Het Boek. Serie 2. Jaargang 28
(1944-1946)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |||||||||||||||||
De geschriften van Jacob Campo Weyerman.
| |||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||
brengselen van zijne penseel hebben geringe waarde’. En over zijn geschriften gaf dezelfde criticus dit strenge oordeel: ‘tegenwoordig is zeker dit alles slechts scheurpapier; doch zijn Levens der Schilders en Gevallen van Don Quichot, hoe slecht en slordig geschreven, worden door de zoogenaamde liefhebbers en bibliomanen, gelijk meer rare prulschriften, nog bijkans tegen goud opgewogen’. Vele tijdgenooten van Weyerman lazen met smaak zijn eenigszins gepeperde ‘vertoogen’ etc. Dit blijkt o.a. uit een manuscript, dat nog over isGa naar voetnoot1) en waarin een liefhebber met zeer fraaie hand tal van gedichten uit de diverse gedrukte werken van Campo Weyerman gecopieerd heeft. Alexander Ver HuellGa naar voetnoot2) schreef: ‘Ik kan 't mij nog herinneren als kind menschen van jaren te hebben zien lachen over de geestigheden van Weijerman, gelijk wij 't doen om die van Dickens of Cremer, - doch voor ons heeft dat zout zijn smaak en prikkel verloren’. Sedert het laatste kwart der vorige eeuw werd evenwel een evolutie in de waardeering van Weyerman merkbaarGa naar voetnoot3): men begon in te zien, dat zijn pennevruchten toch niet geheel en al verwerpelijk waren, dat zij in ieder geval een zeer persoonlijken stijl hadden. W.P. Sautijn Kluit publiceerde in 1872 zijn goed gedocumenteerde studieGa naar voetnoot4) over ‘Jacob Campo Weyerman als journalist’, en hoewel hij daarin (p. 208, n. 1) nadrukkelijk verklaarde: ‘Op bibliographische volledigheid maak ik bij alle deze opgaven geen aanspraak’, toch legde hij door zijn nasporingen den grondslag voor alle verdere onderzoekingen, waarbij men echter moet bedenken, dat hij, zooals de titel van zijn opstel ook aangeeft, zoo goed als alleen aandacht besteedde aan Weyerman's periodiek verschenen geschriften. Sautijn Kluit maakte door zijn arbeid de belangstelling van andere bibliografen wakkerGa naar voetnoot5). De Rotterdamsche bibliothecaris Gerrit van Rijn gaf een uitvoerige beschrijving | |||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||
van verschillende 18e-eeuwsche journalistieke publicaties van Weyerman en anderenGa naar voetnoot1). Thans is een bibliografische herziening van het geheele materiaal dringend geboden. Sautijn Kluit en zijn volgelingen hebben, bij al hun verdienste, natuurlijk fouten gemaakt. Bovendien heeft de wetenschappelijke bibliografie de laatste zeventig jaren gelukkig niet stilgestaan; wij beschikken heden ten dage over vele hulpmiddelen, waarover men twee generaties geleden nog niet de beschikking had. Men heeft tot nogtoe evenwel één onvergeeflijke methodische fout gemaakt. De oude opgaven van J. van AbkoudeGa naar voetnoot2) zijn niet betrouwbaarGa naar voetnoot3). Maar men heeft om onbegrijpelijke redenen in het geheel geen gebruik gemaakt van de mededeelingen, die Weyerman ons zelf over vele zijner geschriften verstrekt heeftGa naar voetnoot4). Het is dus zaak, alle werken de revue te laten passeeren, waarbij het overbodig is, het vele goede uit oudere bibliografieën te herhalen. Wat nog nimmer betrouwbaar beschreven is, moet zoo volledig mogelijk worden gedetermineerd. Inzake eenige dubieuze toeschrijvingen kan nu de beslissing worden gegeven. Daarmede wordt dan de taak naar beste krachten uitgevoerd, voor vele jaren reeds door [H.] Wolfgang [van der Mey] gesteld, toen hij schreefGa naar voetnoot5): ‘Onder de massa “periodieke geschriften”, hier te lande in de jaren 1720-1738 door ongenoemde auteurs uitgegeven, de “papieren” van Weyerman te ontdekken, wien (gelijk gezegd is) zoovele geschriften worden toegedacht, ziedaar een taak voor snuffelaars. Mr. W.P. Sautijn Kluit heeft het veld des onderzoeks wel schier geheel omgewerkt met de spa van zijn ijzeren vlijt, toch kan hier of daar nog een vergeten lapje gronds braak liggen. Heeft Weyerman al in zekere “memorie” d.d. 23 April 1739 geklaagd, “dat de wereld hem schriften aanwreef, waaraan hij nooit eenig deel had gehad”, hij heeft evenmin in deze “memorie” of andere papieren gerapporteerd, wat zijn rustelooze en vruchtbare pen dan wel uit de galnoot heeft gehaald’. | |||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||
Zooals zooeven gezegd is, ook de niet-periodieke geschriften van Weyerman dienen in één chronologisch verband gesteld te wordenGa naar voetnoot1), hetgeen tevoren nergens beproefd werd. Onze schilder-pamflettist was en bleef gedurende zijn geheele leven een warm bewonderaar van het tooneelGa naar voetnoot2) en terwijl Sautijn Kluit de bespreking zijner journalistieke werkzaamheid aanving met 1720, moeten wij, die ons gezichtsveld hebben uitgebreid, vele jaren eerder een begin maken met: I. Besweering van den disperaten Anwerpsen courantier. Klucht-spel. Brugge, 1705. Dronckers, Cat. Waller, no. 1852. II. Uit denzelfden vroegsten tijd dateeren ongetwijfeld: Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Gent, [z.j.]. Dronckers, Cat. Waller, no. 1853. De gehoornde broeders of vrouwelyk bedrog. [Z. pl. en j.]. Dronckers, Cat. Waller, no. 1855. | |||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||
Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Bezweering van den desperaten Antwerpschen Courantier. De gehoornde broeders of vrouwelyk bedrog. Klugtspelen. De vierde druk. Amsterdam, 1718. v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 1. III. De Hollandsche sinnelykheid. Bly-spel. Amsteldam, 1713. Dronckers, Cat. Waller, no. 1856. - De Nat. Bibl. bezat reeds een ex. voordat het bovengenoemde werd aangekocht. De Mij. v. Ned. Lett. bezit van dit stuk een 2den druk (Amst., 1717). IV. De Rotterdamsche Hermes. Rotterdam, 1720-1721. Sautijn Kluit, p. 203. V. Den Amsterdamschen Hermes. Amsterdam, 1722-1723. Sautijn Kluit, p. 204. VI. Den ontleeder der gebreeken. Amsterdam, 1724-1726. Sautijn Kluit, p. 204-206. VII. De Historie des Pausdoms, of een Verhaal van de dwaalingen en bijgeloovigheden, dewelke van tyd tot tyd zyn ingesloopen in de Kerk. Amsterdam, 1725. (Hierbij dl. III. 1728). v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 7. VIII. Den Persiaansche zydewever, Demokriets en Herakliets Brabandsche voyage, De Hollandsche zinlykheyt, Den Antwerpsche courantier, en De gehoornde broeders, benevens eenige uyt het Grieks vertaalde gezangen van | |||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||
Anacreon, voorzien met de Sleutel van het geheele werk [Z. pl., c. 1725]. v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 2. IX. De voornaamste beweegredenen en omstandigheden die aanleyding hebben gegeven aan Moses Marcus tot het verlaaten van den Joodschen, en tot het aanneemen van den kristelyke godsdienst... Door hem zelven opgestelt in de Engelsche en overgezet door Jakob Campo Weyerman in de Nederduytsche taal. Amsterdam, [c. 1725]. Zeer vrije bewerking van ‘The principal motives and circumstances that induced him to leave the Jewish, and embrace the Christian faith. 1724’. X. Maandelyksche 't Zamenspraaken, tusschen de Dooden en de Leevenden, bestaande in Vertoogen tusschen alderhande Mogendheden, Keyzers, Koningen, Vorsten, Ministers, Getabberden, Gedegenden, Konstenaars, Wysgeeren, &c. en in vrolyke 't zamenspraaken tusschen beruchte Vrouwen en befaamde Dieren. Eerste 't Zamenspraak tusschen Jakob den Tweede en den Ridder van St. Joris. Tweede 't Zamenspraak tusschen den Baron van Ripperda en Tys Prior. Voor de Maand July, 1726. Door Jakob Campo Weyerman. Tot Amsterdam, Gedrukt voor den Autheur, en zyn te bekomen by Hendrik Bosch, en by de voornaamste boekverkoopers in de Nederlandsche Steden. Klein in-8o. Met frontispice. Het geheel telt 760 blz. De verschillende afleveringen met de volgende titels: - Het Vervolg van de 't Zamenspraak tusschen den Baron van Ripperda en Tys Prior. Derde 't Zamenspraak tusschen Kidi en Saaki. Vierde 't Zamenspraak tusschen Balsamina en een Steenbok. Voor de Maand Augustus, 1726. | |||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||
- De Vyfde 't Zamenspraak tusschen Hendrik den Achtste, en Karel den Tweede. Voor de Maand September 1726. - De Zesde 't Zamenspraak tusschen Barthold Schwarts, den Vinder van het Buskruyt. Laurens Koster, den Ontdekker van de Drukkonst. En Kristoffel Kolumbus, den eerste Wegwyzei der Spaansche Indien. Voor de Maand October, 1726. - De Zevende 't Zamenspraak tusschen Dante Aligheri, en Francis Petrarcha, twee Toskaansche Dichters. En Pierre de Ronsard, den Prins der Fransche Poëeten. Voor de Maand November, 1726. - De Achtste 't Zamenspraak tusschen Pieter Paulus Rubens, Anthony van Dyk, en Godefroi Kneller, drie beruchte Schilders. Voor de Maand December, 1726. Onder de werken van Weyerman is dit een der aardigste, doch tevens een der allerzeldzaamste. Mij is slechts één ex. bekend: in mijn verzameling. XI. Den echo des weerelds. Amsterdam, 1726-1727. Sautijn Kluit, p. 206. | |||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||
XII. De reizende Chinees. Amsterdam, 1727-1728. Ex. (4 dln.) in de Univ. Bibl. Amsterdam. XIII. De doorzigtige heremyt. 's Gravenhage, 1730. Sautijn Kluit, p. 208. De doorzichtige heremiet. Tweede druk. [Z. pl. en j.]. Sautijn Kluit, p. 209. XIV. De levens-beschryvingen der Nederlandsche konstschilders en konst-schilderessen. 's Gravenhage, 1729. 3 dln. - Het 4e dl. gepubliceerd na den dood des auteurs te Dordregt in 1769. v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 11. XV. Den vrolyke tuchtheer. Amsterdam, 1730. Sautijn Kluit, p. 209. XVI. Merkw. Levensgevallen van den beruchten kolonel Charters. U. 't Eng. Amsterdam, A. Outgens, 1730. Titel volgens Bibliogr. adversaria, V, p. 91. | |||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||
Vgl. J. van Abkoude, Naam-register, I (1743), p. 215: ‘Leven van de Colonel Chartres, 8. Amst. 1730’. XVII. Alex. Gordon. De leevens van den Paus Alexander den VI. en van zyn zoon Caesar Borgia. In 't Engelsch beschreven. [Vertaald door J. Campo Weyerman]. Rotterdam, 1731. Knuttel, Ned. bibliographie v. kerkgesch., p. 14. XVIII. Den Laplandschen Tovertrommel. [1731]. v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 12, vermoedt, dat de auteur is Campo Weyerman. XIX. De Vreedecourier. 1732-1733. Mulder Bosgoed in: Bibliogr. adversaria, II, p. 106-108. XX. Den Maagdenburgsche alchimist, of den gewaanden Baron van Syberg ontmaskert. Blyspel. Utrecht, 1733. In verband hiermede te beschouwen de volgende biografie: XXI. De leevens byzonderheden van Johan Hendrik Baron van Syberg. Utrecht, J. van Lanckom, 1733. Sautijn Kluit, p. 209, no. 1 en Bibliogr. adversaria, II, p. 107 (aan Sautijn Kluit ontleend) genoemd: ‘Leven van den Baron van Syburg. Utrecht, M. Visch, 1734’. - Een ex. uit 1733 in de Nat. Bibliotheek. | |||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||
XXII. Den kluyzenaar in een vrolyk humeur. Utrecht, [1733]. Sautijn Kluit, p. 209-210. XXIII. Eenige scherpe aanmerkingen over de Historie des Pausdoms opgestelt bij een Karthuyzer Monnik en in een brief overgeschikt aan den Autheur... en deszelfs andwoort; verzelt door godgeleerde en zeedekundige betrachtingen over den text des Evangelists Lucas 14. v. 20, en Ecclesiastes 2. v. 11. Amsterdam, 1734. Loopende titel: ‘Verdeediging van de Historie des Pausdoms’. XXIV. Den Adelaar. Amsterdam, 1735. De Univ. Bibl. Amsterdam bezit Nrs. 1-11, de Nat. Bibl. slechts Nrs. 1 en 2. XXV. Den Talmud ofte overzeldzaamen Joodsche vertellingen. 's Gravenhage, 1736. Sautijn Kluit, p. 210. XXVI. Piet fopt Jan en Jan fopt Piet, ofte boertige en ernstige Zamenspraak, tusschen een Protestant, Jansenist en Jesuit, waar in de nieuwerwetsche mirakelen van den abt Paris en 't boek van den Hr. de Montgeron tot verdediging derzelve, onderzocht en beredeneert worden. [Z. pl.], 1737. Sautijn Kluit, p. 225. XXVII. Verdeediging van Jacob Campo Weyerman tegens Alex. Le Roux. Utrecht, [1737]. Sautijn Kluit, p. 229. XXVIII. De naakte waarheyt. Leyden, 1737. Sautijn Kluit, p. 211. | |||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||
v. Rijn, Librije, 1889, p. 59, no. 15. - Rott. Librije, 1890, p. 10, no. 5. - De Mare, Cat. Mus. Meermanno-Westreenianum, I, 868. Vgl. Kleerkooper en v. Stockum, De boekhandel te Amsterdam, p. 1105. XXIX. De zeldzaame leevensbyzonderheden van Laurens Arminius, Jakob Campo Weyerman, Robert Hennebo, Jakob Veenhuyzen, en veele andere beruchte personaadgien, Amsterdam, 1738. v. Rijn, Rott. Librije, 1890, p. 10, no. 7. XXX. Den Voorlooper van de Kronyk der Bankrottiers. Rotterdam, 1738. Sautijn Kluit, p. 230-232. XXXI. Natuurkundige historiesche, ernstige, schertsende, en vrolyke aanmerkingen over de Gemeenzaame t'zamenspraaken, tusschen een geneesheer en zyn lyders. Door Jakob Campo Weyerman. Tot Amsterdam gedrukt, en zyn te bekomen bij Barent Dass, boekverkoper in de Pylsteeg, en bij de verdere boekverkopers, in de voornaamste Nederlandsche steden, 1738. 60 + (1) blz. XXXII. Het vermakelyk Wagenpraatje, over verscheyde gevallen; gehouden tusschen twee Heeren en een Juffrouw; op de Postwagen van Utrecht op Breda. Beschreven door Jacob Campo Weyerman, resideerende in 's Gravenhage, met twee Aanhangzels voorzien. Tweede druk. Waar agter ook gevoegt zyn, zyne Natuurkundige historische, ernstige, schertsende en vrolyke Aanmerkingen, over de Gemeenzaame t'Zamenspraaken, tusschen een Geneesheer en zyn Lyders. Te Gorinchem, by Nicolaas Goetzee, 1741. Ex. in Bibl. Scheepers te Rotterdam: incompleet; blz. 5-12 ontbreken; blz. 109 vo (= I3) is niet gepagineerd, custode niet aanwezig; I4 ontbreekt; de ‘Natuurkundige... aanmerkingen’ (zie bij XXXI) zijn niet hierachter aanwezig. | |||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||
Pagineering: 1-120 (abusievelijk genummerd 129). Hierachter de ‘Aanhangzels’ gepagineerd: 105-109 (signatuur loopt door: H4-I1). De aanhangsels zijn getiteld: XXXIII. Zegenzang in den aanvang des jaars 1741. Aan den Edelen Hove van Holland, Zeeland, en Westfriesland. 's Gravenhage, [1741]. Knuttel, Pamfl., no. 17193. XXXIV. Eenige letterlievende, zeedekundige, historische en stichtelyke betrachtingen. Opgestelt in onrym en in vaarzen. 's Gravenhage, [1742].
XXXV. Treurvertoog ter loflyker geheugen van... Henrik Velse. 's Gravenhage, 1744. Knuttel, Pamfl., no. 17463. XXXVI. Vreugdegejuygh der Herv. Nederd. Gemeente over de komst van den Eerw. Hooggel. en verdienstigen predikant Jan Gijsbert Moll, beroepen den 11 van de Sprokkelmaand en bevestigt op den 17 van de Bloeimaand in 's Gravenhage door Jacob Campo Weijerman. 's-Gravenhage bij Matheus Gaillard, 1744. W. Moll, Cat. v.d. hist. topografische bibliotheek, (Gemeente-archief 's-Gravenhage). I (1921), p. 254. XXXVII. De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot, door... Picart den Romein, en andere... meesters, in 31 kunstplaaten, na... Coypel, in 't koper gebragt: beschreeven... door Jacob Campo Weyerman; en door den zelfden met gedichten ter verklaaring van iedere kunstprint, en het leeven van M. de | |||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||
Cervantes Saavedra verrykt. Alles volgens het oirspronklyk Spaansch. 's Hage, 1746. Een gelijktijdige Fransche en Nederlandsche uitgave verscheen bij P. de Hondt in dit jaar. - Vgl. H. Cohen, Guide de l'amateur de livres à gravures du 18e siècle. 6e éd. revue p. Seymour de Ricci. Paris, 1912, p. 217. - Wille, De literator R.M. v. Goens en zijn kring. I (1937), p. 548, n. 2. XXXVIII. De geest van Jacob Campo Weyerman, of Nieuwe en aardige invallende gedachten, zynde een vermakelyk rommel zootjen en verscheyde ouwe en nieuwe kost, opgdist voor jonge lieden, oude droomers, en snuffelaars... Gedrukt voor de Nieuwsgierige op het Eylandt Foppasie. CLXXX.M.D.LXXIV. [= 1754?]. Ex. in de Univ. Bibl. Amsterdam. XXXIX. [F.L. Kersteman.] Aanhangzel behoorende tot de Zeldzaame Levens-gevallen van J.C. Weyerman. 's Gravenhage, 1763. Vgl. Het Boek, XXIII, p. 300, no. V. XL. Het oog in 't zeil in 50 geestige vertoogen, geschreven gedurende zyne detentie op de Voorpoorte van den Hove van Holland. Naar deszelfs eigen Handschrift gedrukt. Leyden, 1780. Sautijn Kluit, p. 211-212. | |||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||
In den Cat. der kunshist. Bibl. in het Rijksmuseum te Amst., I (1934), p. 479, staat genoteerd ‘Titelprent: tweede veranderde staat van de titelprent uit Den Amst. Hermes, 1722’. In ‘Het oog in 't zeil’ zijn verschillende samenspraken en enkele complete tooneelstukjes afgedrukt, die afzonderlijk zijn opgenomen in den tooneelcatalogus van de Bibl. der Mij. v. Ned. Lett. te Leiden, n.l. ‘Hardersspel’ (Nrs. 16-17), ‘Het rampzalig huuwelijk’ (Nr. 20), ‘Alles zonder kontanten’ (Nr. 34). XLI. Nu rest ons nog, enkele titels te vermelden van geschriften, die niet nader gedetermineerd konden worden:
Deze kleine puzzles wachten dus nog op een oplossing.
D.J.H. ter Horst. |
|