Het Boek. Serie 2. Jaargang 28
(1944-1946)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Oude afbeeldingen van Duitsche stedenFr. Bachmann. Die alten Städtebilder. Ein Verzeichnis der graphischen Ortsansichten von Schedel bis Merian. Leipzig 1939. In onze dagen is de belangstelling en de liefde voor het oude stedenschoon stijgende. Het is begrijpelijk, dat men, nu men zich steeds meer op het verleden van onze beschaving wil bezinnen, vooral aandacht schenkt aan de brandpunten van onze oude Europeesche cultuur: de steden. Er zijn verschillende manieren om het oude stadsschoon tot zich te doen spreken. Het best is wel eigen aanschouwing. Welk een genot is het niet rond te dolen in Rothenburg, Neurenberg, om alleen maar deze beide plaatsen te noemen, waar zooveel van het middeleeuwsche karakter bewaard is gebleven. Maar.... op weinig plaatsen is dat stadsschoon ongeschonden behouden! De meeste steden veranderden in den loop der eeuwen, oude gebouwen werden gewijzigd of gingen te gronde, de muren, die de steden omringden, werden afgebroken, nieuwe stadswijken, minder mooi, ontstonden. En niet alleen de tand des tijds en de wijzigingen tengevolge van nieuwere behoeften van latere bewoners schonden het stadsbeeld. Niet minder waren het verwoestende oorlogen, van de dertigjarige oorlog tot de oorlogen in de twintigste eeuw toe, die onherstelbare vernielingen aanrichtten, zoodat weinig stadskernen van vóór 1700 tot in onze dagen gaaf bewaard bleven. Daarom is het goed, dat wij ook op andere wijze het oude stedenschoon voor onze verbeelding kunnen doen herleven, nl. door | |
[pagina 196]
| |
het bezichtigen van oude afbeeldingen. Reeds de tijdgenoot schiep behagen in het moois, dat hij om zich heen zag, en gelukkig waren er in de 16de en de 17de eeuw steeds kunstzinnige teekenaars en schilders, die de steden in beeld brachten. Die afbeeldingen werden als houtsnede of kopergravure vermenigvuldigd en deze gravures in boekwerken aan het publiek bekend gemaakt. Op deze wijze ontstonden voor Nederland de beschrijving der Nederlanden door Ludovico Guicciardini, een rijk-geïllustreerd werk, dat tusschen 1567 en 1648 niet minder dan 25 uitgaven beleefdeGa naar voetnoot1) enGa naar voetnoot2) in het midden van de 17de eeuw Blaeu's onvolprezen stedenatlas der NederlandenGa naar voetnoot3). In Duitschland was het vooral Merians Topographia Germaniae, die in een schat van afbeeldingen ons een indruk geeft van de schoonheid van de steden. Wij denken hierbij vooral aan de platen, die de geheele stad afbeelden, hetzij in plattegrond - de gebouwen zijn dan gewoonlijk in opstand geteekend -, hetzij in prospect, waar men de stad vóór zich ziet liggen, zooals de stad eertijds door den schilder of teekenaar in beeld werd gebrachtGa naar voetnoot4). Daarnaast ontstonden, vooral later, ook stadsgezichten, die een kijkje in de steden geven, een marktplein, een kerk of een poort. Maar deze afbeeldingen, die in ons land vooral in de 18de eeuw vervaardigd werden - wij denken aan Pronk, de Beyer en vele anderen - vallen buiten het bestek van de boeken, waarvan de titels hierboven zijn aangehaald en blijven dus ook in deze bespreking buiten beschouwing. Het doel van de boeken van den Heer Bachmann is die oude afbeeldingen van Duitsche steden weer onder ieders oog te brengen. De boeken, waarin men die oude platen vindt, zijn nl. alle zeldzaam geworden en kostbaar. In particulier bezit vindt men ze wei- | |
[pagina 197]
| |
nig en in bibliotheken worden ze gewoonlijk niet uitgeleend. De drie deelen ‘Bilderatlas’ geven niet minder dan ruim 400 goedgeslaagde reproducties en de minnaar van het oude Duitsche stadsschoon kan hier dus zijn hart ophalen. Maar daarnaast is er nog bijzondere aanleiding, waarom deze boeken verdienen in Nederland bekend en bestudeerd te worden. Vooreerst, omdat in het ‘Verzeichnis’ een bibliografische beschrijving gegeven wordt van veel boekwerken, waarin ook Nederlandsche steden worden afgebeeld. Met hulp van deze gegevens kan men dus vaak nagaan, in welk boekwerk bepaalde Duitsche en Nederlandsche stadsafbeeldingen zijn afgedrukt en van wanneer het stadsbeeld, dat men voor zich heeft, dateert. Wij moeten er dan echter mede rekening houden, dat vaak in latere werken vroegere platen werden gecopiëerdGa naar voetnoot1). Dit neemt niet weg, dat een nauwkeurige bibliografische beschrijving van de boeken, waarin afbeeldingen voorkomen, de eerste stap is, die tot een goede dateering kan leiden. En dan treft het ons bij het doorbladeren van de beide deelen ‘Bilderatlas’, dat menige fraaie afbeelding het werk is van.... Nederlandsche kunstenaars. Dit behoeft ons niet te verbazen. Want ieder weet, hoe in de 17de eeuw de Vereenigde Nederlanden aan de spits stonden op het gebied van kunst en wetenschap. Bij de bespreking, die hier volgt, hebben wij aan deze beide punten bijzondere aandacht geschonken.
De oudste gegraveerde afbeeldingen van Duitsche steden dateeren uit het einde van de 15de eeuwGa naar voetnoot2). Keulen werd in de in 1474 verschenen Fasciculus temporum van Werner Rolevinck, Lubeck in het in 1475 ter perse gelegde Rudimentum novitiorum afgebeeld. In beide gevallen was dit de - niet natuurgetrouwe - afbeelding van de plaats, waar het boek gedrukt werd. Het eerste boek, waarin een reeks steden werd afgebeeld, was de in 1486 verschenen reisbeschrijving van den Mainzer domdeken Bernhard von Breidenbach, waarin deze een beschrijving geeft van zijn in 1483-1484 met verscheidene tochtgenooten ondernomen reis naar Palestina. De stadsgzichten waren geteekend en waarschijnlijk ook in hout | |
[pagina 198]
| |
gesneden door een Nederlander, den op reis medegenomen schilder Rewich van Utrecht. Blijkbaar door dit voorbeeld aangemoedigd ontstond in 1493 Hartmann Schedels Weltchronik, uitgegeven door Anton Koberger in Neurenberg. Niet minder dan 116 stadsgezichten, ontworpen door Michael Wohlgemut, Wilhelm Pleydenwurff en andere kunstenaars - naast afbeeldingen van kloosters en portretten van personen - verluchtten dit prachtwerk. Echter waren slechts ongeveer een vierde deel van deze afbeeldingen werkelijke stadsgezichten. Zoo stelt dezelfde plaat Mainz en Lyon, een andere tegelijk Lacedaemon en Milaan, weer een andere Metz en Nicaea voor. Maar toch komen hier 30 werkelijke stadsgezichten voor, meest van steden, met welke Neurenberg handelsbetrekkingen onderhield. Echter is geen enkele Nederlandsche stad in deze wereldkroniek afgebeeld. Het duurde bijna vijftig jaar, voordat weer zulk een werk gedrukt werd. In 1544 zag de eerste uitgave van Sebastian Münsters Cosmographia het licht, een werk, dat tot 1628 in talrijke uitgaven, met Duitschen, Latijnschen, Franschen of Italiaanschen tekst, verspreid werd. In de oudste uitgaven was meer aandacht aan de kaarten gewijd. De afbeeldingen van de steden waren meest ‘typische’ houtsneden, die tegelijk verscheidene steden voorstelden. Maar toch werden enkele steden - Bachmann noemt Bazel, Klein-Bazel, Augst bij Bazel, Jeruzalem met het Heilige Graf, Ingelheim, Pirreport en het oude RomeGa naar voetnoot1) - natuurgetrouw afgebeeld. De uitgaven van 1550, één met Duitschen en één met Latijnschen tekst, brachten een groote reeks nieuwe afbeeldingen van steden, waarvan vele op groot formaat en op dubbele bladen waren gedrukt. Soms waren deze naar een oud voorbeeld vervaardigd, een ander maal ook op verzoek van den uitgever naar de natuur opgenomen. De steden worden nu eens in plattegrond, dan weer als prospect, soms in vogelvlucht weergegeven. In de uitgave van 1550 - en dus ook in de latere uitgaven! - komt een kleine vogelvluchtafbeelding van Amsterdam voor, kennelijk een navolging van Cornelis Anthonisz.' meesterstuk. In de uitgave van 1572 verschijnt een plattegrondje van Utrecht, waar- | |
[pagina 199]
| |
schijnlijk gecopiëerd naar een in 1569 door Melchisedech van Hoorn vervaardigde plattegrond of naar het door dezen gebruikte voorbeeldGa naar voetnoot1). In de uitgave van 1574 komen voor de eerste maal prospecten van Groningen en 's-Hertogenbosch voor, waarvan wij de ‘Vorlagen’ niet kennenGa naar voetnoot2) en ook nog een fantastisch kaartje van Haarlem. Op de Groote Markt is een groot driehoekig fort afgebeeld. De verklaring voor deze zonderlinge afbeelding geeft het kleurrijk verhaal van het beleg van Haarlem, waarin wij lezen, dat de verdedigers zich in dat fort verschansten en van daar den vijand voor de laatste maal terugdrevenGa naar voetnoot3). Sebastian Münster overleed in 1552. Latere uitgaven - de laatste uitgave verscheen pas in 1628! - brachten naast de genoemde geen nieuwe afbeeldingen van Nederlandsche steden. Wèl deden dezelfde houtblokken van 's-Hertogenbosch, Groningen, Haarlem Amsterdam en Utrecht nog dienst voor een - buiten medeweten van den auteur - gedrukte uitgave van Guicciardini, die in 1582 het licht zag bij Henricpetri in Bazel, die ook de uitgaven van Sebastian Münsters Cosmographia de wereld inzondGa naar voetnoot4). De stadsafbeeldingen van Hartmann Schedels Wereldkroniek (1493) en van Sebastian Münsters Cosmographia (1544-1628) worden door Bachmann in de beide eerste kolommen in zijn ‘Verzeichnis’ vermeld. In alfabetische volgorde vinden wij hier een opsomming, niet alleen van de Duitsche steden, maar van alle steden in Nederland, België, Frankrijk, Engeland, Italië enz., waarvan afbeeldingen in de door Bachmann behandelde verzamelwerken voorkomenGa naar voetnoot5). De derde kolom is gewijd aan ‘Hogenbergs Geschichtsblätter’, op blz. 6 bibliografisch beschreven. Waar voor | |
[pagina 200]
| |
ons land Frederik Muller in zijn bekende ‘Nederlandsche historieplaten’ deze platen reeds heeft behandeldGa naar voetnoot1), die bovendien meer voor de geschiedenis dan voor de topografie van belang zijn, kunnen wij deze hier met stilzwijgen voorbijgaan. Dezelfde Frans Hogenberg, afkomstig uit Mechelen en later in Keulen woonachtig, was een van de voornaamste medewerkers aan het vermaarde stedenboek van Braun en Hogenberg, dat tusschen 1572 en 1617 (of 1618) in zes deelen in Keulen werd gedrukt. Bachmann geeft over dit werk, waarover ikzelf onlangs ook eenige beschouwingen ten beste gafGa naar voetnoot2), wetenswaardige bibliografische bijzonderheden. De zes deelen zagen voor het eerst respectievelijk in 1572, 1575, 1581, 1588, 1597 en 1617 (of 1618) het licht en bevatten respectievelijk 58 (later tot 59 uitgebreid), 59, 59, 59, 69 en 58 op dubbele bladen afgedrukte kopergravures. Op later verkochte exemplaren komen echter latere jaartallen voor en soms werd een kopergravure door een nieuwere afbeelding vervangen of werd een nieuwe afbeelding tusschengevoegd. Ook komen wijzigingen in de koperplaten voor, terwijl op de latere afdrukken vaak duidelijk te zien is, dat de koperplaat al lang in gebruik was. Ook in den tekst en vooral in het ‘voorwerk’ en in de indices en het colophon komen een oneindig aantal varianten voor. De tekst is meest Latijn, soms Duitsch, soms Fransch. Bachmann verklaart kort en goed (S. 8): ‘Eine sichere bibliographische Aufstellung gehört heute wohl zu den Unmöglichkeiten, da die Druck- und Verzierungsverschiedenheiten, die besonders bei den undatierten Ausgaben allein zur Bestimmung helfen, nur durch Vergleichung von Band mit Band, ja Blatt mit Blatt festgestellt werden können, was bei der Zerstreuung der Ausgaben in den zahlreichen Bibliotheken schwerlich sich an einem Orte - nebeneinander - wird bewerkstelligen lassen’. In mijn ‘Bijdrage’ heb ik een lijst gegeven van de in het stedenboek van Braun en Hogenberg voorkomende afbeeldingen van Nederlandsche steden. Ik heb daarbij, voor zoover ik dat kon nagaan, vermeld, welke ‘Vorlage’ gebruikt werd en kwam hierbij tot de conclusie, dat veel afbeeldingen teruggingen op de bekende plattegronden vervaardigd door Jacob van Deventer. Bachmann komt ten aanzien van Duitsche steden tot soortgelijke conclusies | |
[pagina 201]
| |
en schrijft (S. 7), dat ‘Braun für diese Arbeit alles ausnützte, was er an brauchbaren Vorlagen vorfand.’ Onder andere copiëerde hij soms naar Sebastian Münster, die overigens zijnerzijds in latere uitgaven ook platen van Braun-Hogenberg navolgde. Verder gebruikte hij ook ‘grosse Einzelansichten von Orten, die, als fliegende Blätter erschienen, wegen ihrer Grösze heute im Original vielfach verschollen sind. So lassen sich als Quellen für den Anfangsband auf Grund der noch erhaltenen Holzstöcke (nur z.T. auch alter Abdrucke) die grossen Holzschnittbilder von “Aldenburg”, Bremen, Nürnberg, Rostock, Straubing, Ulm und Wismar nachweisen’Ga naar voetnoot1). Daarnaast verzamelde Braun nieuwe afbeeldingen van steden, die hem soms door begunstigers werden toegezonden, maar die hij ook vaak door kunstenaars liet vervaardigen. Vooral de afbeeldingen vervaardigd door Joris Hoefnagel moeten hier vermeld worden. Van uitnemend belang is, wat Bachmann vertelt over de latere lotgevallen van de koperplaten en het gebruik, dat daarvan gemaakt werd tot in de 18de eeuw toeGa naar voetnoot2). Tot in het midden van de 17de eeuw bleven de koperplaten in het bezit van de erfgenamen van Frans Hogenberg in Keulen, maar na den dood in 1653 van Abraham Hogenberg werden ze verworven door den Amsterdamschen uitgever Johannes Janssonius. Deze stelde eenige jaren later - de deelen met afbeeldingen van de Duitsche en Nederlandsche steden hebben het jaartal 1657, de andere deelen dragen geen jaartal - een grooten stedenatlas samen. Deze atlas bestaat uit niet minder dan 8 deelen. Duitschland (Germania superior) en de Nederlanden (Germania inferior) werden elk in twee banden, Noord-Europa, Frankrijk met Zwitserland, Italië en Spanje werden elk in één deel behandeld. Deze achtdeelige atlas is zéér zeldzaam. In ons land ken ik slechts een volledig exemplaar in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden en in de bibliotheek van de Vereeniging van de Boekhandel te Amsterdam. In het Scheepvaart-museum te Amsterdam trof ik een tweede deel van de Nederlandsche steden aan en ik gaf daar- | |
[pagina 202]
| |
van in mijn bijdrage tot de dateering van de oudere stads-plattegronden een inhoudsopgave. De Geldersche en Brabantsche steden, die in dat deel niet voorkwamen, blijken volgens Bachmanns tabellen in het eerste deel te zijn afgebeeld. Het is wel curieus, dat Janssonius naast elkaar afdrukte de oude koperplaten van Braun-Hogenberg en andere plattegronden, die voor een groot deel copieën zijn van de plattegronden in Blaeu's stedenatlas. De afdrukken van Janssonius van Braun-Hogenbergs platen zijn te herkennen door de op de achterzijde in twee kolommen gedrukte tekst, terwijl Braun-Hogenberg de tekst steeds in één kolom afdrukte, en verder aan de signatuur, die ik in mijn genoemde ‘Bijdrage’ vermeldde. Een enkele maal, b.v. bij Gouda, is de oude koperplaat gewijzigd. Bachmann geeft buiten Nederland meer voorbeelden van gewijzigde koperplaten, b.v. Minden en Osnabrück. Maar hiermede is de geschiedenis van de koperplaten nog lang niet ten einde. De kolommen in Bachmanns werk en de bibliografische inleiding geven meer licht. Zij werden nl. goeddeels weer gebruikt voor een in het jaar 1682 in twee deelen gedrukte stedenatlas, uitgegeven door ‘de erfgenamen van saliger Joannes Janssonius van Waesberge, Boekverkoopers’, waarvan de titel luidt: ‘Tooneel der Vermaarste Koop-Steden en Handel-plaatsen van de geheele Wereld’Ga naar voetnoot1). In deze atlas is de keerzijde van de plattegronden niet bedrukt. Daarna werden omstreeks 1700 de koperplaten goeddeels nog eens gebruikt door Frederik de WitGa naar voetnoot2) en vervolgens omstreeks 1725 in de door Pieter van der Aa te Leiden uitgegeven ‘Galérie agréable’Ga naar voetnoot3). Tenslotte is als laatste eigenaar van de koperplaten bekend de firma Covens en Mortier te Amsterdam. Verscheidene plattegronden komen los voor met het adres van Covens en Mortier en nog omstreeks 1840 was o.a. de plattegrond van Leeuwarden bij die firma verkrijgbaarGa naar voetnoot4). Dr. Wieder vermeldt, dat hij in Madrid een stedenatlas van Covens en Mortier zagGa naar voetnoot5). Mij is nooit een exemplaar onder oogen gekomen. | |
[pagina 203]
| |
Een volgende kolom van Bachmanns werk noemt de reeks kleine plattegrondjes (8.5 × 13 cm) van steden, Italiaansche gravures, waarop soms de naam van Fr. Valegio wordt aangetroffen. Deze gravures komen los voor, zeer zelden in een verzamelband. Die bandjes zijn dan soms voorzien met een titel luidende: ‘Raccolta dei piu illustre et famose città di tutto il mondo’, of ‘Teatro delle piu illustre et famose città del mondo. In Venetia, Donato Rasicoti forma’. Op enkele platen treft men het jaartal 1572 aan, zoodat de collectie niet vòòr dat jaar kan zijn tot stand gekomen. Volgens Bachmann zijn verreweg de meeste (nl. 290 van de ongeveer 320) afbeeldingen ‘Nachstiche’ naar Braun-Hogenberg. Ten aanzien van de mij bekende plattegrondjes van Nederlandsche steden was ik tot dezelfde conclusie gekomenGa naar voetnoot1). Daarna wordt behandeld de ‘Archontologia Cosmica’ of ‘Newe Archontologia’ (S. 29-30 en volgende kolom van de tabellen). Van dit werk, ontstaan door de samenwerking van P. d'Avity, Johann Gottfried en Matthaeus Merian, beschrijft Bachmann vijf uitgaven (en nog veel varianten van die uitgaven) nl. I (1638) met Duitschen tekst, II (1638) met Latijnschen tekst, III (1646) met Duitschen tekst, IV (1649) met Latijnschen tekst en V (1694-1695) weer met Duitschen tekst. In de uitgaven III (1646) en IV (1649) vindt men fraaie, scherpe kopergravures met plattegronden van Amsterdam, Brielle, Kampen, Dordrecht, Enkhuizen, Groningen, Haarlem, Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Zutphen. Alleen de plattegrond van AmsterdamGa naar voetnoot2) komt ook reeds in de uitgaven I en II (beide van 1638) voor. In uitgave V (1694-1695) is geen Nederlandsche stad te vinden. Bachmann geeft voorts een zeer nauwkeurige bibliografische beschrijving van de ‘Thesaurus philo-politicus’, alias ‘Politisches Schatzkästlein’ van Eberhard Kieser en Daniel Meissner. Ook | |
[pagina 204]
| |
van Nederlandsche steden komen deze plaatjes voor, afbeeldingen van steden met eronder in Latijn en Duitsch spreuken en gezegden (mede op het plaatje toegelicht), die niets met de stadsafbeeldingen te maken hebben. Voor de topografie van de Nederlandsche steden geven deze plaatjes niets nieuws, zoodat ik kortheidshalve volsta met den lezer te verwijzen naar de mij bekende litteratuurGa naar voetnoot1). De inleidingen en kolommen van Bachmann bevatten tenslotte een uitvoerige en gedetailleerde bibliografie en lijst van de afbeeldingen in Merians Topographia Germaniae. Voor Duitschland geven de 30 deelen van dit werk een enorm materiaal, waarbij, naast veel navolgingen van andere werken, toch ook veel oorspronkelijks voorkomt. Het deel, waarin bijna alle tot het huidige Nederland behoorende steden gevonden worden bevat echter weinig of niets oorspronkelijks. Het komt mij voor, dat de meestal schetsmatige plattegronden en ook de sierlijke stadsafbeeldingen in prospect steeds navolgingen van bestaande afbeeldingen zijn, vaak van plaatjes, die vele tientallen jaren ouder waren. Zoo komt op het gezicht op Deventer, gezien van de overzijde van den IJsel, de in 1613 reeds gebouwde ‘peperbus’, de achtkantige lantaren op de toren der Groote Kerk gebouwd door Hendrik de Keyser, nog niet voor, terwijl toch de ‘Topographia Germaniae Inferioris’ pas in 1654 en later het licht zag. Dit voorbeeld zou met vele andere kunnen worden aangevuld.
Gaan wij thans na deze beschouwingen over den inhoud van het in 1939 verschenen ‘Verzeichnis’ over tot den ‘Bilderatlas’, waarvan de drie in 1941 en 1942 verschenen banden afbeeldingen geven van de Hanzesteden, Oldenburg en Lippe (Band I, Teil I), het Rijnland (Band I, Teil II) en Beieren (Band II, Teil I). In de inleiding tot Band I wijst Bachmann er nog eens op, dat verreweg de meeste oude stadsafbeeldingen min of meer navolgingen van oudere stadsgezichten zijn en dat zij dan ook niet, zooals men zoo vaak aanneemt, de toestand van de plaats weergeven op het oogenblik van verschijnen. Een enkel voorbeeld. De afbeelding van de stad Oldenburg (door Wenzel Hollar, toch niet de | |
[pagina 205]
| |
eerste de beste!), die in het midden van de 17de eeuw het licht zag, is een getrouwe copie van een kopergravure van Pieter Bast van 1598 (afb. 273). In de tusschenliggende 50 jaar was de topografie van Emden grondig veranderd. Een aardig voorbeeld van verandering van een oude kopergravure geven de afbeeldingen 9 en 10 van Hamburg, waar de voorgrond, die eerst door personen in kleederdracht en Latijnsche gedichten was ingenomen, vervangen is door een nieuwe stadsuitleg! Fraai is afbeelding 12, de reproductie van een prospect van Hamburg, volgens Bachmanns onderschrift van Petrus Kaerius 1619, uitgegeven bij Hugo Allardt te Amsterdam. Dat wij hier met Hollandsch werk te doen hebben blijkt uit de Nederlandsche bijschriften. Ook het prospect van Hamburg (afb. 13), waarboven staat: ‘Daniel Frese pinxit’, is blijkens het ‘C.J. Visscher excudit’ een product van Amsterdamsche herkomst. Afbeelding 34 van Bardowick, eveneens het werk van Daniel Frese (1598) heeft op den voorgrond een door 4 paarden bespannen reiswagen met een achttal passagiers, die doet denken aan een soortgelijke afbeelding van Kampen met een reiswagen op den voorgrond in het stedenboek van Braun en Hogenberg (deel II, 1575, no. 30). Van Emden is slechts opgenomen het weinig belangrijke plaatje in Bertius' Commentarii rerum Germanicarum (1616) en de plattegrond uit Braun-Hogenberg, deel II (1575) no. 32. Zijn de fraaie afbeeldingen van Emden van Pieter Bast, in Ubbo Emmius' werk en in Blaeu's stedenatlas aan Bachmann onbekend gebleven? Dat Emden in die Nederlandsche werken is afgebeeld is niet zoo verwonderlijk, want omstreeks 1600 waren de banden tusschen Emden en de Vereenigde Nederlanden zeer hecht! Van Osnabrück (afb. 72) en Minden (afb. 102) geeft Bachmann reproducties der plattegronden uit Janssonius' stedenatlas (1657), waar de oude koperplaten van Braun-Hogenberg, na wijziging, zijn afgedrukt. Afbeeldingen 84 en 85 van Berleburg gaven een duidelijke illustratie van de wijze, waarop Merian in 1646 een afbeelding van 1605 slaafs navolgde. Bijgeteekende vogeltjes in de lucht en een scherpere gravure zijn de meest in het oog loopende verschillen! Band I, Teil II over het Rijnland opent met Aken, van welke stad afbeeldingen 122 en 123 twee verschillende kopergravures geven, waarvan de eerste in oudere, de tweede in latere uitgaven van Braun-Hogenberg voorkomt. Van Düren (afb. 148) wordt | |
[pagina 206]
| |
ons weer een plaat uit Janssonius (1657), geboden, ditmaal een nieuwe gravure, waaronder rechts staat: ‘Wenceclaus Hollar delineavit 1634’. In het Rijnland is Keulen de oude metropool, van welke stad een naar verhouding groot aantal oude afbeeldingen bestaanGa naar voetnoot1). Bachmanns reproducties beginnen met de primitieve houtsnede uit Schedels wereldkroniek (1493) (afb. 192). Daarna (afb. 193) volgt het beroemde stadsgezicht van Anton Woensam (1531), waarvan het origineel niet minder dan 62 × 350 cm meet! Curieus is, dat het eronder gereproduceerde prospect (afb. 194) van Kaerius (1613), metende 56 × 213 cm, duidelijk een navolging van dat van Woensam is. De volgende plaat (afb. 195) geeft een gezicht op Keulen, halvemaan-vormig aan de Rijn gelegen, een primitieve houtsnede, die in Sebastian Münsters Cosmographia (van 1550 en later) voorkomt. Rechts boven staan de initialen H.R.M.D. en het jaartal 1548. Opvallend is de gelijkenis in stijl met een onlangs door mij teruggevonden oude houtsnede van de stad Deventer, waar deze stad - ook gezien van de overzijde van de rivier - wordt weergegeven omstreeks 1550. Afgezien van Cornelis Anthonisz.’ afbeeldingen van Amsterdam is dit wel de oudste gedetailleerde afbeelding van een Nederlandsche stadGa naar voetnoot2). Na een verkleinde weergave van de merkwaardige houtsnede van Hans Weigel (c. 1570) (26.5 × 107.5 cm) (afb. 196) komt de oudste plattegrond van Keulen uit Braun-Hogenberg, deel I (1572), no. 38. Hier mag wel vermeld worden, dat deze oudste plattegrond van de grootste Duitsche Middeleeuwsche stad ook onder (Zuid-)Nederlandschen invloed is ontstaan. De plattegrond van Braun-Hogenberg is nl. een verkleinde navolging van de origineele teekening in kleuren, 170 cm breed en 108 cm hoog, aanwezig in het stads-archief te Keulen, vervaardigd door Arnold Mercator, den zoon van den beroemden in Rupelmonde geboren Gerard MercatorGa naar voetnoot3). | |
[pagina 207]
| |
Dan willen wij nog de aandacht vestigen op twee afbeeldingen van Mainz (afb. 216 en 217) uit Janssonius' atlas (1657). Het komt mij voor, dat één dezer afbeeldingen een bewerking is van het plaatje van Merian (1646), dat als afb. 218 volgt. Afb. 224 geeft een prospect van Neuss uit Braun-Hogenberg (deel II (1575) no 33), waar in het vignet uitdrukkelijk wordt vermeld, dat dit stadsgezicht in 1575 naar de natuur is geteekend. Ook al weer een aanwijzing, dat dit bij veel platen niet het geval was. Het prospect van Wezel (afb. 246) geeft een portret van Wenzel Hollar, die bezig is de stad van de overzijde van de rivier uit te teekenen. Een aardige illustratie van de wijze, waarop prospecten ontstonden.
In het bovenstaande hebben wij een overzicht willen geven van de belangrijke bibliografische inleiding, alsmede van het rijke platenmateriaal, dat direct en indirect, ook voor Nederlanders belangwekkend is. Uit deze bespreking blijkt wel, dat wij met groote waardeering van het monumentale, goed gedocumenteerde en fraai uitgegeven werk van den Heer Bachmann hebben kennis genomen. In het voorwoord wordt medegedeeld, dat deze boeken.... ‘am Abend meines Lebens’.... werden samengesteld en dat zij ‘die Ergebnisse jahrzehntelanger Beschäftigung mit den alten Stadtansichten wie mit den Werken, aus denen sie stammen’ zijn. Wij willen dan ook besluiten met het uitspreken van den wensch, dat het niet bij deze drie deelen ‘Bilderatlas’ zal blijven, maar dat het den schrijver nog vergund moge zijn in een verdere reeks ook de steden van de andere deelen van Duitschland te behandelen. Wij voegen hier den wensch aan toe, dat een Nederlander een soortgelijk werk voor ons land zal tot stand brengen. In 1648 werden de Vereenigde Nederlanden - nu ook formeel losgemaakt uit het Duitsche Rijk - door geheel Europa als onafhankelijke staat erkend. Als duidelijke illustratie van die onafhankelijkheid verscheen kort na den vrede van Munster Blaeu's stedenatlas van de Vereenigde Nederlanden, een trotsch monument, waarin op sindsdien nooit meer overtroffen wijze de steden van ons land in beeld werden gebracht. Het werk van den Heer Bachmann heeft zich - volkomen terecht! - niet bemoeid met de Nederlandsche steden en de stedenatlas van Blaeu, alsmede de talrijke andere Ne- | |
[pagina 208]
| |
derlandsche werken, waarin plattegronden en prospecten van Nederlandsche steden voorkomen, blijven in zijn werk buiten beschouwing. Voor Nederland bestaat echter even goed behoefte aan een modern, mooi uitgegeven en goed gedocumenteerd reproductiewerk met oude afbeeldingen van onze Nederlandsche steden. Bachmanns boeken over de oude Duitsche steden kunnen als voorbeeld dienen voor een soortgelijk werk over Nederland, dat, naar wij hopen, binnen niet te langen tijd eens het licht zal zien!
B. van 't Hoff. |
|