zijn de K.B. en Nijhoff twee erkende machten, over welker aanwezigheid Den Haag zich evenzeer verheugen mag als zij het doen ten opzichte van elkaar. Ieder op eigen terrein vertoonen zij in haar werkzaamheid een merkwaardige overeenstemming: met het Haagsche leven vervlochten, zijn zij tegelijkertijd instellingen van nationale beteekenis, die haar activiteit tot ver over onze landsgrenzen ontplooien. En alweer, dat zou bij de firma Nijhoff nooit zoo zijn geweest, wanneer Wouter Nijhoff daar niet jarenlang de leiding had gehad.
Hij voelde zich daarbij geschraagd door een traditie van twee eeuwen, gedurende welke het geslacht Nijhoff als boekverkoopers en uitgevers in ons land werkzaam is geweest en waarvan de oudste geschiedenis door hem is vastgelegd in zijn in 1934 verschenen boek ‘De Arnhemsche boekverkoopers en uitgevers Nijhoff. Geschiedenis en bibliografie’.
Wint hier de firma Nijhoff het in ouderdom van de Koninklijke Bibliotheek, die het volgend jaar haar 150-jarig bestaan vieren zal, deze kan op haar beurt weer op een langer Haagsch leven bogen daar zij al meer dan een halve eeuw achter den rug had, toen op 1 Januari 1853 Martinus Nijhoff zich in Den Haag vestigde. Juist in dien tijd was aan de Koninklijke Bibliotheek nieuwe luister bijgezet door de opening van het Museum Meermanno-Westreenianum. De jonge Nijhoff toonde zich al spoedig in het Haagsche cultuurleven een actieve figuur. Zooals zijn vader Is. Anne in 1831 de ‘Bijdragen voor Vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde’ had opgericht - onlangs in verjongden vorm, nog steeds als een uitgave van Nijhoff weer verschenen - zoo stichtte Martinus ‘Het Vaderland’ en ‘De Nederlandsche Spectator.’ En het is in 1860 de Bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek Dr. M.F.A.G. Campbell, die vaste medewerker van dit laatste tijdschrift wordt, om van 1864 tot aan zijn dood in 1890 de hoofdredactie te vervullen.
Anderhalf jaar later, den ien October 1891, deed de zoon van Martinus, Wouter Nijhoff zijn intrede in de zaak aan de Nobelstraat. Hij had drie jaar lang een opleiding gehad in de boekhandelscentra Parijs, Londen en Frankfort, na het gymnasium afgeloopen te hebben, zoodat hij behoorlijk voor zijn taak was voorbereid.
Die taak bestond aanvankelijk in het verwerken van antiquariaats catalogi, maar werd in 1894, na het sterven van Marti-