Varia
Nederlandsche bibliographie na 1540
Hier moge met enkele woorden de aandacht gevestigd worden op het belangrijke artikel van den nieuwen Amsterdamschen bibliothecaris H. de la Fontaine Verwey, zelf een uitnemend bibliograaf, over de Nederlandsche Bibliographie der zestiende eeuw na 1540, opgenomen in het Januarinummer van Bibliotheekleven. Tot dat jaar is die taak thans vrijwel volledig verricht. Voor de daarna volgende jaren lijkt het hem niet mogelijk dezelfde wijze van bewerking toe te passen omdat het werk dan nooit tot stand zou kunnen komen. Daarvoor is de boekenproductie te groot geworden en ook worden voor die uitgaven van lateren datum andere methoden van werken vereischt. Hij wijst op verschillende uitgaven, zoowel collectieve als de Bibliotheca Belgica als monographieën over personen en speciale onderwerpen - waaruit de Bibliotheca Belgica trouwens ook voor een voornaam gedeelte bestaat - en op die van drukkers en uitgevers. Het lijkt hem raadzaam zich toe te leggen op de drukken van de verschillende steden, zooals Moes en Burger dat voor Amsterdam gedaan hebben. Zoo wijst hij op het belang van een bibliographie der drukken van de Oost-Friesche stad Emden, van Vianen, van Delft en andere plaatsen. Bij de bewerking daarvan zal het meer dan voor de oude drukken noodzakelijk zijn de geschiedenis der drukkers en van hun uitgaven in de archieven na te sporen. Hij stelt zijn conclusie aldus:
‘Vatten wij thans de resultaten samen, die de voorgaande losse opmerkingen ons opleverden. Voor de periode 1541-1600 schijnt een algemeene bibliographie in den trant van Nijhoff-Kronenberg ons voorloopig een utopie. Wil men iets bereiken, dan moet begonnen worden met het samenstellen van een aantal monographieën, hetzij over bepaalde genres van litteratuur, hetzij over bepaalde auteurs of liever nog over bepaalde steden, die voor de typographische geschiedenis belangrijk zijn. Als men in het bezit is van alle bereikbare gegevens over de drukkers van iedere stad en een inventaris heeft samengesteld van het door hen gebruikte materiaal, dan is het misschien mogelijk om allerlei raadsels op te lossen, waar wij nu geen weg mee weten....
Is eenmaal al dat werk gedaan, dan kan men eerst gaan denken aan een algemeene bibliographie, maar dan is het ook niet meer noodig een enorm werk met volledige boekbeschrijvingen samen te stellen. Volstaan kan dan worden met een verkorte titellijst in den trant van den Engelschen Short-title-catalogue, die verder verwijst naar de speciale bibliographische monographieën.’
Wij hopen, dat de heer Verwey niet tot doovemans ooren heeft gepredikt en dat in verloop van tijd op deze wijze een reeks van monographieen het licht zullen zien waardoor de Nederlandsche Bibliographie van de tweede helft der zestiende en eventueel ook een gedeelte van de zeventiende eeuw even degelijk en compleet bewerkt zal zijn als die over de daaraan voorafgaande periode. Aan belangstellenden zij de lezing van zijn opwekkend artikel met warmte aanbevolen. Het wijst de wegen aan welke velen tegelijk kunnen afleggen om gezamenlijk het verlangde doel te bereiken.
W.N.