In 1940, toen het in zaken evenmin rozengeur en maneschijn was, vroeg ik hem of hij nu weer een plan wilde uitdenken; hij antwoordde dat hij in 1914 even in de 50 was en nu in de 70 en geen initiatief had, hetgeen niet wegnam dat er nog heel wat uit dat onvermoeide brein is ontsproten, wat de zaak ten goede is gekomen. Eén ding viel zijn medewerkers in dien tijd op, en vervulde hen vaak met vrees: zijn roekeloosheid tegenover den bezetter, in den grond dédain suprême voor hem. De meest compromitteerende geschriften lagen open op zijn schrijftafel! En het mag een wonder heeten dat zulks nooit tot de Duitschers is doorgedrongen. Het moet gezegd worden dat er bij het personeel van ca. 60 man niemand verkeerd was. Er gebeurde heel wat, vooral in den Nieuwen Handel, wat het Duitsche daglicht niet mocht zien. Het was daar een rendez-vous van illegalen onder de oogen van den bezetter. Want wat is gemakkelijker dan in een boekhandel, waar iedereen komen kan, elkaar te ontmoeten of boodschappen uit te wisselen, vooral als èn eigenaars èn personeel van harte meedoen?
In October 1910 werd het nieuwe huis, Lange Voorhout 9, betrokken en een nieuwe periode in zijn leven brak daarmee aan. De werktijd was toen van 8 tot 6, met 1 uur voor koffiedrinken. Hij zelf deed dat in een door hem fraai ingerichte kamer in het sousterrain, waar Donderdagsavonds nog steeds de vroegere Spectator-redactie samenkwam. De Nederlandsche Spectator was jammer genoeg weliswaar overleden, maar de Donderdagsche traditie werd nog voortgezet. In het Voorhout kwam dus geregeld, behalve Wouter Nijhoff, een keur van den Nederlandschen geest samen: Kossmann, Dyserinck, Coolhaas, Beekman, Van Balen ontbraken nimmer, anderen kwamen af en toe,
Langzamerhand schrompelde de kring: Ds. Dyserinck vertrok naar Baarn, Prof. Martin ging in Wassenaar wonen en tenslotte waren nog slechts Wouter Nijhoff, Kossmann en Beekman over. Hij hield van gezelligen omgang, mits die niet teveel van zijn tijd vergde. De Veteranendag zou hij niet graag overgeslagen hebben, jammer dat bijna elk jaar een oude handelsvriend op het appèl ontbrak. Het te vroege sterven van prof. Sluyterman was voor hem een groot verlies. Pater Kruitwagen was ook een geziene gast, zij het niet op de Spectatoravonden. Hij was een van de weinigen die in de intimiteit van de roef bij den eenvoudigen koffiemaaltijd werd toegelaten.