Het zou te ver voeren hier al zijn groote uitgaven te vermelden op het gebied van kunst, natuurwetenschappen, enz., welke alle op de meest onbekrompen wijze in voortreffelijke uitvoering tot stand kwamen. Ik wil hier slechts willekeurig eenige grepen doen: De Oud-Hollandsche teekeningen, Sluyterman's Oude Binnenhuizen in Nederland en België, Pelt Lechner, Eieren in Nederland, de uitgaven der Linschoten-Vereeniging, die vooral op zijn instigatie werd gesticht, Beekman's Geschiedkundige Atlas van Nederland, een werk, dat ieder ander land ons benijdt, waarvan de enorme kosten een schitterend bewijs zijn van Nijhoff's onbaatzuchtigheid. Het zou niet in Wouter Nijhoff's geest zijn hier over deze onbaatzuchtigheid iets te verklappen.
Nog eenige zijner belangrijke uitgaven mag ik niet voorbijgaan: Bijvanck-Hoogewerff, Noord-Nederlandsche miniaturen, Capita Zoologica, de Hollandsche vertaling van Barlaeus, Brazilië, van Marie, Italian schools of painting, Visser, Exhibition of Chinese art, Genetica, Resumptio Genetica, Bibliographia Genetica, Lorentz, Collected works, Corpus sigillorum Neerlandicorum, Beeckman, Journal, de beide kaartwerken van Van Deventer, enz. enz.
Maar Wouter Nijhoff was niet alleen uitgever, hij was tevens een groot antiquaar. Op dit gebied toonde hij zich eveneens ‘dienaar der wetenschap’ en ook hier toonde hij weer de warm voelende Nederlander te zijn, door vooral de buitenlandsche bibliotheken te nopen wetenschappelijke Nederlandsche boeken aan te schaffen. Vele zijn b.v. de buitenlandsche bibliotheken, die hij voorzag van de belangrijkste werken op het gebied der Nederlandsche geschiedenis. Zijn bewondering voor een mooi oud boek deed hem dikwijls besluiten een dergelijk werk aan te koopen, niet zoozeer omdat hij daar voordeel in zag, maar omdat hij het mooie oude boek boven alles lief had. Bijzondere aandacht schonk hij aan de magazijn catalogi, waarvan er verscheidene door hun voortreffelijke bewerking blijvende waarde verkregen. Wanneer een vakcatalogus gemaakt werd, bevatte deze niet de zoo maar toevallig voorhanden werken, doch er werd eerst systematisch gekocht en niet eerder ging de catalogus naar den drukker aleer de belangrijkste werken voorhanden waren. Hij hield er niet van, zooals Duitsche antiquaren dikwijls deden, een catalogus op te smukken met zoogenaamde ‘Blindaufnahmen’. Dat vond hij zeer terecht minderwaardig en ook uit een koopmansoogpunt onjuist.