Het Boek. Serie 2. Jaargang 28
(1944-1946)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||
[Het Boek, jaargang 1944-1946]Jodocus Hondius en de drukker van de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605I. InleidingIn een opmerkelijk artikel is onlangs onze bibliografische kennis betreffende het 16e eeuwsche Nederlandsche boek, verschenen nà 1540, vergeleken met een kaart van Afrika van honderd jaar geleen: de kusten zijn goed bekend, evenals de monden der rivieren en hun benedenloop, maar in het binnenland zijn nog veel witte plekkenGa naar voetnoot1). Hetzelfde geldt evenwel voor onze kennis betreffende het 17e eeuwsche Nederlandsche boek; ook hier heeft de onderzoeker te worstelen met talrijke schijnbaar onoplosbare raadsels, immers de pogingen om ons op dit gebied op een dwaalspoor te leiden zijn sinds de 16e eeuw eer toe- dan afgenomen. Ook in de 17e eeuw wemelde het van anonieme drukken en van valsche en fictieve drukkersadressen. In het onderstaande zullen wij een poging wagen een raadsel tot oplossing te brengen, dat als zoodanig in de litteratuur zelfs nog nimmer aan de orde is gesteld: wie nl. de drukker is geweest van de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605 en van de atlassen van Mercator van 1606/08, uitgegeven door Jodocus Hondius en Cornelis Claesz., welke werken in bijzondere mate tot den roem van Amsterdam op de toenmalige internationale boekenmarkt hebben bijgedragen. Tevens zullen wij trachten te bewijzen, dat de methode van typenonderzoek, die voor de incunabelen en postincunabelen zulke voortreffelijke en welhaast onfeilbare resultaten oplevert, doch voor de verdere 16e eeuw weinig houvast biedtGa naar voetnoot2), toch zelfs voor de 17e eeuw - mits men de hulp inroept van historische gegevens - niet geheel te verwaarloozen is. | |||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||
Afb. 1. Titelblad der Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605, gegraveerd door Jodocus Hondius.
| |||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||
II. De koperen platen van Mercator's atlassenGerhard Mercator, de beroemde cartograaf, die in 1594 te Duisburg overleed, heeft tijdens zijn leven een tweetal door hemzelf in koper gegraveerde atlassen uitgegeven: a) Tabulae geographicae Cl. Ptolemaei ad mentem autoris restitutae et emendatae (Coloniae Agrippinae 1578), later vermeerderd met den Latijnschen tekst van Ptolemaeus en uitgegeven onder den titel Cl. Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo (Coloniae Agrippinae 1584); b) een atlas van de toenmalige wereld, waarvan in 1585 een eerste deel en in 1589 een tweede deel verscheen. Na Mercator's dood verscheen in 1595 van laatstgenoemd werk een derde deel; de drie deelen te zamen werden in 1602 te Dusseldorf herdrukt op kosten van de erfgenamen van Mercator. Nu leest men in de raadsprotocollen van Duisburg dd. 18 Maart 1604 het volgende: ‘Auf Anhalten Tylmann de Neuville und Gerhard Mercatoris als Vormündern Rumold Mercatoris S[el]. nachgelassener unmündiger Kinder ist van einem Ehrb. Rat bewilligt und zugelassen, dass es besser und nützer sei den Kindern dann gelassen, dass sotanige Kupferplatten den Kindern verkauft werden; dann dieselben also zu verkaufen befohlen; hat also Gerhard Mercator dieselben vor 2000 Daler an sich genommen’Ga naar voetnoot1). Hieruit blijkt, dat Gerhard Mercator Jr., een kleinzoon van den beroemden cartograaf, de koperen platen der kaarten uit den onverdeelden boedel in Maart 1604 heeft gekocht voor 2000 daalders. Bekend is, dat Jodocus Hondius, een Vlaming, die in 1584 naar Londen was uitgeweken en sinds 1593 hier te lande woonachtig was, kort na Maart 1604 in het bezit geraakte van de koperen platen van Mercator, die hij kocht ‘ingenti aere’, d.i. voor een belanrijke som, zooals hij ons uitdrukkelijk mededeelt in het op 28 Februari 1605 gedateerde voorwoord zijner Ptolemaeus-uitgave. Tot dusverre is echter niet verklaard hoe het contact tusschen den te Duisburg wonenden Gerhard Mercator Jr. en Jodocus Hondius, wiens bedrijf te Amsterdam gevestigd was, is tot stand gekomen. Deze kwestie is niet onbelangrijk, immers het gevolg van genoemden aankoop was, dat Jodocus Hondius, die tot 1604 slechts bekend was als stempelsnijder, graveur (cartograaf) en vervaardiger van | |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
globen en zeevaartkundige instrumenten, na genoemd jaar onder de uitgevers van den eersten rang geteld moet worden. Te Duisburg is de koop dan ook waarschijnlijk niet tot stand gekomen. De door Gerhard Mercator nagelaten boeken en blijkbaar ook de door zijn kleinzoon gekochte gegraveerde platen werden in 1604 naar Leiden overgebracht om daar in het openbaar verkocht te worden: in genoemd jaar is aldaar nl. uitgegeven een door den boekverkooper Thomas Basson opgemaakte ‘Catalogus librorum bibliothecae clarissimi doctissimique viri, piae memoriae Gerardi Mercatoris etc. Catalogue van de boecken der gheleerden ende wijtberoemden wereldt-beschrijver Gerardi Mercatoris’ (Lugduni Bat. ex officina Thomae Basson 1604), waarvan echter een exemplaar niet te vinden isGa naar voetnoot1); de auctie had plaats op 12 Juli 1604 ten huize van den Leidschen boekverkooper Jean Le Maire. Men kan veronderstellen, dat Jodocus Hondius op de veiling de koperen platen der atlassen van Mercator heeft verworven, maar aannemelijker lijkt het, dat de koop reeds vroeger uit de hand heeft plaatsgevonden, toen de nalatenschap van Mercator naar Leiden was overgebracht, dus ongeveer in April 1604. De Ptolemaeus-uitgaaf was nl. reeds einde Februari 1605 gereed en in verband met de groote moeilijkheden en bezwaren aan de uitgaaf verbonden, moet men den tijd van voorbereiding wel zoo groot mogelijk nemen. Jodocus Hondius was te Leiden geen onbekende. In Maart 1601 had hij aan de Leidsche Universiteits-Bibliotheek een hemel- en een aardglobe geschonkenGa naar voetnoot2), terwijl hij in 1602 zelfs met zijn geheele huisgezin naar de Sleutelstad was verhuisd en zich aldaar op 5 Augustus van genoemd jaar als student in de wiskunde had la- | |||||||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||||||
Afb. 2. Portret van Jodocus Hondius (voorkomend in de latere uitgaven van Mercator's atlassen). Wellicht gegraveerd door Jodocus Hondius of zijn dochter Elisabeth Hondius.
| |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
ten inschrijvenGa naar voetnoot1). Te Leiden had hij ook de vriendschap genoten van Petrus Bertius, hoogleeraar in de zedekunde, onderregent van het Staten-College en aardrijkskundige van beteekenisGa naar voetnoot2). Deze hoogleeraar was blijkbaar een verwant van zijn vrouw Colette van den KeereGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||
III. De Ptolemaeus-uitgaaf van Hondius en Cornelis Claesz.Het is vermoedelijk op aanraden van Petrus Bertius geweest, dat Hondius de koperen platen uit Mercator's nalatenschap heeft aangekocht. En onmiddellijk nadat Hondius de platen in zijn bezit had gekregen, toog hij aan het werk. Bertius adviseerde hem niet alleen de Latijnsche vertaling, maar ook den origineelen Griekschen tekst van Ptolemaeus in het licht te geven, een onderneming waaraan tot dusverre alleen Erasmus zich had gewaagdGa naar voetnoot4). Beide teksten liet Hondius zorgvuldig voor den druk gereedmaken door zijn zwager Petrus Montanus, conrector van de Latijnsche school aan de Nieuwe Zijde te Amsterdam, die de beide door Erasmus verzorgde uitgaven tot voorbeeld nam en bovendien in margine de moderne geografische benamingen naast die van Ptolemaeus plaatste. Zelf nam Hondius het afdrukken van Mercator's kaartenschat voor zijn rekening en associeerde zich voor het zakelijk gedeelte met den bekenden Amsterdamschen uitgever Cornelis Claesz. Aldus verscheen einde Februari 1605: ‘Claudii Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo graeco-latini. Latinè primùm | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
recogniti et emendati, cum tabulis geographicis ad mentem auctoris restitutis per Gerardum Mercatorem: iam verò ad graeca et latina exemplaria à Petro Montano iterum recognita, et pluribus locis castigati. Adjecta insuper ab eodem nomina recentia et aequipollentia ex variis auctoribus veteribus et recentioribus magna cura collecta, in gratiam et usum geographiae studiosorum’. Het adres luidt op sommige exemplaren: ‘Jodocus Hondius excudit sibi et Cornelio Nicolai, in cujus officina prostant, Francofurti, Amsterodami 1605’Ga naar voetnoot1), bij andere: ‘Jodocus Hondius excudit sibi et Cornelio Nicolai, in cujus officina prostant, Francofurti 1605’Ga naar voetnoot2), bij wederom andere: ‘Sumptibus Cornelij Nicolai et Judoci Hondij Amsterodami Anno D. 1605’Ga naar voetnoot3). Hieruit blijkt, dat het boek te Amsterdam te koop was, maar ook te Frankfort, waar Cornelis Claesz. in verband met de jaarlijksche mis een filiaal hadGa naar voetnoot4). Op de voorjaarsmis van 1605 is het dus te Frankfort voor het eerst aan de bezoekers ten verkoop aangeboden. | |||||||||||||||
IV. Waar is de Ptolemaeus-uitgave gedrukt?Is nu deze Ptolemaeus-uitgave te Amsterdam gedrukt? Het is merkwaardig, dat nòch Burger, de uitnemende kenner van de Amsterdamsche typografie, nòch Wieder, voor wien de Nederlandsche cartografie nauwelijks nog geheimen in haar schoot verborg, deze vraag ooit gesteld, laat staan beantwoord hebben. Toch is de zaak zeer belangrijk, immers vóór 1605 is nog nimmer een Grieksch werk te Amsterdam gedrukt en dit werk was een op hoog wetenschappelijk peil staande uitgaaf, waaraan Mercator zelf (die geen Grieksch kende) zich nooit heeft gewaagd. Gelukt het ons te bewijzen, dat de Ptolemaeus-uitgave van een Amsterdamsche pers afkomstig is, dan is tevens bewezen, dat de betrokken drukker aan de spits stond van de toenmalige Amsterdamsche drukkers. Er kan in dat geval niet genoeg den nadruk op worden gelegd welk een wetenschappelijk evenement deze uitgaaf voor Amsterdam beteekende en hoe daardoor een nieuwe periode werd ingeluid. | |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
De 18e eeuwsche schrijver Raidelius, de eenige die - naar kon worden nagegaan - de kwestie aanroert, vond het vanzelf sprekend, dat de Ptolemaeus-uitgaaf te Amsterdam was gedrukt. Deze zegtGa naar voetnoot1): ‘Praeter has binas editiones Graecas (nl. van Erasmus van 1533 en 1546) non alia mihi occupit. Seculo tamen ineunti XVII. textus Graecis typis rursus fuit mandatus, addita simul versione latina. Mira est apud scriptores, in alleganda hac editione diversitas: alii eam Francofurti 1605 in fol. excusam esse dicunt, nonnulli Amstelodami eodem anno prodiise putant. Sed una eademque est editio, et Amstelodamensis, et Francofurtana. Judocus enim Hondius et Cornelius Nicolai, quorum sumtibus ista prodiit, in officina cujusdam Amstelodamensis typographi, textum Graecum pariter ac Latinum, imprimi curarunt; eumque cum tabulis a Gerardo Mercatori in aes incisis, Francofurti, in qua tunc urbe celeberrimum erat bibliopolarum emporium, vendiderunt. Cognoscere id licet ex titulo, quem duplicem huic editione praefigi curarunt: in uno sic legitur...., in altero.... Ex qua duplici subscriptione colligo, Jodocum Hondium cum Cornelio Nicolai publicam habuisse officinam, et Francofurti et Amsterodami’. Inderdaad moet het werk wel te Amsterdam gedrukt zijn, immers een dergelijke uitgaaf vereischt een nauwe samenwerking tusschen schrijver (bewerker), graveur en drukker, die onmogelijk is, wanneer de drukproeven telkens van de eene stad naar de andere moeten worden gezonden. De kaarten van Mercator b.v. zijn aan de achterzijde bedrukt, zoodat er voortdurend overleg moet zijn geweest tusschen den drukker en Hondius, welke laatste een werkzaam aandeel aan de uitgaaf heeft gehad. Ook de verzorging van den Griekschen tekst eischte aanhoudend contact tusschen Petrus Montanus en den typografischen verzorger van het geheel. Een argument voor onze stelling is ook te vinden in het feit, dat de herdruk van de Ptolemaeus-uitgaaf, in 1618/19 verschenen onder den titel ‘Theatrum geographiae’, hoewel uitgegeven door Jodocus Hondius Jr., gedrukt werd door Isaac Elsevier te Leiden. Deze herdruk was nl. bezorgd door den aldaar woonachtigen Petrus Bertius, terwijl de 21 à 22-jarigen Jodocus Hondius Jr., die alleen den naam gemeen had met zijn beroemden vader, slechts als uitgever op het titelblad genoemd wordt. | |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
Wij nemen derhalve als het meest waarschijnlijke aan, dat Amsterdam en niet b.v. Leiden of Frankfort, de plaats is geweest, waar de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 is gedrukt. | |||||||||||||||
V. Wie heeft de Ptolemaeus-uitgaaf gedrukt?Komen nu hetzij Cornelis Claesz., hetzij Jodocus Hondius zelf als drukker van het werk in aanmerking? Cornelis Claesz. was toenmaals de voornaamste uitgever te Amsterdam. Hij legde zich vooral toe op de uitgaaf van Hollandsche zeevaartkundige werken, reisbeschrijvingen, rekenboeken, almanakken e.d. populaire werken, die den bewoners van Amsterdam belang inboezemden. Slechts éénmaal, nl. in 1591, had hij zich gewaagd aan de uitgaaf van een klassiek schrijver, nl. aan een schooleditie van eenige brieven van Cicero. Het schijnt, dat hij als drukker en uitgever begonnen is, maar zijn drukkerij is zeker - als hij die inderdaad steeds heeft aangehouden - nooit van heel groote beteekenis geweestGa naar voetnoot1). Hij liet veel bij anderen in en buiten Amsterdam drukken en nam vooral aan veel groote uitgaven deel op de toenmaals zeer gebruikelijke wijze van associatie. Zoo was het ook hier: hij heeft in associatie met Jodocus Hondius de uitgave van Ptolemaeus bezorgd. Cornelis Claesz. komt dus als drukker niet in aanmerking; bovendien kende hij geen Grieksch. De uitgaaf had slechts zijn zakelijke belangstelling. Jodocus Hondius was een geheel ander man. Hij was wetenschappelijk gevormd en had zich volgens zijn zwager Petrus Montanus - die ons nauwkeurig omtrent zijn kundigheden inlicht - in zijn jeugd o.a. toegelegd op Latijn, Grieksch, wiskunde en aardrijkskundeGa naar voetnoot2). Maar drukker was hij niet en wanneer hij in 1597 een boekje vertaalt van Rob. Hues (‘Tractaet ofte handelinge van het gebruyck der hemelsche en de aertsche globe’), dan wordt hiervan op het titelblad Cornelis Claesz. als de drukker aangegeven. Ook komt zijn naam niet voor onder de poorters van Amsterdam, omdat het door hem uitgeoefende beroep blijkbaar een vrij beroep wasGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||
Nu Cornelis Claesz. en Jodocus Hondius zijn uitgeschakeld, moeten wij zoeken naar een drukker, die te Amsterdam in den loop van 1604 in staat is geweest een Grieksch werk ter perse te leggen, naar een geleerden drukker dus in den trant der Raphelengii te Leiden of van Aegidius Radaeus te Franeker. Deze drukker moet dan voor het eerst in 1604 zijn opgetreden of zich in genoemd jaar te Amsterdam hebben gevestigd. Om met succes een onderzoek in te stellen naar den naam van dezen geheimzinnigen drukker, dienen wij de toestanden op uitgevers- en drukkersgebied te Amsterdam in het begin van de 17e eeuw onder de loup te nemen. Zooals wij reeds mededeelden, was Cornelis Claesz. toenmaals de voornaamste uitgever te Amsterdam. Van den uitgever, die in beteekenis te Amsterdam op Cornelis Claesz. volgde, nl. Laurens Jacobsz., is het bekend dat hij geen eigen drukkerij bezat; deze legde zich vooral toe op bijbeluitgaven, maar stierf reeds in 1603. Andere uitgevers en drukkers aldaar in de eerste jaren van de 17e eeuw waren: Zacharias Heyns, Jan Commelin, Barent Adriaensz., Nicolaas Biestkens, Jan Evertsz. Cloppenburch, Harmen Jansz. Muller, Herman Allertsz., Willem Jansz. van Campen, Willem Jansz. Buys en Desiderius de La Tombe. Bovendien woonden er nog enkele minder bekenden, die zich er veelal echter eerst kort tevoren hadden gevestigdGa naar voetnoot1). De later door zijn nieuwstijdingen zoo bekende Broer Jansz. had zoo juist zijn domicilie gekozen ‘buyten Corsgens Poort in de Nieu-stadt’. Ook de globe- en kaartenmaker Willem Jansz. Blaeu (overigens een concurrent van Hondius) was als uitgever en drukker eerst in zijn opkomst: sinds 1602 gaf hij prenten uitGa naar voetnoot2) en drukte in 1605 zijn eerste boek, nl. ‘Spieghel der schrijfkonste’ van Jan van den Velde. Van al deze genoemde personen zouden alleen Zacharias Heyns | |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
en Jan Commelin onder de ‘wetenschappelijke uitgevers’ te rangschikken zijn. Zacharias Heyns, die bij Plantijn te Antwerpen zijn opleiding had genoten, heeft eenige Latijnsche werken ter perse doen leggen: in 1594 en 1595 een tweetal boekjes van Eilhardus Lubinus, in 1595 een wetenschappelijk verzorgde uitgaaf van Persius, in 1600 misschien zelfs een viertalig woordenboek, ‘Dictionarium tetraglosson’, in het Latijn, Grieksch, Fransch en NederlandschGa naar voetnoot1). Heyns is dan ook de eerste Amsterdammer, wiens naam in de Frankforter miscatalogi voorkomt. Hij had echter geen eigen drukkerij: hij liet te Haarlem, Utrecht, Leiden en elders drukken. Zoo legde hij in 1604 een vertaling van een werk van Jovius ter perse bij den drukker Nicolaas Biestkens te Amsterdam. In 1605 is Heyns echter van Amsterdam naar Zwolle verhuisd. Jan Commelin was deelgenoot in de beroemde Officina Commeliniana te Heidelberg, die na 1605 echter sterk achteruit ging. Sporadisch komen uitgaven van Commelin voor met zijn adres te Amsterdam; in ieder geval had hij aldaar geen eigen drukkerijGa naar voetnoot2). De beide genoemde wetenschappelijke uitgevers waren dus geen drukkers, terwijl onder de overige uitgevers en drukkers geen personen voorkomen van wetenschappelijke ontwikkeling. Moeten wij dus in de opgeworpen kwestie een non liquet uitspreken? Dit zou inderdaad het geval moeten zijn, ware het niet dat ons sinds kort een Amsterdamsche drukker is bekend geworden, die aan de beide genoemde kwaliteiten voldoet: Jan Theunisz., die èn als de eerste geleerde drukker te Amterdam mag gelden, èn zich aldaar juist in 1604 vestigdeGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||
VI. Jan Theunisz. als boekdrukkerJan Theunisz. was in 1569 te Alkmaar uit eenvoudige Doopsgezinde ouders geboren. Eerst op ongeveer 20-jarigen leeftijd kreeg hij liefhebberij in de studie van het Latijn, waarin hij zich onder leiding van Ludolphus Potterus, den rector van de Latijnsche | |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
School te Alkmaar, bekwaamde. Hij bezocht daarna korten tijd de Latijnsche School te Leiden en liet zich aldaar op 16 Febr. 1593 als student in de letteren inschrijven. Hij woonde toen ten huize van Rudolphus Snellius, hoogleeraar in de wiskunde en kenner van het Hebreeuwsch, die vele studenten als kostgangers hield. Volgens de zgn. Pedelsrol komt hij in 1594 voor als woonachtig ten huize van zekeren Lambert Laurensz. Aan de Universiteit maakte hij ijverig studie van het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch. Omstreeks 1595 werd hij corrector bij den academiedrukker Franciscus Raphelengius, die tevens hoogleeraar in het Hebreeuwsch was en kenner van het ArabischGa naar voetnoot1). Juist in dien tijd had Raphelengius zich verschillende Oostersche lettertypen, waaronder Samaritaansche, Syrische, Ethiopische en met name ook Arabische, voor zijn drukkerij aangeschaft, en wel omdat Scaliger hem verzocht had een nieuwe uitgave van zijn beroemd werk ‘De emendatione temporum’ - waarin verschillende passages in genoemde talen voorkomen - ter perse te leggen. Blijkbaar heeft de aanschaffing van deze lettertypen Jan Theunisz. er toe gebracht om onder leiding van zijn patroon ook het Arabisch en zelfs het EthiopischGa naar voetnoot2) binnen den kring zijner belangstelling te trekken. En evenals Raphelengius indertijd ten huize van zijn schoonvader Christoffel Plantijn de beroemde ‘Biblia polyglotta’ heeft gecorrigeerd, zoo zal Jan Theunisz. bij de correctie hebben geholpen van het hiervoren genoemde werk van Scaliger. Overigens was Raphelengius na den dood van zijn vrouw in 1594 door een beroerte, die hem getroffen hadGa naar voetnoot3), weinig meer tot werken in staat, zoodat de zorg voor de drukkerij in die jaren grootendeels op zijn zoons - die de Oostersche talen echter niet machtig waren - en op zijn corrector neerkwam; Scaliger's werk kwam zelfs eerst in 1598, een jaar na Raphelengius' dood, gereed. | |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
Na een reis door Frankrijk en een vrij kort verblijf in zijn geboortestad Alkmaar, vestigde Jan Theunisz. zich in de tweede helft van 1598 wederom te Leiden, waar hij 28 Mei 1599 als burger werd ingeschrevenGa naar voetnoot1) en zich door zelfstudie ten huize der Raphelengii verder in het Arabisch bekwaamde; zijn vrouw hield in dien tijd (1598-1601) studenten als kostgangers. In 1600 vestigde hij zelf een drukkerij te Leiden aan of bij de Vischbrug. Oogenschijnlijk was zijn drukkersbedrijf aldaar niet van grooten omvang, omdat de bewaard gebleven persproducten, die zijn naam dragen, van weinig beteekenis zijn. Wanneer men echter verneemt, dat hij in 1602 moeite deed om lidmaat te worden van de Leidsche Universiteit, vermoedelijk met de bedoeling naar het ambt van academiedrukker te solliciteerenGa naar voetnoot2), dan moet men wel aannemen, dat hij met Leidsche uitgevers in verbinding stond en voor dezen wetenschappelijke werken heeft gedrukt. Wat hiervan zij, op 4 Mei 1604 werd hij na betaling van de somma van f 8. - poorter van Amsterdam. Men kan zijn verhuizing van Leiden naar Amsterdam omstreeks Maart of April 1604 stellen, omdat nog een pamflet uit 1604 bekend is, dat zijn Leidsch adres vertoontGa naar voetnoot3). Bij de verkrijging van het poorterrecht moest hij, tegen zijn Doopsgezinde overtuiging in, den eed afleggen, doch het was blijkbaar noodzakelijk dat hij onmiddellijk na zijn vestiging te Amsterdam zijn bedrijf in werking stelde en dat was slechts mogelijk nadat hij eerst het poorterrecht had gekocht en daarna lid van het St. Lucasgilde was geworden. Te Amsterdam stak Jan Theunisz. door zijn kennis van | |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
het Latijn, Grieksch, Hebreeuwsch, Arabisch en Ethiopisch alle aldaar wonende drukkers en uitgevers de loef af. Hoe merkwaardig zijn kennis voor dien tijd was, moge blijken uit het feit, dat hij de eerste Noord-Nederlander is geweest, die zich op het Arabisch en Ethiopisch heeft toegelegd. Wij hebben hier dus een drukker, die aan alle gestelde eischen voldoet. Bekend is thans, dat Jan Theunisz. - zonder dat zulks uit het titelblad blijkt - in 1605 en volgende jaren een aantal strijdschriften van den Engelschen theoloog Hugh Broughton, gedeeltelijk met Hebreeuwsche typen heeft gedruktGa naar voetnoot1), zoodat hij als de eerste drukker van Hebreeuwsche geschriften te Amsterdam beschouwd moet worden. Van den eersten Hebreeuwschen tot den eersten Griekschen druk te Amsterdam il n'y a qu'un pas: waarom zou dus Jan Theunisz. - die blijkbaar als drukker geheel op den achtergrond wenschte te blijven - niet de drukker van de Ptolemaeus-uitgave van 1605 zijn geweest? Hierboven releveerden wij reeds Hondius' tijdelijk verblijf te Leiden omstreeks 1602. De vraag rijst of Jan Theunisz. hem daar misschien gekend heeft. Kunnen wij dit bewijzen, dan zal het reeds gemakkelijker vallen een samenwerking van Hondius en Jan Theunisz. ten aanzien der Ptolemaeus-uitgave aan te nemen. | |||||||||||||||
VII. Hondius als stempelsnijder en Jan Theunisz. als lettergieter te Leiden 1602/03In de reeds genoemde biografie van Hondius lezen wij het volgende: ‘erat a juventute artis sculpendi archetypos ad typographiam necessarios peritissimus, in qua tunc temporis eos progressus fecerat, ut praecipue ad tempus hanc artem profiteretur: in qua etiam addiscenda nullo praeceptore usus fuerat, quod rarum est, atque, ut ego quidem censeo, sine exemplo’Ga naar voetnoot2). Hondius was | |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
dus een zeer bekwaam stempelsnijder, die deze kunst zichzelf had eigen gemaakt. Zelfs kan hij beschouwd worden als de eerste stempelsnijder, die zich in de 16e eeuw in de Noordelijke Nederlanden vestigde. Immers stempelsnijders vonden toentertijde hier te lande geen emplooi, omdat er in de Noordelijke Nederlanden geen lettergieterijen bestonden, zoodat de hier gevestigde drukkers genoodzaakt waren hun materiaal uit de Zuidelijke Nederlanden of zelfs uit Frankrijk te betrekkenGa naar voetnoot1). Zoo voorzag de in zijn tijd zeer bekende Hendrik van den Keere te Gent (op wiens atelier Hondius volgens Wauwermans gewerkt zou hebben en met wiens dochter hij is getrouwd) alle drukkers in de Nederlanden van letters; na diens dood in 1580 vestigde zich zijn leerling Thomas de Vechter te Antwerpen, waar ook Amatus en Hendrik de Gruytter tegen het einde van de 16e eeuw als lettergieters gevestigd waren. Hoewel Hondius dus het vak van stempelsnijden kende, is het zeer de vraag of hij het na zijn vestiging te Amsterdam in 1593 met succes beoefend heeft. Lettergieters aan wie hij zijn materiaal kon leveren waren er hier te lande niet. Dit veranderde echter in 1603. Sinds dit jaar noemt Jan Theu- | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
nisz. zich plotseling op zijn uitgaven ‘lettergieter’, het eerst op het reeds genoemde pamflet ‘Copye van eenen brief, gheschreven van Meester T.M. van Zalisburg’, dat op zijn vroegst in December 1603 van Jan Theunisz.' pers is gekomen. Jan Theunisz. is dus de eerste 17e eeuwsche Noord-Nederlandsche lettergieter geweest. Waar en bij wien hij zich in het lettergieten heeft bekwaamd, is onbekend; wij weten trouwens van zijn geheele lettergietersbedrijf weinig afGa naar voetnoot1). Slechts is ons bekend, dat hij materiaal heeft gekocht van de erven van den zoo juist genoemden Antwerpschen lettergieter Thomas de Vechter; dit blijkt uit de volgende schuldbekentenis, te vinden in het Amsterdamsche Register van SchepenkennissenGa naar voetnoot2): ‘Compareerde voor schepenen [van Amsterdam] Jan Thonisz. boeckdrucker ende bekende deuchdelijck schuldich te wesen Jan de Vrijer woon[ende] tot Leyden als voocht vande onmondige kinderen van Thomas de Vechter lettergieter ten behouve van de selve kinderen de somme van vijftich gulden over de coop van seeckere matricen bij hem comparant vande wed[uw]e van[de] voorn[oemde] Thomas de Vechter te dancke ontfangen, belovende de selve somme te betaelen over ses maenden nae date deses enz. Actum den 21e December 1604’Ga naar voetnoot2). De door ons gestelde vraag, kan echter thans gemakkelijk beantwoord worden: de eenige stempelsnijder en de eenige lettergieter hier te lande, die beiden in 1602/03 te Leiden woonachtig waren, kunnen geen onbekenden voor elkander geweest zijn! Zelfs is het niet onwaarschijnlijk dat de een voor den ander heeft gewerkt en dat Jan Theunisz. door Jodocus Hondius gegraveerde letters heeft gegoten. Wanneer wij het bovenstaande beschouwen, vragen wij ons onwillekeurig af of het toeval kan zijn, dat juist in denzelfden tijd waarin de aankoop van de koperen platen van Mercator door Hondius plaats vindt, de verhuizing valt van Jan Theunisz. naar Amsterdam (circa April 1604). Zou er tusschen beide gebeurtenissen geen verband bestaan hebben? Inderdaad, het heeft er alle schijn van dat Hondius, die Jan Theunisz. blijkbaar als een goed vakman kende, laatstgenoemde | |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
Afb. 3. Titelblad van het eerste boekje, waarop Jan Theunisz. als lettergieter voorkomt (ex. in de Univ. Bibl. te Utrecht).
| |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
naar Amsterdam heeft laten komen om hem te helpen bij de publicatie van Mercator's materiaal, aangezien te Amsterdam geen drukker voorhanden was, die in staat was dit moeilijke werk op zich te nemen. | |||||||||||||||
VIII. Het Grieksche lettertype der Ptolemaeus-uitgaafUit het bovenstaande blijkt, dat het zeer aannemelijk is om Jan Theunisz. te beschouwen als de tot nu toe onbekende drukker der Ptolemaeus-uitgave van 1605, welk werk in dat geval kan gelden als de eerste Grieksche druk te Amsterdam verschenen. Het veronderstelde samentreffen van den stempelsnijder Hondius en den lettergieter Jan Theunisz. bij de totstandkoming van deze uitgaaf heeft tot gevolg, dat wij met meer dan gewone belangstelling de typografische verzorging ervan onder de loup nemen. Zouden beiden niet de gelegenheid hebben aangegrepen om hun artistieke en technische bekwaamheden uit te buiten? En gedachtig aan de woorden waarmede Scholderer zijn in 1927 verschenen werk ‘Greek printing types’ begint: ‘The history of Greek types is remarkably easy to follow along in maines outlines’, besteden wij in het bijzonder aandacht aan de in de Ptolemaeus-uitgaaf voorkomende Grieksche lettertypen. Het type is zeer sierlijk en gemakkelijk leesbaar, niet groot, doch ook niet te klein; het sluit ten nauwste aan bij de beroemde ‘Grec du Roi’, op last van den Franschen koning Frans I gesneden door Claude Garamond, welk type twee eeuwen lang de West-Europeesche lettersnijders in zijn ban gevangen heeft gehoudenGa naar voetnoot1). Onze verwachtingen worden echter teleurgesteld, immers, hoewel het Grieksche lettertype der Ptolemaeus-uitgaaf niet voorkomt in drukken van vóór 1605, die bij Scholderer zijn afgebeeld, en evenmin in uitgaven van Raphelengius te Leiden en Radaeus te Franeker, die vóór genoemd jaar het licht zagenGa naar voetnoot2), is toch het | |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
type bij andere drukkers vóór 1605 wel aan te wijzen. Zoo treft men b.v. in den ‘Thesaurus utriusque linguae, hoc est Philoxeni aliorumque veterum authorum glossaria latino-graeca et graeco-
Afb. 4. Grieksche lettertypen voorkomende in de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgaaf van 1605.
| |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
latina’, in 1600 door den lateren academie-drukker Jan Paets Jacobsz. gedrukt, een drietal verschillende Grieksche typen aan, w.o. op enkele bladzijden het type der Ptolemaeus-uitgaaf.
Afb. 5. Grieksche lettertypen voorkomend in de Thesaurus utriusque linguae, gedrukt bij Jan Paets Jacobsz. te Leiden in 1600.
Wel is opmerkelijk, dat het type na 1605 te Leiden veel algemeener werd. Zoo drukte Isaac Elsevier te Leiden, die als eerste zijner familie een drukkerij exploiteerdeGa naar voetnoot1) en in 1616 daarvoor het materiaal aankochtGa naar voetnoot2), sinds 1617 zijn uitgaven van Grieksche schrijvers met hetzelfde type: de Opera van Constantinus Porphyrogenetus (1617), de heruitgaaf van Ptolemaeus (1618/19) enz. Ook Jan Paets Jacobsz. maakte later veel meer gebruik van dit type, b.v. in zijn uitgaaf der ‘Dissertationes XLI graece’ van Maximus Tyrius (1607) en in zijn uitgaaf van Hesiodus (1613), evenzoo Andries Cloucq te Leiden b.v. in Grotius' Poemata (1617). Verder treft men de letter der Ptolemaeus-uitgaaf o.a. aan in een Grieksch lof- | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
dicht, te vinden voor in Jac. Duym's ‘Gedenck-boeck’, in 1606 te Leiden gedrukt bij Hendrick van Haestens, en in latere uitgaven van dezen drukker. In de tweede helft van de 17e eeuw is het type zelfs algemeen verspreid over de Noordelijke Nederlanden: men ontmoet het in uitgaven van drukkers, die in verschillende steden van ons land gevestigd zijn. Ook in de 18e eeuw blijft het type bestaan; men vindt het dan in Engeland, immers Scholderer geeft het facsimile van een pagina uit Bentley's uitgaaf van Callimachus uit 1741Ga naar voetnoot1), dat hetzelfde type vertoont, echter met veel minder ligaturen. Bekend is, dat de Engelsche drukkers uit de 17e en 18e eeuw hun materiaal dikwijls uit Holland betrokken. Onwillekeurig vragen wij ons thans af, of de mogelijkheid opengelaten moet worden, dat de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 te Leiden is gedrukt, b.v. bij Jan Paets Jacobsz. of Hendrick van Haestens. Mogelijk is dit wel, maar de waarschijnlijkheid ervan is uiterst gering, zoowel in verband met de boven ontwikkelde argumenten als met hetgeen nog zal volgen. Geheel moet echter de veronderstelling verworpen worden, dat Hondius de ontwerper en Jan Theunisz. de gieter is geweest van het Grieksche lettertype. Wel schijnt men dit te kunnen aannemen van de Hebreeuwsche typen, die gebruikt zijn voor de hierboven genoemde strijdschriften van BroughtonGa naar voetnoot2). Dit kan worden opgemaakt uit de overeenkomst van de Hebreeuwsche letters, door Hondius gegraveerd voor zijn in 1594 verschenen ‘Theatrum artus scribendi’Ga naar voetnoot3) en de lettertypen der Broughton-drukjes. In ieder geval was de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 voor dien tijd en voor ons land een typografisch meesterwerk en wij sluiten ons gaarne aan bij het oordeel van Berghman, die de Ptolemaeus-uitgaaf van 1618/19 noemt ‘le chef d'oeuvre typographique d'Isaac Elsevier qui durant les neuf ans de sa carrière n'a rien produit d'aussi beau ni d'aussi somptueux’Ga naar voetnoot4). Aangezien beide uitgaven uit typografisch oogpunt gelijk zijn, houdt deze loftuiting ook een eeresaluut in voor Hondius en zijn drukker! | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
Afb. 6. Grieksche letters, door Jodocus Hondius gegraveerd voor zijn ‘Theatrum artis scribendi’ (1594).
| |||||||||||||||
IX. Relaties tusschen Hondius, Montanus, Jan Theunisz., sladus en Broughton. Een tweede Grieksche druk te Amsterdam verschenenWij komen nu tot de volgende onderstelde constellatie ten aanzien van de editie van Ptolemaeus in 1605: Petrus Bertius was - zooals voldoende uit de voorrede blijkt - de auctor intellectualis, Cornelis Claesz. de uitgever, die financieel in de uitgaaf geïnteresseerd was, Jodocus Hondius de mede-uitgever, de graveur van het titelbladGa naar voetnoot1) en degeen die voor het afdrukken van de 27 kaarten van Mercator heeft gezorgd, Petrus Montanus de bewerker van den tekst en ten slotte Jan Theunisz. de drukker. Zelfs kan men gemakkelijk concludeeren tot een vriendschapsband tusschen Hodius, den cartograaf, Montanus, den latinist en graecus en Jan Theunisz., den linguistGa naar voetnoot2), de drie geleerden die de meeste arbeid aan de | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
uitgaaf hebben besteed, alle drie zeer energieke menschen, die - elk op zijn terrein - blaakten van ijver om de wetenschap te dienen. Bij dit trio vrienden kunnen wij nog een vierde voegen, nl. den Engelschman Matthew Slade of Mattheus Sladus, een vriend van Jan Theunisz.Ga naar voetnoot1), Hebraicus van groote bekendheid met belangstelling voor het Arabisch en het Syrisch, eerst ouderling bij de Brownisten, na zijn bekeering tot het Calvinisme in 1598 conrector daarna rector van de Latijnsche School aan de Oude Zijde. Sladus, die - naar men aanneemt - ook de librye in de Nieuwe Kerk op den Dam beheerdeGa naar voetnoot2), heeft een exemplaar der Ptolemaeus-uitgaaf voor deze bibliotheek aangeschaftGa naar voetnoot3): de titel ervan komt in den eersten catalogus der librye van 1612 reeds voor. En nog steeds berust het betrokken exemplaar in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek. Thans zijn ook exemplaren van het werk in de bibliotheken van Leiden en Utrecht aanwezig. De bovenstaande hypothese omtrent een nauwe relatie tusschen Jodocus Hondius, Jan Theunisz. en Mattheus Sladus wordt op bijzonder merkwaardige wijze bevestigd door het optreden van den Engelschman Hugh Broughton te Amsterdam. Hugh Broughton was een Engelsch theoloog, tevens een ervaren kenner van het Hebreeuwsch, die zich vooral had toegelegd op de bekeering van de Joden tot het Christendom. Toen hij gehoord had, dat zich te Amsterdam vele Joodsche families hadden neer- | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
gezet, Marranen, die zich sinds 1602 meer en meer tot het Jodendom wendden, had hij zijn schreden naar deze stad gericht, waar hij in 1605 (mogelijk reeds einde 1604) aankwam. Hij werd er onmiddellijk bevriend met zijn landgenoot Sladus, die in hetzelfde jaar 1605 bij overheid en kerkeraad zeer groote moeite heeft gedaan om in zijn woonplaats een Engelsche gemeente te stichten op Gereformeerden grondslag met Broughton als predikant. Dit plan is echter misluktGa naar voetnoot1). Een der belangrijkste wapens uit het arsenaal van den Engelschen theoloog bij zijn bekeeringspogingen was een (vermoedelijk vervalschte) brief van zekeren Abraham Ruben, een rabbijn die te Konstantinopel woonachtig zou zijn, met het antwoord daarop door Broughton. Jan Theunisz., de eenige onder de Amsterdamsche drukkers die Hebreeuwsch kende, heeft den brief en het antwoord van Broughton in 1606 in 3000 exemplaren op zijn persen gedruktGa naar voetnoot2) en het antwoord in het Nederlandsch vertaaldGa naar voetnoot3). Dezelfde drukker heeft - zooals wij reeds mededeelden - nog talrijke bekeeringsgeschriftjes van Broughton uit 1605 en volgende jaren in het Hebreeuwsch, Latijn en Engelsch gedrukt. Maar ook Hondius is in deze zaak gemengd geweest. Broughton had Hondius reeds in Londen leeren kennen: laatstgenoemde had voor Broughton's in 1588 verschenen werk ‘Concent of Scriptures’ en diens in 1592 verschenen werk ‘Moyses sight of Mount Sinai’ eenige (zeer middelmatige) gravures vervaardigd. En in Amsterdam voldeed Hondius aan Broughton's verzoek om voor den brief van Abraham Ruben en het antwoord van Broughton eenige prenten en een kaart te graveeren. De Grieksche vertaling van het antwoord van BroughtonGa naar voetnoot4), dat eveneens in 1606 verscheen, ver- | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
toont zelfs het volgende drukkersadres: ‘ἐτυπώϑη ἐν Ἀμστελδάμῳ, διὰ Ἰωδώχου τοῦ Ὁνδιου’. Hirschel is door dit adres geheel op een dwaalspoor gebracht en heeft niet alleen dit werkje, maar aanvankelijk ook alle Hebreeuwsche werkjes van Broughton uit de jaren 1605/08 aan de pers van Hondius toegeschrevenGa naar voetnoot1). Zooals wij echter reeds zagen, was Hondius volstrekt geen drukker en kende bovendien geen Hebreeuwsch; ook de Grieksche vertaling moet dus van de pers van Jan Theunisz. afkomstig zijn, te meer daar de laatste bladzijden ervan tallooze woorden in Hebreeuwsche lettertypen bevatten en wel in dezelfde typen die ook in de andere Hebreeuwsche werkjes van Broughton zijn gebruiktGa naar voetnoot2). Bovendien vertoont het exemplaar der Grieksche vertaling en het exemplaar van het Hebreeuwsche origineel (‘Parsjégen nisjtawan’) in de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek hetzelfde watermerk! En wanneer men nu ziet, dat de Grieksche lettertypen gebruikt voor de Grieksche vertaling van het antwoord van Broughton en voor de Grieksche Ptolemaeus-uitgave geheel identiek zijn, dan is dit een reden te meer om te veronderstellen, dat beide uitgaven persproducten zijn van Jan Theunisz. Bij deze twee Grieksche drukken, verschenen respectievelijk in 1605 en 1606, is nog een derde te voegen, die in laatstgenoemd jaar het licht zag. Burger vond nl. in den najaarscatalogus van de Frankforter mis van 1606 o.a. den volgenden titel vermeld: ‘Eicones Hebraice explicatae Danielis et Apocalypseωs etc. opus idem Graecum: itidem Latinum cum praefatione mendacia temporum et Pseudochroismos taxante etc. autore Hugone Broughtono, [Amsteldami] apud Commelin’, die niet van elders bekend isGa naar voetnoot3). Hieruit blijkt, dat Broughton nog een verhandeling heeft geschre- | |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
ven bij vermoedelijk door Hondius gegraveerde prenten van Daniel en de Openbaring en dat dit werkje ook in het Grieksch en Latijn is vertaald.
Afb. 7. Grieksche en Hebreeuwsche lettertypen voorkomend in Broughton's Grieksche vertaling van het antwoord aan Abraham Ruten, gedrukt bij Jan Theunisz. te Amsterdam (ex. in U.-B. te Amsterdam).
De firma, die de boekjes op de markt bracht, was de beroemde Officina Commeliniana te Heidelberg. Zooals wij | |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
reeds mededeelden had een der firmanten der Officina, nl. Jan Commelin, een filiaal te Amsterdam, doch deze kan moeilijk in aanmerking komen voor drukker der Broughton-boekjes. Het is wel merkwaardig dat wij niet minder dan drie Grieksche drukken te Amsterdam kunnen aanwijzen, die vrijwel onmiddellijk nadat Jan Theunisz. zich te Amsterdam had gevestigd, het licht zagen. Heeft hij het bestaan om als het ware de traditie der Raphelengius-drukkerij van Leiden naar Amsterdam te verplaatsen en moet hij beschouwd worden als de drukker die het wetenschappelijke boek te Amsterdam heeft geïntroduceerd? | |||||||||||||||
X. De woonplaats van Hondius en Jan Theunisz.De Ptolemaeus-uitgave schijnt Hondius geen windeieren te hebben gelegd. Hij was althans in staat op 31 December 1605 van den Amsterdamschen raad en oud-schepen Claes Symonsz. van Heemskerck een huis te koopen in de KalverstraatGa naar voetnoot1). Zijn buren waren aan de Zuidzijde de erfgenamen van Mary Jacob Dobbenszoonsdr., aan de Noordzijde eertijds Machtelt Pietersdr., weduwe van den lakenkooper Pieter Huybertsz., in 1605 de mandenmaker Thonis Jansz.; het huis liep aan de achterzijde door tot het Roodeleeuwsteegje, thans Kromelleboogsteeg. Daaruit kunnen wij concludeeren, dat Hondius' huis, waar ‘de Wackere Hont’ uithingGa naar voetnoot2), lag in de Kalverstraat aan de Oostzijde vlak bij den Dam. Onbekend is of Hondius reeds sinds 1593 in dit huis heeft gewoond. Hondius' adres vindt men het eerst vermeld op den titel van Pontanus' ‘Rerum et urbis Amstelodamensium historia’: Amstelodami sub cane vigilanti excudit Judocus Hondius An.D. 1611Ga naar voetnoot3). Jan Theunisz. woonde in 1605 volgens het door hem gedrukte boekje ‘Antwoort ende verclaringhe wt die Heylighe Schriftuere aengetogen van een liefhebber der Vlaemscher ghemeenten op een gedruckt boecxken der presentatie ofte uytbiedinge tot vereeniginge van die Hoochduytsche, Vriesche, Waterlandtsche bevredichde Broederschap enz. Door C[laes] G[anglofsz].’ over Jans | |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
Kerck, d.i. tegenover de Zuiderkerk, vermoedelijk op de hoek van de tegenwoordige Zanddwarsstraat en Onkelboerensteeg. Volgens de kaart van Pieter Bast, aanwezig in het Gemeente-Archief te Amsterdam (1606/07) stonden toenmaals alleen op deze plek tegenover de Zuiderkerk eenige huizen. Uit het feit, dat Jan Theunisz. bij zijn vestiging te Amsterdam een woning aan den rand van de stad koos, volgt wel dat het zijn bedoeling geweest is drukkerswerk te verrichten ten behoeve van Amsterdamsche uitgevers, immers was het zijn voornemen geweest een winstgevend uitgevers- en boekverkoopersbedrijf te stichten, dan zou hij wel een woning hebben gezocht in het centrum van de stad. Zooals later zal blijken, zijn er aanwijzingen dat Jan Theunisz. niet lang ‘over Jans Kerck’ heeft gewoond, maar dat hij reeds in 1606 naar de Oudenbrugsteeg is verhuisd. In dit huis (thans no. 23) zou later zijn vermaard muziekhuis ‘D'Os in de Bruyloft’ gevestigd zijn. | |||||||||||||||
XI. Hondius' uitgaaf van den atlas van MercatorHondius, die zich een voortreffelijk zakenman toonde, is na 1605 rusteloos voortgegaan met de uitgaaf van Mercator's nalatenschap. De atlas van 1602 vermeerderde hij met 36 kaarten (waarvan er 7 door hemzelf werden gegraveerd), liet de beschrijvingen van Mercator omwerken door Petrus Montanus en zond het geheel in 1606 in het licht onder den titel: ‘Gerardi Mercatoris Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura. Jam tandem ad finem perductus, quamplurimis aeneis tabulis Hispaniae, Africae, Asiae & Americae auctus ac illustratus a Judoco Hondio. Quibus etiam additae (praeter Mercatoris), dilucidae & accuratae omnium tabularum descriptiones novae, studio et opera Pet. Montani’. De atlas vormt een statige foliant van 309 bladen, bevattende 143 (of 146) kaarten. Bij sommige exemplaren luidt het uitgeversadres ‘Excusum in aedibus Judoci Hondii Amsterodami 1606’, bij andere ‘excusum dispensis Cornelii Nicolai Amsterodami 1606’, terwijl bij wederom andere het eerste adres is overgeplakt door een strookje met de woorden ‘excusum impensis Cornelii Nicolai Amsterodami 1606’Ga naar voetnoot1). Van de dramatis personae zijn dus wederom Hondius, Cornelis Claesz. en | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
Montanus aanwezig, maar de naam van den drukker ontbreekt, evenals bij de Ptolemaeus-uitgaaf. De beide Grieksche lofdichten, die op den titel volgen, zijn met hetzelfde lettertype gedrukt, als voor de Ptolemaeus-uitgaaf is gebruikt. Het eerste lofdicht is van de hand van den Leidschen hoogleeraar en bibliothecaris Daniel Heinsius, dien Hondius tijdens zijn verblijf te Leiden zal hebben leeren kennen en die ook de Ptolemaeus met een dergelijk vers versierde; in dit gedicht wordt de atlas uitdrukkelijk genoemd ‘labore Petri Montani, diligentia et sumptu Judoci Hondii editum’. Het tweede lofdicht, een vierregelig vers, heeft den beschrijvers van Mercator's atlassen tot dusverre onoverkomelijke moeilijkheden in den weg gelegd. Het opschrift ervan luidt als volgt: Ὑγωνος του Βροχϑωνου τετραστιχον Van Raemdonck, die den atlas zorgvuldig beschrijft en ook de namen der lofdichters vermeldt, slaat dit lofdicht eenvoudig overGa naar voetnoot1), terwijl men bij PhillipsGa naar voetnoot2) en Jacobsen JensenGa naar voetnoot3) slechts melding gemaakt vindt van Grieksche verzen, zonder dat de naam van den dichter wordt aangeduid. Wij echter herkennen thans gemakkelijk den Engelschman Hugh Broughton als den vervaardiger van het lofdicht. Het heeft er allen schijn van, dat Jan Theunisz. ook als de drukker van bovengenoemden atlas beschouwd moet worden. Met den verkoop van den atlas, waarvan de opdracht aan de Staten en de voorrede aan den lezer 20 Maart 1606 zijn gedateerdGa naar voetnoot4) ging het zeer vlot, zoodat reeds op 15 Maart 1607 geen enkel exemplaar meer voorradig wasGa naar voetnoot5). Daarom werd in 1607 een nieuwe uitgaaf ter perse gelegd, vermeerderd met nieuwe kaarten en beschrijvingen. Op den titel - die overigens gelijkluidend is aan die van de uitgaaf van 1606 - staat vermeld: ‘Editio secunda qua et ampliores descriptiones et novae tabulae geographicae accesserunt. Sumptibus Cornelii Nicolai et Judoci Hondii. Amsterodami 1607’. Het exemplaar in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
heeft als adres: ‘excusum impensis Cornelij Nicolai Amstelrodami 1607’, dat in de Library of Congress te Washington: ‘Amsterodami, excusum in aedibus Judoci Hondij, 1607’, terwijl zich in het Museum te Duisburg een exemplaar bevindt van deze uitgaaf, waarin de woorden ‘excusum in aedibus Judoci Hondii Amsterodami 1606’ overgeplakt zijn door een strookje waarop te lezen staat ‘excusum in aedibus Judoci Hondii et sumptibus Cornelii Nicolai Amstelrodami 1607’Ga naar voetnoot1). De voorrede ervan is gedateerd 20 Maart 1607. In hetzelfde jaar 1607 gaf Hondius ook uit een atlas in klein formaat, in kwarto oblong, met Latijnschen tekst onder den titel: ‘Atlas minor Gerardi Mercatoris à J. Hondio plurimis aeneis tabulis auctus atque illustratus. Amsterodami excusum in aedibus Judoci Hondii. Veneunt etiam apud Cornelium Nicolai item apud Joannem Janssonium Arnhemi’. Hiervan verscheen in 1608 een Fransche vertaling, die hetzelfde titelblad heeft als het origineel; slechts zijn de woorden ‘Gerardi Mercatoris à J. Hondio plurimis aeneis tabulis auctus atque illustratus’ overgeplakt met ‘de Guérard Mercator. Traduict de Latin en François par le Sieur de la Popelinière Gentilhomme François. Anno 1608’Ga naar voetnoot2). Zelfs werd deze Fransche vertaling nog in hetzelfde jaar 1608 herdrukt: ‘de nouveau revu et augmenté. Amsterodami in aedibus Judoci Hondii 1608’Ga naar voetnoot3). Maar ook de groote atlas was in 1608 uitverkocht en beleefde nog in hetzelfde jaar een derden druk, die evenwel geheel gelijk is aan den tweeden en ook denzelfden titel voert; slechts heeft deze het jaartal 1608 in plaats van 1607. Dan verschijnt in 1609 een Fransche vertaling van den grooten atlas onder den titel: ‘Gerardi Mercatoris L'Atlas, ou meditations cosmographiques de la fabricque du monde et figure d'icelvy etc. Trad. en françois par le seigneur de la P. etc. Sumptibus et typis aeneis Judoci Hondii, Amsterodami 1609’. Voor het eerst ontbreekt hier de naam van Cornelis Claesz., die in 1609 het tijdelijke met het eeuwige verwisseldeGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Opvallend zijn op het titelblad de woorden ‘typis aeneis Judoci Hondii’, die wij verder bij de meeste latere uitgaven van den atlas ontmoeten. Laatstgenoemde wilde dus sinds 1609 als de drukker beschouwd worden. Moeten wij daaruit concludeeren, dat Jan Theunisz. in 1608 zijn drukkerij van de hand heeft gedaan? Zoo ja, dan moet hij zijn materiaal aan Hondius hebben verkocht, immers de lettertypen, in de atlassen gebruikt, ondergaan na genoemd jaar geen veranderingGa naar voetnoot1). Het blijft echter een open vraag of Jodocus Hondius te Amsterdam als drukker kon optreden, zonder aldaar het poorterschap te hebben verworven. | |||||||||||||||
XII. Verdere werkzaamheden van Hondius. hij wordt deelgenoot in de Officina Commeliniana te HeidelbergDe verhouding tusschen Jan Theunisz. en Jodocus Hondius bleef ook na 1608 van vriendschappelijken aard: laatstgenoemde legde nog in 1611 een werk van zijn geleerden vriend ter perseGa naar voetnoot2). Een jaar later stierf Hondius plotseling op 48-jarigen leeftijdGa naar voetnoot3), den roem nalatend van een der beste, zoo niet de beste cartograaf geweest te zijn van zijn tijd. Kort voor zijn dood had hij een werk van zijn vriend Sladus ter perse gelegd, immers laatstgenoemde schreef op 29 Febr. 1612 aan Sibrandus Lubbertus: ‘Disceptationis meae editio impedita fuit morbo et morte Hondii typographi, nunc brevi spatio proditur’Ga naar voetnoot4), waaruit ten overvloede blijkt, dat Hondius in 1612 ‘drukker’ werd genoemd. | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
Hondius was iemand, die een groot aanzien genoot in zijn woonplaats Amsterdam; voorname personen stelden er een eer in hem in zijn werkplaats te komen opzoeken. Zij kwamen somtijds bij vier of vijf tegelijk, zooals zijn biograaf Montanus ons mededeeltGa naar voetnoot1). Wanneer b.v. Giorgio Giustiniano, gewezen Venetiaansch ambassadeur in Engeland, in December 1608 eenigen tijd te Amsterdam doorbrengt, dan bezoekt hij aldaar het Binnengasthuis, het Rasphuis, het Spinhuis, het Oost-Indische Huis, de Oude Kerk, de Beurs en ten slotte de winkel van HondiusGa naar voetnoot2). Als zulk een energiek uitgever stond deze in zijn tijd bekend, dat hij in 1611 werd aangezocht om deelgenoot te worden in de beroemde Officina Commeliniana te Heidelberg. Men achtte hem blijkbaar bij uitstek geschikt, om dit bedrijf, dat na den dood van Hieronymus Commelin sterk achteruit was gegaan, er wederom bovenop te werken. Jan Gruter schrijft daaromtrent op 9 Mei 1611 uit Heidelberg aan David Hoeschel: ‘Iidem (Commeliniani) iam nunc nova initia societate cum Hieronymi Commelini genero (d.i. Boudewijn de Bordes) et nescio quo Amsterodamensi restaurare volunt typographiam suam. Hoc solum in eo malum quod e sociis nullus sit doctior....’Ga naar voetnoot3) Door den plotselingen dood van Hondius werd aan alle verwachtingen de bodem ingeslagen. ‘De Commelinianis’ - schrijft Jan Gruter op 10 April 1612 aan David Hoeschel - ‘nihil tibi iam polliceri possum circa Epictetaea. Socius enim eorum Hondius subito obiit, quare Hieronymi gener de Bordes ab infelici negotiatione recedere cupit. Et sane ei rei plane erat ineptus....’Ga naar voetnoot4). Eenigen tijd later is dan ook de Officina Commeliniana tenietgegaan. Hondius liet bij zijn dood een weduwe na met zeven onmondige kinderen. Van deze kinderen was de oudste dochter Elisabeth ongeveer 22 jaar, de oudste zoon Jodocus Jr. eerst 16 jaar oud. Offi- | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
cieel werd de zaak op naam van Jodocus Hondius voortgezet: verschillende uitgaven van den Atlas van Mercator, na 1612 verschenen, zijn met het bekende adres in de Kalverstraat voorzien. Onbekend is wie de stuwende kracht in de affaire na den dood van den ouden Hondius is geweest, de weduwe of een der zoons. Elisabeth, die zelf ook kaarten heeft gegraveerd, huwde reeds in Sept. 1612 met Jan Jansz., den zoon van den uitgever Jan Jansz. of Joannes Janssonius, dien wij hierboven ontmoetten als mede-uitgever van den kleinen atlas van Mercator. De jonge Jan Jansz., die zich later als Joannes Janssonius in de uitgeverswereld grooten naam zou verwerven, is waarschijnlijk na zijn huwelijk een groote steun geweest voor zijn schoonmoeder en zijn schoonbroers; intusschen zijn van hem sinds 1613 eigen uitgaven bekendGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||
XIII. Is Jan Theunisz. van 1604 tot 1608 te Amsterdam als drukker werkzaam geweest?Wordt nu onze veronderstelling, dat Jan Theunisz. tot 1608 zijn drukkersbedrijf heeft uitgeoefend en in laatstgenoemd jaar zijn materiaal van de hand heeft gedaan, van elders bevestigd? Vast staat, dat van zijn pers geen gedateerde uitgaven van na 1606 bekend zijn. In 1608 werden echter nog twee werkjes van Broughton te Amsterdam gedruktGa naar voetnoot2), nl. ‘Lamentations of Jeremy, translated with great care etc. By Hugh Broughton 1608’ en ‘Our Lordes famile and many other poinctes depending upon it: opened against a Iew, Rabbi David Farar: who disputed many houres etc. With a Greke epistle to the Geneveans. By H. Broughton. Printed at Amsterdam in the yere 1608’. Het eerste | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
werkje is slechts een woordelijke herdruk van een in 1606 verschenen boekje met nieuw titelblad (met dit verschil dat op het oorspronkelijke titelblad ‘Lamentationes’ stond); het tweede bevat van blz. 45 tot 51 een Griekschen brief aan de inwoners van Genève,
Afb. 8. Titelblad van The Lamentationes of Jeremy van Broughton, waarschijnlijk bij Jan Theunisz. gedrukt (ex. in de Univ. Libr. te Cambridge).
| |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
getiteld Ὁ συγγραφευς τοις Γενεβαιοις. Beide werkjes maken den indruk van Jan Theunisz.’ pers afkomstig te zijn. Dit geldt vooral voor het tweede, indien men aanneemt dat alleen deze drukker te Amsterdam in staat was een aaneengeschakelden Griekschen tekst te verzorgen. Zoo komt men tot een serie van vier Grieksche drukken, in 1605, 1606 en 1608 te Amsterdam verschenen, terwijl voor dien tijd aldaar nog nimmer een Grieksche druk het licht had gezien en het na 1608 geruimen tijd duurt voor er wederom een dergelijk persproduct te Amsterdam aanwijsbaar isGa naar voetnoot1). Broughton spreekt nog in 1608 in de volgende bewoordingen over zijn drukker: ‘One of Geneva cometh to Amsteldam, 1608, to salute me friendly in shew, presently he goeth to my printer: and bragged how they used me in Geneva. The under printer stood by me, all the while he talked with me, and went home full soon after him, and heareth his new honestly, and returneth, and telleth me, he will not print my books unless I pay him’Ga naar voetnoot2). Wanneer met dezen ‘printer’ Jan Theunisz. bedoeld wordt, dan vernemen wij tevens dat deze een meesterknecht in zijn dienst had. En zeer duidelijk doelt Broughton op Jan Theunisz., wanneer hij in ‘Our Lordes famile’ - zijnde het verslag van een godsdienstdispuut tusschen Broughton en Dr. David Farrar gehouden in de Latijnsche school van Sladus - mededeelt, dat hij genoemden geleerden Portugeeschen Jood bij zijn drukker had ontmoetGa naar voetnoot3). Immers Farrar kan bij geen anderen drukker dan Jan Theunisz. over huis gekomen zijn: alleen deze zocht in verband met zijn studies van het Hebreeuwsch den omgang met JodenGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
Afb. 9. Titelblad van The Lamentations of Jeremy door Broughton, waarschijnlijk bij Jan Theunisz. gedrukt (ex. in de Univ. Libr. te Cambridge).
| |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
Geheel in het raam van onze hypothese valt ook een uiterst merkwaardige notarieele acte van 23 April 1608, waarbij Jan Theunisz. zijn materiaal ‘om druckwerk der toiletten op de laeckens te maecken’ verkoopt aan Jacob Morgenroot, een kaartenkleurderGa naar voetnoot1). Jan Theunisz. had dus van 1604 tot 1608 wel een zeer veelsoortig bedrijf te Amsterdam: hij was uitgever, boekverkooper, boekdrukker, lettergieter en ‘to(i)letdrukker’. Omtrent laatstgenoemd bedrijf, dat een vrij grooten omvang moet hebben gehad en dat hij tot begin 1608 moet hebben uitgeoefend, weten wij letterlijk niets; binnen- noch buitenlandsche handboeken op het gebied van meubel- en wandbekleedingen e.d. maken er melding van en het heeft er alle schijn van, dat Jan Theunisz. het bedrijf hier te lande, althans te Amsterdam, voor het eerst heeft beoefend en dat het spoedig na 1608 te niet is gegaan. Veel minder past in onze hypothese een acte die men aantreft in het protocol van den Amsterdamschen Doopsgezinden notaris Johannes Hajonis VallengiusGa naar voetnoot2) en die als volgt luidt: ‘Den 22 July | |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
Afb. 10. Titelblad van Our lordes famile, door Broughton, waarschijnlijk bij Jan Theunisz. gedrukt (ex. in de bibliotheek van het Jewish Theological Seminary te New-York).
| |||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||
1609 ter instantie van Jan Theunisz. sijn gecompareert die eers. Pieter Jansz., out 46 jaeren, ende Wyert Wyertsz., out 38 jaeren, poorteren deser stede die welcke hebben verclaert, geattesteert ende gecertificeert waerachtich te sijn als dat de requirant Jan Theunisz. is mede burgher alhier hebbende drie jaeren lanck continueerlijck in haerluyder gebuirte gewoont ende burgers neringe, als vele diverse wateren te distilleren ende te vercopen, gedaen, gelijck hij oock alsnoch in haere gebuyrte woont ende dieselvige voorn. neeringe is doende. Tuygen Egge Harmensen van Groningen ende Pieter Corssen burgers deser stede’. Volgens deze acte zou dus Jan Theunisz. reeds sinds 1606 als distillateur en brandewijnverkooper in de buurt van Pieter Jansz. en Wyert Wyertsz. gevestigd zijn geweest. Doet nu de getuigenis van beide Amsterdamsche burgers onze geheele zorgvuldig opgebouwde hypothese als een kaartenhuis ineenstorten? In ieder geval is Jan Theunisz. tusschen de jaren 1604 en 1606 als drukker werkzaam geweest, zoodat onze veronderstelling ten aanzien der Ptolemaeus-uitgaaf onverlet blijft. Maar is het wel volstrekt onmogelijk, dat Jan Theunisz.' werkzaamheden als drukker zich tot de jaren 1607 en 1608 hebben uitgestrekt? Kan hij, die zijn leven lang een ongeloofelijke energie heeft getoond, niet bij zijn tallooze werkzaamheden sinds 1606 niet die van brandewijnverkooper gevoegd hebben? Immers wij weten dat hij tot 12 Febr. 1609 was geassocieerd met zijn zwager Claes Jansz. HeckGa naar voetnoot1) en dat hij in het bijzonder den verkoop van gedistilleerd en zijn zwager het distilleerbedrijf voor zijn rekening had genomenGa naar voetnoot2). Zeer goed is mogelijk, dat hij van 1606 tot 1608 den verkoop van gedistilleerd als nevenbedrijf uitoefende en eerst toen hij zag dat hiermede een behoorlijke winst te maken was, zich van zijn drukdersmateriaal heeft ontdaan en van zijn nevenbedrijf hoofdbedrijf heeft gemaakt. Er moet trouwens in verband hiermede een nog niet opgehelderde relatie hebben bestaan tusschen Jan Theunisz. en Caspar Coolhaes, den Leidschen ex-hoogleeraar en ex-predikant, die in de Warmoesstraat te Amsterdam als distillateur gevestigd was en wiens ‘Water-boecxken’ (bevattende recepten voor het | |||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||
maken van gedistilleerde dranken) door Jan Theunisz. in of omstreeks 1606 werd gedrukt. Deze Caspar Coolhaas is in 1607 naar Gouda verhuisd, doch zijn zoon Adolf Coolhaes heeft het bedrijf te Amsterdam voortgezet. Waar Pieter Jansz. en Wyert Wyertsz. woonden, kon niet met zekerheid worden vastgesteld. In de Oudenbrugsteeg aan de Noordzijde woonde de chirurgijn Pieter Jansz., die op 1 Juli 1586 en 11 Juni 1599 aldaar huizen kochtGa naar voetnoot1), maar wij weten volstrekt niet of hiermede de in 1563 geboren comparant van 1609 is bedoeld. Is dit wèl het geval, dan woonde Jan Theunisz. reeds sinds 1606 in genoemde steeg. De betreffende acte had Jan Theunisz. noodig, omdat hem na de ontbinding van het vennootschapscontract met Claes Jansz. Heck, door de pachters van de accijns het distilleeren en verkoopen ‘tsamen te doene’ was verbodenGa naar voetnoot2) en hij een bewijs wilde te berde brengen, dat hij beide beroepen reeds eenige jaren te zamen uitoefende. Dit maakt het stuk niet geloofwaardiger, met name zegt het wel uitdrukkelijk, dat Jan Theunisz. reeds drie jaar lang in de buurt van Pieter Jansz. en Wyert Wyertsz. woonde, maar niet dat hij al die jaren het distilleerbedrijf uitoefende. En zeker is, dat hij tot begin 1608 een to(i)letdrukkerij exploiteerde. | |||||||||||||||
XIV. Uitgaven van Hondius van 1604 tot 1607Het is verleidelijk om voort te gaan met het maken van veronderstellingen. Immers wanneer Jan Theunisz. inderdaad tusschen 1604 en 1608 voor Hondius heeft gewerkt, dan zullen al diens uitgaven, tusschen genoemde jaren verschenen, aan de pers van Jan Theunisz. toegeschreven moeten worden. De oogst is in dit opzicht echter niet groot: wij vonden slechts een dichtbundel van Daniel Heinsius, onder het pseudoniem van Theocritus à Ganda in 1606 verschenen, een negental polemische schrifturen van den Engelschen godgeleerde William Bradshaw, tusschen de jaren 1604 en 1606 gepubliceerd, en een Latijnsch lijkdicht op Jacob van Heemskerck uit 1607, in den pamflettencatalogus van Knuttel onder no. 1376 vermeld. | |||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||
Ongetwijfeld lag het aan Hondius' relaties met EngelandGa naar voetnoot1), dat de geschriften van Bradshaw door hem werden uitgegeven. Deze was nl. predikant geweest bij de Engelsche staatskerk, doch als zoodanig geschorst, omdat hij een voorstander was van de zuivering der kerk. Hij was echter geen separatist, doch hij streefde naar hervormingen binnen het raam der kerk. Niettemin vielen verschillende zijner opvattingen in den smaak bij Henry Ainsworth, den voorganger der Amsterdamsche Brownisten. Bradshaw heeft Engeland niet verlaten, maar heeft zijn geschriften veelal buitenslands laten drukken, omdat dit uit den aard der zaak in zijn eigen land niet mogelijk was. Men vertelt, dat de Engelsche autoriteiten omstreeks 1605 zijn huis te Londen hebben laten onderzoeken, doch dat zijn vrouw even te voren de door hem vervaardigde pamfletten achter den haard had verborgen, waar deze niet ontdekt werdenGa naar voetnoot2). Een dezer pamfletten, ‘A treatise of the nature and use of things indifferent’, had volgens het voorbericht eerst in handschrift anoniem gecirculeerd en had daarna door bemiddeling van een bewonderaar van den onbekenden auteur het licht gezien. Wij kunnen ons voorstellen, dat de manuscripten der strijdschriften in het geheim van Londen uit naar Amsterdam werden gebracht en aldaar werden gedrukt om door den auteur onder zijn geestverwanten in Engeland te worden verspreidGa naar voetnoot3). Een lijst van uitgaven van Hondius uit de jaren 1604 tot 1608, die met eenige waarschijnlijkheid aan de pers van Jan Theunisz. toegeschreven kunnen worden, zal in de Bijlage gegeven worden. | |||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||
XV. Heeft Jan Theunisz. voor den uitgever Cornelis Claesz. en den schrijver Robbert Robbertsz. Le Canu gedrukt?Moeten de uitgaven van Cornelis Claesz. uit de jaren 1604 tot 1608 niet mede in ons onderzoek betrokken worden? Wij hebben hier echter veel minder houvast en willen ons daarom liever niet op glad ijs wagen. Slechts zij het ons vergund de volgende opmerkingen te maken. Voor de tijdens de Paaschdagen van 1604 (18/19 April) gehouden Frankforter voorjaarsmis heeft Cornelis Claesz. een fondscatalogus laten drukken, waarvan Kleerkooper indertijd een exemplaar in de Bibliotheca Bodleiana te Oxford ontdekteGa naar voetnoot1); dit drukje vertoont typografisch een zeer groot verschil met uitgaven van Cornelis Claesz. uit 1603Ga naar voetnoot2). Het titelblad bevat een kaartje, dat door Hondius is gegraveerd. Nog juist kan deze catalogus door Jan Theunisz. te Amsterdam gedrukt zijn: hij zou dan kunnen gelden als diens eerste persproduct aldaar. Verder verscheen in 1606 bij Cornelis Claesz.: ‘P. Bertii Tabularum geographicarum contractarum libri quinque, cum luculentis singularum tabularum explicationibus. Editio tertia. Apud Cornelium Nicolai, anno 1606. Amstelodami’; onder de lofdichten in dit werk komt een Grieksch gedicht voor van Festus Homminga (Hommius), dat met dezelfde Grieksche lettertypen is gedrukt als gebruikt zijn voor de Ptolemaeus-uitgave. Opmerkelijk is, dat in den 2en druk van dit werk uit 1603 het lofdicht van Festus Hommius met geheel andere typen is gedruktGa naar voetnoot3). En last not least: Caspar Coolhaas' reeds genoemd ‘Waterboecxken’ werd tusschen 1604 en 1606 gedrukt ‘bij Jan Theunisz. boeckvercooper en letter-gieter voor Cornelus Claez(sic) op 't Water’Ga naar voetnoot4): dit drukje vormt een bewijs dat Jan | |||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||
Theunisz. inderdaad voor den uitgever Cornelis Claesz. heeft gewerkt. En om nog een laatste onderstellingte maken: het is zeer waarschijnlijk, dat de zes drukjes, die Burger uit de jaren 1605 tot 1608 van de hand van Robbert Robbertsz. Le Canu opsomtGa naar voetnoot1) en die typografisch in zekeren zin bij elkander behooren, van de pers van Jan Theunisz. afkomstig zijn. Weliswaar vinden wij eerst uit lateren tijd een bewijs van hun vriendschapGa naar voetnoot2), maar het is vrijwel uitgesloten, dat Jan Theunisz. niet zeer spoedig na zijn vestiging te Amsterdam in kennis is gekomen met Robbert Robbertsz. Ook laatstgenoemde kwam uit Doopsgezinden kring voort, maar was reeds in 1590 uit de Gemeente der Jonge Friezen te Amsterdam gebannen; sindsdien was hij buiten alle kerkelijke gemeenschap gebleven. Jan Theunisz. was er echter volstrekt niet iemand naar om zijn vrienden speciaal in eigen kring te zoeken! En wat zeer belangrijk is: Robbert Robbertsz. Le Canu woonde in dien tijd ‘in de Nieustadt bij de Blaubrugge’, dus vermoedelijk ongeveer ter hoogte van het tegenwoordige Waterlooplein, op geen vijf minuten afstand van de woonplaats van Jan Theunisz. tegenover de Zuiderkerk. Geen enkele andere drukkerij was zoo dicht bij de woning van Robbert Robbertsz. gevestigd. Wij kunnen ons gemakkelijk voorstellen, dat Robbert Robbertsz., die een vlugge pen had, onverwijld nadat hij wederom een strijdschrift had voltooid, naar de Zandstraat toog om zijn geestesproduct aan Jan Theunisz. ter hand te stellen, die het in een minimum van tijd afdrukte. Voor Jan Theunisz. zal het vervaardigen van dergelijk drukwerk echter van zeer ondergeschikt belang zijn geweest. Dat Robbert Robbertsz. en Jan Theunisz. in denzelfden kring verkeerden, volgt ook uit het feit, dat beiden zich in voorkomende gevallen tot Johannes Hajonis Vallengius, den eenigen Doopsge- | |||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||
zinden notaris die toenmaals te Amsterdam woondeGa naar voetnoot1), wendden. Zoo vindt men dd. 26 Aug. 1610 in het protocol van genoemden notarisGa naar voetnoot2) een protest ten verzoeke van Robbert Robbertsz. aan Roelof Pietersz. op den Nieuwezijds Voorburgwal, die tot executie van de goederen van den geheel aan lager wal geraakten schrijver was overgegaan met behulp van ‘mijns Heeren schouten dienaars’ vóór hij een sententie van schepenen had verworven. Bekend is, dat Robbert Robbertsz. in 1611 naar Hoorn is verhuisd, waar hij eerst als ‘schoolmeester van de konste der groote zeevaert’ werd geadmitteerd, daarna evenals Coolhaas en Jan Theunisz. distillateur en brandewijnverkooper is geworden. | |||||||||||||||
XVI. Conclusie. Een Hondius-cursief?Concludeerende, meenen wij in het bovenstaande betoog aannemelijk te hebben gemaakt, dat Jan Theunisz., tot dusverre bekend als een drukker van den zooveelsten rang, in werkelijkheid een belangrijk aandeel heeft gehad in de beschavingsgeschiedenis van Amsterdam, omdat hij aldaar als drukker het wetenschappelijke boek heeft geïntroduceerd en door zijn kennis eenigen tijd aan de spits heeft gestaan van de Amsterdamsche drukkersGa naar voetnoot3). Aldus is veel raadselachtigs opgelost in de figuur van dezen drukker. Immers het zou onbegrijpelijk zijn geweest wanneer hij, een leerling van den beroemden drukker Raphelengius te Leiden en de eerste ‘geleerde drukker’ te Amsterdam, zich beperkt zou hebben tot de weinige vrij onbelangrijke drukjes, die met vermelding van zijn naam het licht zagen. Intusschen bevinden zich onder de drukjes, | |||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||
die zijn naam dragen, werken van SpiegelGa naar voetnoot1) en Coolhaas en dit beteekent, dat deze beide voor Amsterdam zoo belangrijke figuren hem kenden en waardeerden. Vorenstaande conclusie is vooral gebaseerd op het opmerkelijke feit, dat tusschen de jaren 1605 en 1608 een viertal Grieksche drukken te Amsterdam aanwijsbaar zijn, dus verschenen juist in den tijd waarin Jan Theunisz.' werkzaamheden als drukker aldaar vallen. Hetzelfde doet zich voor met de Hebreeuwsche drukjes van Broughton. Wij hebben vroeger betoogdGa naar voetnoot2), dat het verschijnen van deze drukjes in de jaren 1605 en 1606 te Amsterdam en het verblijfhouden aldaar van slechts één drukker die Hebreeuwsch kende, noodzakelijkerwijze moest leiden tot de conclusie dat genoemde werkjes van de pers van dezen drukker afkomstig waren, en dit betoog werd door een latere gelukkige vondstGa naar voetnoot3) volkomen bevestigd. Wellicht zal zich dit geval ook hier voordoen en wordt nog eens een acte ontdekt, die over den drukker van de Ptolemaeus-uitgaaf zekerheid verschaft. Dat de naam van Jan Theunisz. als drukker op de meeste zijner persproducten niet voorkomt, kan daaruit voortvloeien, dat zijn Calvinistische opdrachtgevers zijn naam liever niet genoemd zagen; dit motief gold voor den buitenkerkelijken Coolhaas en den Katholieken Spiegel uit den aard der zaak niet. Er blijft echter nog een ruim veld van onderzoek over. Gaarne zouden wij o.a. zien, dat meer licht werd verspreid over Jan Theunisz.' werkzaamheden als lettergieter: aan de weetgierigheid van Enschedé zou - indien deze nog leefde - nog steeds weinig voldaan zijn. In dit verband is het merkwaardig, dat in de laatste jaren voor het eerst de aandacht is gevestigd op de typografische kwaliteiten van Jodocus Hondius' drukwerk. Zoo noemt UpdikeGa naar voetnoot4) als een bijzonderheid uit typografisch oogpunt de door Hondius in 1611 uitgegeven stadsbeschrijving van Amsterdam, ‘Rerum et urbis Amstelodamensium historia’, geheel gedrukt in romein en cursief (de laatste de beste van de beide typen), ‘which have the | |||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||
Afb. 11. Voorbeeld van de zgn. Hondius-cursief, te vinden in de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgaaf van 1605.
| |||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||
worthy but uninspired appearance of Elzevir font’. Op de cursief door Hondius gebruikt, gaat Johnson dieper inGa naar voetnoot1); deze schrijver beschouwt dit lettertype als ‘the latest member of the Vicentino group’Ga naar voetnoot2). Johnson vond de cursief in Hondius' editie van Mercator's Atlas van 1613. Blijkbaar kende Johnson geen vroegere edities van dezen atlas, want anders had hij wel gemerkt dat de betrokken cursief reeds in de uitgaaf van 1606 voorkomt. Men vindt dezelfde cursief echter ook gebruikt b.v. voor het lijkdicht op Heemskerk van 1607 (Knuttel 1376), voor de lofdichten in de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605, voor het voorwoord van Lucas Jansz. Wagenaar (Aurigarius)' Speculum nauticum, een uitgaaf van Cornelis Claesz. uit 1599, voor het uitgeversadres van Linschoten's Itinerario, uitgegeven door Cornelis Claesz. in 1596, voor een lofdicht van Salomon Henrix in Hondius' Theatrum artis scribendi van 1594 enz. Er is dus voorshands geen reden om den naam van Hondius aan deze cursief te verbinden, al moet men erkennen dat genoemde drukken uit de onmiddellijke omgeving van Hondius stammen. Johnson is wel van deze meening, immers deze concludeert wel wat al te gemakkelijk: ‘it may be presumed that Jodocus designed the new type on the model of his own Latin script as shown in his Theatrum of 1595 (bedoeld is 1594)’. Het laatste woord is hierin echter nog niet gesproken. Stelt men zich op het standpunt van Johnson, dan moet men wel aannemen, dat Hondius onmiddellijk na zijn vestiging te Amsterdam in 1593 als stempelsnijder is opgetreden. H.F. Wijnman. | |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
Bijlage.lijst van werken door jodocus hondius tusschen 1604 en 1608 uitgegeven en mogelijk door jan theunisz. gedrukt
| |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||
|
|