte vanden pays) tusschen den Keyser ende den Coninck van Vranckrijcke te Madril, moeten doen. Heel veel ontbreekt er ondertussen gelukkig niet. Slechts het bovenstuk, 3 of 4 regels tekst omvattend, is van de 4 bladen, die dit zeer kleine 8o boekje vormen, afgesneden. Het bestaan ervan bewijst weer, hoe de Antwerpse drukkers steeds ijverig uitgaven over actuele onderwerpen aan de markt brachten. In zeer geschonden staat is het fragment, bestaande uit 4 ongevouwen bladen van katern A, van Ant. Mancinellus, Versilogus. Maar ook hier is gelukkig de naam van de drukker bewaard, die we trouwens mede aan zijn titelrand (NAT. II.8) dadelijk herkend zouden hebben. Het is een gedateerde uitgave, doch het essentiële gedeelte van de datum ontbreekt juist. Ter verdere opsporing van een volledig exemplaar volgt hier een afschrift van de titel met al zijn lacunes: Ant... // Manci... // silogus, iam mu... // & auctus per I... // adiectis breuib... // tarijs viri v... // simi Ioa... // lij Ru... // Ioseph... // genensis ad... //... // Vt tibi chare puer... //... 6 regels // Antverp... // chaelem Hill... // M... // (titel in rand NAT. II.8). | |||||||||
[pagina t.o. 144]
| |||||||||
IV. Confiteor. Leiden, Peter Jansz., (c. 1530?), bll. 1 b en 4 a, en 3 b en 2 a.
| |||||||||
[pagina t.o. 145]
| |||||||||
V. Ael. Donatus, De octo partibus orationis. Z.p.n.j.? ('s-Hertogenbosch, Ger. van der Hatart? c. 1540 of iets later?), bll. 8 b en 1 a.
| |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
Het is zeer wel mogelijk, dat dit de nog niet teruggevonden uitgave door Hillen van 1536 is, eveneens in 4o, en eveneens ‘recognitus’ door Jos. Horlennius Segenensis en met de commentaar van Murmellius. De titel, die Paquot daarvan afschrijft, is eensluidend met dezeGa naar voetnoot1). In dat geval heeft een volledig exemplaar 25 (eer 26)bladen. Mijn onderzoek naar de type van het laatste fragment, een der talloze Donatus-uitgaven, is nog niet geheel afgesloten en de toeschrijving aan de drukkerij van Geraert van der Hatart blijft voorlopig onzeker. Het bestaat uit 8 ongevouwen, nogal defecte bladen, die samen de eerste katern A vormen. Ze bevatten de tekst, bij SchwenkeGa naar voetnoot2) genommerd 1-16. 52 en zijn gedrukt in de Lettersnijder-type M 75/98, na 1500 door tal van Nederlandse drukkers gebruikt en daardoor heel moeilijk te determineren. De verschillen in deze type, zo ze al voorkomen, zijn miniem. Ondertussen teken ik ze, zonder schokkende resultaten, reeds sinds jaren op. De letter in dit Donatus-fragment heeft gelukkig een paar treffende bizonderheden: de letters N, Q en T vallen iets voorover en ook de C en de E staan meestal niet geheel recht. Verder, maar dit is weer een zeer veel voorkomend kenmerk, heeft de type de ligaturen da, de en do, geen punt, doch een dun streepje op de i, en een dubbel divies. De meest karakteristieke bizonderheden hiervan, de vooroverhangende hoofdletters, vond ik grotendeels - met uitzondering van de T - terug in een druk van Ger. van der Hatart, Dat Paradijs der lieffhebbender sielen, Nov. 1535 (NK. 1677). De initiaal bij het begin, een P, die misschien ook naar het spoor van een drukker zou kunnen leiden, heb ik tot nu toe niet teruggevonden. Op de recto-zijde van het eerste blad komt ten dele rode druk voor. Lang niet onmogelijk, dat deze Donatus na 1540 moet gedateerd worden; papier en druk zijn al van mindere kwaliteit. Zo blijven er bij dit laatste fragment dus nog vele vraagtekens staan. Het is te hopen, dat de reproductie (afb. V), die ik hier van een gedeelte geef, tot de opsporing van een gaaf exemplaar mag leiden. Hoewel ze niet onder ‘mijn’ gebied te rangschikken vallen, signaleer ik hier toch uit de Leidse portefeuille de 3 bladen van een Nederlandse incunabel, die ik kon determineren als | |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
Guil. Zenders de Werdt, Lilium grammatice. (Antwerpen, Gov. Bac). 4o. Het is een uitgave, die niet in Campbell's Annales voorkomt, maar door Proctor in de Tracts on early printing III onder no. 1791e. wordt beschreven naar een exemplaar in het British Museum. Wat men er te Leiden van bezit, zijn de bladen 13, 14 en 19, dus 3 van de 20, die een volledig exemplaar telt. In dit geval heb ik het terechtbrengen, zonder enig ander houvast dan de typen, inderdaad te danken aan mijn peuterige aantekeningen. De Lettersnijder-type M75/98 van Bac vertoont n.l. een I, niet met 2, doch met 3 tanden, een bizonderheid, die ze slechts, voor zover ik weet, deelt met die van enkele andere drukkers (Jac. de Breda, Theod. de Borne in Deventer en Jan Evertsz. te Kampen) en die door Haebler in zijn Typenrepertorium niet vermeld wordt. Welnu, in deze blaadjes heeft de type een 3 tandige I en dat bracht me onmiddellijk op het goede spoor. In dezelfde dagen, dat ik geöbsedeerd werd door de Leidse fragmenten, doken er eveneens bij de firma Nijhoff enige op, die me ter determinering werden voorgelegd. Nu ik toch eenmaal fragmenten behandel, zal ik de twee onbekende grootheden, die zich daaronder bleken te bevinden, hier tevens vermelden. Het zijn:
Beide fragmenten zijn door de heer Nijhoff aan de Koninklijke Bibliotheek geschonken en hebben dus nu een veilige rustplaats gevonden. Aan de Bethlem ontbreken de bladen 26-27 en 31-32; een colophon is niet bewaard. De houtsneden wijzen echter regelrecht naar Vorsterman. Mogelijk is dit een der uitgaven van 1526 of 1527, door Polain vermeldGa naar voetnoot1) en die ik opnam als NK. 0111 en 0112. Ter opsporing van een volledig exemplaar schrijf ik hier het titelblad en het begin van blad 2a af. 1a: Dit is een deuote // meditacie op die passie ōs liefs heerē en̄ // van plaetse tot plaetsen die mate gheset // daer onse lieue here voor ons gheledē he // uet met dye figuerē en̄ met scone oraciē // | |||||||||
[pagina 147]
| |||||||||
daer op dienēde En̄ so dicke alsmē dit de // uotelic leest so v̓diētmē alle die aflatē so // volcomelic als oftmē alle die heilige plaetsen bin // nē Iherusalē lichamelic v̓sochte Ende eē deuoet // priester die langē tijt te Iherusalē heeft gewoōt // die heeft dit ghemeten en̄ bescreuē. // hsn.NAT.XX.70, aan drie zijden randjes // 1b hsn.NAT.XVII.52. // 2a: ⁌Item dit deuoot boecxken heeft een // weerdich priester ghenaemt heer Beth // leem bescreuen... Een oogenblik heb ik gemeend, dat dit dezelfde uitgave zou zijn, gedateerd 12 Oct. 1518, waarvan de heer J. Borms een, helaas ook alweer defect, exemplaar bezit en dat ik in die Octobermaand, gewijd aan de verminkten, heb mogen beschrijven. Er bleken echter verschillen in het zetsel te zijn. Het exemplaar van de heer Borms stemt in het bewaarde gedeelte (de bladen 1, 19 en 21 ontbreken) het meest overeen met onze beschrijving NK. 314 van dezelfde datum, doch vertoont ook daarvan weer afwijkingen. Zo bv. luidt bl. 4a van NK. 314: ALs ghi tottē berch van Caluarien // gaen wilt... Belangrijker dan deze zoveelste uitgave van een devoot boekje, dat uit den treuren herdrukt werd, is het Hortulus anime-fragment. Deze Nederlandse uitgave van 7 Sept. 1526 vond ik nergens, ook niet in Bohatta's Bibliographie der Livres d'heures, vermeld. In fraaie staat is het veelgebruikte exemplaar niet en het was een karwei op zichzelf de totaal door elkaar geraakte blaadjes te ordenen. Steun had ik daarbij gelukkig aan de verwante uitgave van 5 Juni 1531, mij door het Bisschoppelijk Museum te Haarlem welwillend op de Kon. Bibliotheek ter vergelijking geleend. Van de oorspronkelijke 108 bladen bleken er 22 te ontbreken. De colophon luidt: 108b: ⁌Gheprent in die stadt van Antwerpen / // buyten die camer poorte Indē guldē Een- // horen Bi mi Willem Vorstermā. Int iaer // ons heeren. M.CCCCC. en̄. XXvi. den. vij. // dach van Septemb. twee ornamentjes // drukkersmerk NAT.VI.15. Dank zij deze nieuwe vondst kennen we thans drie Nederlandse uitgaven, die Vorsterman van dit boekje met de aardige houtsneden heeft gedrukt: een van 17 Febr. 1525 (NK. 1139), deze van 7 Sept. 1526 en een van 5 Juni 1531 (NK. 1140). Ook wordt er een vierde uitgave bij hem van 1534 vermeld, waarvan indertijd een ex. in de veiling Paelinck voorkwam, | |||||||||
[pagina 148]
| |||||||||
doch tot nu toe heb ik die nog niet vermogen terug te vindenGa naar voetnoot1). Acht nieuwe aanwinsten voor het toekomstig deel III onzer Nederlandsche Bibliographie, binnen een maand tijds geboekt, herinneren aan vooroorlogse jachtbuiten. Van harte hoop ik evenwel, dat mijn publicatie aanleiding mag geven tot het opsporen van gave exemplaren. Want met zulke ongelukkige fragmenten voelt men zich maar half voldaan.
's-Gravenhage, Dec. 1946. M.E. Kronenberg |
|