Boekbespreking
Prof. Dr. Kan. H. de Vocht, Prof. Dr. F.M. Olbrechts, E(erw.) H(eer) L. (J.M.) Philippen & Drs. A. Deheegher, Nicolaus Clenardus. Met een inleiding van Dr. H.F. Bouchery, Antwerpen, Uitgave van het Museum Plantin-Moretus, De Sikkel 1942. Uitgever voor Nederland Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage. VII + 108 blzz., 9 afb. 8o. Gedrukt in 400 exx. - Prijs f 3.65.
Op 5 November 1942 zou te Antwerpen in het Museum Plantijn een academische zitting, samen met een tentoonstelling, zijn gehouden ter herdenking van Nicolaus Clenardus, vier eeuwen geleden in Granada overleden. De tijdsomstandigheden hebben dit plan verhinderd. Maar wel danken wij aan de voorbereidingen tot de viering een goede bundel opstellen over Clenardus, die ons hier te lande in de zomer van 1943 mocht bereiken. Papier, druk, reproducties, ze zijn alle nog van een kwaliteit, waarmee het Museum voor den dag kan komen.
Dat juist in die omgeving de herdenking van Clenardus beraamd was, ligt voor de hand. Immers het is drukker Plantijn geweest, die al in 1566 een uitgave der verzamelde brieven van Clenardus heeft bezorgd, een publicatie, eerst in 1940-1941 achterhaald door de nog vollediger editie van A. Roersch. En vooral de brieven zijn het, die ons nader hebben gebracht tot deze eenigszins ongewone, doch buitengemeen aantrekkelijke figuur onder de Nederlandsche humanisten. Een vrije vogel, die zijn eigen weg heeft gezocht en gevonden.
Theoloog door zijn studie in Leuven en ook tot priester gewijd, werd Clenardus door zijn naturlijke begaafdheid echter vooral tot talenstudie gedreven. Naast het Latijn en Grieksch kreeg weldra het Hebreeuwsch en Chaldeeuwsch zijn belangstelling. Menig taalkundig werk, enkele zelfs vele keeren herdrukt, heeft hij samengesteld. Origineel voor die dagen was zijn onderwijsmethode, geenszins gebaseerd op 't inpompen van grammatische regels, maar op het hooren spreken en, in een later stadium, op het zelf spreken van Latijn door de leerlingen. In zijn boekje De modo docendi pueros analphabeticos, waarvan de heer Philippen de eerste Keulsche uitgave van c. 1550 terug mocht vinden, wordt deze moderne methode uiteengezet. Ook in een zijner brieven aan Rutger Rescius van 28-29 Maart 1535, hier door den heer Deheegher in Nederlandsche vertaling weergegeven, verhaalt hij er aardige concrete resultaten van.
Reeds in Leuven is zijn begeerte ontwaakt, Arabisch te leeren. Was zijn motief, dat alleen wie zelf de Koran kan lezen in staat is een vreedzame kruistocht tegen de Islam te ondernemen, inderdaad het ware? Of diende dit slechts om 't eigen priesterlijk geweten te sussen? En zou niet veeleer het onbedwingbare verlangen, zijn talenhonger te verzadigen, de innerlijke drijfveer zijn geweest? Een drijfveer, die men in een tijd, geheel op nuttigheidsoverwegingen gericht, toen studie met als eenig doel zelfontwikkeling zeker gelijk een zonde beschouwd werd, liever niet uitte.
Op zeer persoonlijke wijze, met taaie energie, heeft Clenardus in Leuven zichzelf de Arabische letters en wat woorden geleerd. Een brief, in deze bundel mede vertaald, vertelt van de worsteling. Dan komt er een oogenblik in zijn leven, dat hij het in Leuven niet langer uithoudt. Hij moet en zal naar Spanje. In October 1531 reist hij daarheen, in het gezel-