loos geordend in den loop der jaren; een bibliotheekambtenaar, ook al is hij goed op de hoogte van zijn vak, heeft een nauwkeurig instrument noodig voor zijn werk. De grootste moeilijkheid is niet, dat sommige verzamelingen nog niet geklapperd zijn, daar kan men in voorzien, maar dat men merkt dat dit niet volledig geschied is. Dit is een omstandigheid die het werk der controle moeilijk en zeer tijdroovend maakt. Voorloopig laat men die beschrijvingen rusten die voorzien zijn van De Vreese's aanteekening: ‘alle fiches gemaakt’. Deze zullen stellig in orde zijn, maar het zijn juist weer die groote collecties, zooals wij reeds opmerkten, die mank gaan aan het euvel der onvolledigheid.
Een derde werkzaamheid was het rangschikken der overdrukken en het noteeren van de aanwezigheid daarvan in de bestaande beschrijvingen. Dit is op zijn beurt weer een onderdeel van een grooter werk: het doorlezen van de belangrijkste tijdschriften, met name die, welke opgave doen van nieuw verschenen publicaties en artikelen in andere tijdschriften. Voor de laatste 20 jaar is de B.N.M. in dit opzicht niet heelemaal bij, voor den tijd daarvoor is zij van onschatbare waarde. Men is met de laatste tien jaar begonnen en werkende van achteren naar voren hoopt men binnen afzienbaren tijd het oorspronkelijk apparaat geheel te hebben bijgewerkt.
Van de foto's van handschriften werd een aparte collectie aangelegd, ook al weer nadat deze correspondeerend was gemaakt met het hoofdwerk. Een belangrijke aanwinst van de laatste jaren is de schenking van het fotomateriaal betreffende Noordnederlandsche miniaturen, gepubliceerd of ongepubliceerd, uit de verzameling van Prof. Bijvanck. De indiceering, naar school of meesters en naar bewaarplaats, is gereed gekomen. De collectie fotografische negatieven uit de B.N.M. (250 stuks ongeveer) werd bovendien geordend en geklapperd. Bij meer dan één plaat ontbrak een aanwijzing omtrent herkomst en voorstelling, zoodat het determineeren heel wat tijd en moeite gekost heeft. Een collectie foto's van gedateerde handschriften was door De Vreese reeds aangelegd. Het bijzondere belang hiervan werd van stonde af aan ingezien en het systematisch onderbrengen in mappen, telkens voor vijf of tien jaar tegelijk, was een der eerste werkzaamheden die ondernomen werden. De collectie wordt geregeld aangevuld met nieuwe foto's.
Een andere belangrijke aanwinst is de waardevolle verzameling van afschriften van devote teksten, door Prof. de Vooys in bruikleen afgestaan, met de belofte dat zij na diens dood toegevoegd wordt aan de B.N.M. Dat De Vreese ook vele afschriften moet nagelaten hebben, bewijst een uitgebreide inventaris die in de B.N.M. gevonden werd en menige aanteekening ‘zie afschrift’ in de beschrijvingen. Mogelijk worden deze nog eens gevonden onder de talrijke papieren, die nog in zijn woning aanwezig zijn: in de B.N.M. zijn zij niet aangetroffen.
Tenslotte berust in de B.N.M. nog een enorme collectie wrijfsels van boekbanden (rubbings). Hiervoor is zeer dun vloeipapier gebruikt, zooals men dat voor dit doel pleegt aan te wenden. De hoeveelheid dezer wrijfsels is daarom zelfs bij benadering niet te schatten. Zeker is het, dat hier een verzameling materiaal bijeen is gebracht, die voor de studie van den boekband door alle tijden van bijzonder gewicht is. Een gedeelte nu dezer wrijfsels is door den verzamelaar door ficheering der onderdeelen voor studiedoeleinden toegankelijk gemaakt. Het systeem dat werd toegepast, schijnt echter niet aan de behoefte te voldoen. Twee groote nadeelen immers springen in het oog:
1. | Er werd daarbij geen onderscheid gemaakt tusschen losse stempels en onderdeelen van paneelstempels en rolstempels. |
2. | Er is geen onderscheid gemaakt naar landstreek en tijd: men vindt gegevens dooreen omtrent banden, vervaardigd in heel Europa, over een tijdperk van 1400-1800. |
Het is duidelijk dat hierdoor degene die studie maakt van een bepaalde