Het Boek. Serie 2. Jaargang 28
(1944-1946)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Een onbekende Nederlandsche vertaling van een gebedenboek van Daniel TossanusDe brief, die hierna in druk wordt uitgegeven, is door de afzenders ‘ilentz’, in groote haast dus, geschreven, en dat zal wel de oorzaak zijn geweest, dat zij hebben verzuimd er een jaartal in te plaatsen. Niettemin mag, gelijk nog blijken zal, worden aangenomen, dat het stuk uit het jaar 1596 dateert. De brief heeft een zeker belang, omdat hij ons inlicht over de Nederlandsche uitgave van een in oorsprong Fransch gebedenboekje, welke hier te lande niet bekend schijnt te zijn. In dezen brief, die volgens schrift en papier op het einde der 16e eeuw geschreven moet zijn, bieden twee Deventer boekdrukkers, Simon Steinberghen en Johan Evertzen aan den Magistraat der stad Doesburg zes exemplaren aan van een gebedenboek, dat ‘uut die Heylighe Schryfftuer ende uut die boecken der Outvaeders’ getrokken was en oorspronkelijk in het Fransch geschreven werd door Daniel Tossanus. Dit boekje was vertaald door ‘een liefhebber der Godtlicher waerheytt’ en vervolgens met groote kosten door de beide drukkers ter perse gelegd. Met behulp van het boekje zelf laat de brief zich niet dateeren: in geen enkele van onze groote bibliotheken bleek het voor te komen en ondanks herhaalde navraag, ook bij de Bibliothèque Wallonne, is het mij niet gelukt iets over deze Nederlandsche uitgave te weten te komen. Wel viel te vermoeden, dat de Magistraat bij aanvaarding van dit geschenk den aanbieders ervan een douceur zou hebben toegedacht. Zoo komt dan ook behalve een eveneens in andere jaren terugkeerende uitgaafpost wegens het aanbieden van almanakken in de stadsrekening 1596/97 de volgende aanteekening voorGa naar voetnoot1): Item Symon Steenberghen, boeckdrucker tot De- | |
[pagina 322]
| |
venter, die stadt verehrt met ettlicke boecxkens, die stadt hem geschenckt 4 daler. Dat dit het bovenbedoelde gebedenboekje en niet een of ander ander werkje was, wordt aannemelijk gemaakt door een post in de Deventer cameraarsrekening van 1596, welke evenzoo een gratificatie voor Mr. Simon Steenbergen verantwoordt, en wel ‘voir seeckere bedeboexkens van Tossano uth gegain, dairmedde hie Schepenen und Raidt verehret hadde’Ga naar voetnoot1). In verdere rekeningen is een dergelijke vermelding niet aangetroffen. Weliswaar spreekt de brief der Deventer boekdrukkers van den ‘Godtzaligen’ Tossanus en stierf deze eerst in 1602, maar dit woord behoeft niet op een overledene te duiden en hij was een beroemd prediker en godgeleerde, voor wien een dergelijk epitheton ook tijdens zijn leven, vooral wanneer hij op hoogeren leeftijd gekomen is, niet ongepast mag worden geacht. Daniel Tossanus was voor den Deventer magistraat geen onbekend man, anders misschien dan voor dien van Doesburg. Hij had in December 1594 aan het stadsbestuur van Deventer een boekwerk, orationum suarum volumen gelijk Revius verteltGa naar voetnoot2), opgedragen ter gelegenheid dat zijn zoon Paulus er tot rector der Latijnsche school was benoemd, en in den zomer daarop werd hem een penning met het stadswapen vereerdGa naar voetnoot3). Zou de zoon, die tot Februari 1597 dit rectoraat bekleedde, de aandacht van de drukkers op het gebedenboekje van zijn vader hebben gevestigd? Dat hij het ook vertaald heeft, is niet waarschijnlijk, want in 1594 sprak hij wel Fransch en Duitsch, maar niet de Nederlandsche taal, gelijk uit een te zijnen behoeve geschreven aanbevelingsbrief blijktGa naar voetnoot4). Al is het boekje, waarover het hier gaat, in ons land niet meer bekend, de oorspronkelijke Fransche uitgave, welke aan de vertaling ten grondslag moet hebben gelegen, laat zich wel aanwijzen, omdat wij over een uitvoerige levensbeschrijving met bibliografie van den schrijver beschikkenGa naar voetnoot5). Daniel Toussain, welke naam tot | |
[pagina 323]
| |
Tossanus verlatijnscht wordt, was in 1541 geboren als zoon van een Franschen Gereformeerden predikant en hij volgde de voetsporen van zijn vader. Reeds in 1562 werd hij tot predikant te Orleans beroepen, maar in 1568 moest hij deze stad wegens de geloofsvervolgingen verlaten. Op het einde van 1571 keerde hij er terug om nog geen jaar later na den Bartholomeusnacht voor goed uit Frankrijk te vluchten. Aanvankelijk ging hij naar Basel, doch vertrok al spoedig naar Heidelberg, waar hij ten laatste in 1586 tot professor in de theologie werd benoemd en op den 10en Januari 1602 overleed. Nog tijdens zijn verblijf te Orleans vervaardigde Tossanus een gebedenboekje, dat dertig jaren later in de Nederlandsche taal zou worden overgebracht. Slaan wij acht op den titel van het origineel en de omschrijving van de vertaling in den hierachter uitgegeven brief, dan valt de gelijkenis terstond op. De bedoelde titel luidt: Prieres Et Consolations prises de plusieurs passages de l'Escriture, et des liures des Anciens. Le tout accommodé à l'vsage des vrais ChrestiensGa naar voetnoot1). De overeenkomst met de omschrijving in den brief, dat het boekje in het licht is gebracht ‘uut die Heylighe Schryfftuer ende uut die boecken der Outvaders’ ‘tott stichtinghe deser onser Nederlantscher gemeinten’, is onmiskenbaar. Volgens Cuno is het niet zoo zeer als een gebedenboek als wel als een stichtelijk werk te beschouwen. In de Bibliothèque Wallonne bevindt zich de oorspronkelijke Fransche uitgave ook niet. Bij Cuno worden een paar exemplaren in Duitschland vermeld. Ten laatste zij nog het een en ander medegedeeld over de boekdrukkers, door wie de brief is verzonden: Simon Steinberghen en Johan Evertzen. In dezen laatste mogen wij stellig Johan Everts Cloppenburg zien, boekdrukker der Staten van Overijsel, die in de jaren 1573-1603 te Deventer werkzaam wasGa naar voetnoot2). Drukkers, genaamd Simon Steenberghen, waren er te Deventer twee, vader en zoon. De eerste was werkzaam tot 1594 en overleed in 1596 of | |
[pagina 324]
| |
1597, de tweede komt na dien voorGa naar voetnoot1). In den Overijsselschen Almanak van 1845Ga naar voetnoot2) wordt een in de Athenaeumbibliotheek te Deventer berustende rekening en verantwoording van de hand van Simon Steenbergen Jr. vermeld, maar dat stuk is er thans niet meer aanwezig en waar het gebleven is, valt niet na te gaan. Bij de ingekomen brieven van 1596 in het Deventer stadsarchief bevindt zich een papiertje zonder datum, waarop Simon Steenbergen, ‘boeckdrucker deser stadt’, aandringt op betaling zijner rekening. Dit zou Simon Sr. kunnen zijn. De hand is niet dezelfde als die, welke den hier besproken brief schreef en er ook de eerste handteekening onder plaatste. Dat de beide drukkers elkander compagnons (consorten) noemen, is een mededeeling, die ons evenmin verder brengt. Waren Simon Steenbergen Sr. en Johan Everts Cloppenburg nauw gelieerd, gelijk uit de rekening van den zoon blijktGa naar voetnoot3), het is aannemelijk, dat de zoon de zaken na het uittreden van zijn vader in 1594 althans tot diens overlijden op denzelfden voet heeft voortgezet. In elk geval heeft Simon Sr. zijn aandeel tot aan zijn dood behouden. Mogelijk heeft de samenwerking geduurd, totdat Cloppenburg zich omstreeks 1605Ga naar voetnoot4) uit de zaken terugtrok. Dit is alles, wat over de drukkers te vermelden valt. Voor de dateering van den brief en daardoor van Tossanus' boekje verschaft het ons geen licht, maar dank zij den bovengenoemden rekeningposten verkeeren wij ook hierover niet in onzekerheid. A.J. van de ven | |
BijlageSimon Steinberghen en Johan Evertzen (Cloppenburg), boekdrukkers te Deventer, bieden den Magistraat van Doesburg zes exemplaren van de Nederlandsche vertaling van een oorspronkelijk in het Fransch geschreven gebedenboekje van Daniel Tossanus aan.
(1596) October 18/28. Erentfeste, Wollachtbaere, Hoechwyse, Vursichtighe, Ghebiedende Heeren, Alsoe vast in allerley spraken verscheidene exemplaren van bedeboecken gedichtt ende uutgegheven zijn, averst zeer weenich in dese unse Nederlantsche sprake schryfftmatich verfattet, so isth dat unss unlangs een exemplaer van een bedeboexken behandighett iss, twel- | |
[pagina 325]
| |
cke uut die Heylighe Schryfftuer ende uut die boecken der Outvaders durch den Godtzaligen Danielem Tossanum in die Francoeische sprake int licht gebracht iss, tott stichtinghe deser onser Nederlantscher gemeinten, twelck gelickfals vann een lieffhebber der Godtlicher waerheytt uut hett Francoeys in onse Nederlantsche sprake avergesatt iss, soe wy nhu niet allein doer rhaedt ende advys dess aversetters, maer oeck van eenighe predicanten ende leeraers dess Godtlichen Worts mitt grote kosten hebbe helpen drucken, ende als een handt boexken U Edele unnd Hoechachtbaere Wijsheden dese ses bedeboexkens wall willen verehren, begerende ganss dienstlichen U Edele unnd Hoechachtbaere Wijsheden willen gelieven dese unse kleine verehronge in dancke tho nhemen, ende eindtlich unss hiermede in U Edele guyde gunsth stedes erbiedende, biddende Godt almechtighen U Erentfeste und Wollachtbaere Wijsheden tho verleenen een gluckzalich langhe leven unnd voerspoedighe vreedelicke regieronghe.
Datum ilentz Deventer den 18. dach Octobris stylo veteri.
U Edele unnd Hoechachtbaere Wijsheden underthanighe dienaren Het adres luidt: Dem Erentfesten Wollachtbaeren Hoechwysen Burgemeisteren Scepenen und Rhaedt der stadt Doesborch, oeren gunstighen gebiedende Heeren. Simon Steinberghen Johan Evertzen Consorten. Oorspr. Oud-archief Doesburg. Ingekomen stukken, 1596. Inv. no. 153. |
|