Het Boek. Serie 2. Jaargang 26
(1940-1942)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *8]
| |||||||||||||
Leuvensche band met Renaissance paneelstempel.
(Band nr. 3, zie blz 11) | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
Een Leuvensche renaissance paneelstempelNog vóór de Universiteit werd gesticht, in 1425, heeft Leuven boekbinders gehad, leeken en kloosterlingen, die fraai versierd werk leverden; maar sedertdien is Leuven, als alle andere universiteitssteden, een oord van groot boekenverbruik geworden, en daar waar boeken worden gekocht tot studie, alvast dus in de universiteitsstad, is er werk voor boekbinders ruim zooveel als waar boeken worden voortgebracht. Het ziet er naar uit alsof de Leuvensche boekbinderij, in 1470-1560, niet moest onderdoen voor de Brugsche en de Gentsche in den Bourgondischen tijd, en tenauwernood voor de Antwerpsche in de rijke jaren, toen de ‘vermaerde coopstadt’ meer drukkerijen had dan eenige andere in de Nederlanden. Men heeft dit niet zoo dadelijk erkend. Vele Gentsche en Brugsche banden wijzen hunnen oorsprong aan; ze zijn in beduidend aantal ter plaatse gebleven. Al de Leuvensche, integendeel, werden door hunne eigenaars, de studenten, naar wijd en zijd meegedragen. De onvolprezen W.H. James Weale heeft het eerst, in anderhalve bladzijde, met behulp van de vondsten van E. van Even, A. Pinchart, W. Holtrop en van zijn eigen documentatie, een schets gegeven van het artistieke boekbindersbedrijf te Leuven. Een paar correcties en veel aanvulling zijn sedertdien van verschillende zijden gekomen. G.D. Hobson, E.Ph. Goldschmidt hebben de Ravescot-banden, onder welke deze gemaakt voor Jan van Westfalen, aangewezen. Eene heele literatuur over de Spes-banden gemerkt IP en IB heeft vrij wat losse aarde aan den dijk gebracht; tot exemplaren beschreven door Hulshof en Schretlen, door Goldschmidt, door P. Faider bepaald uitmaakten dat die banden, zooals Weale giste, thuishooren te Leuven - en tot de Tentoonstelling voor Oud-Vlaamsche Kunst, Antwerpen 1930, gelegenheid bood niet alleen de eigenaars van de bewuste stempelmerken op te sporen maar, beter, een aantal andere gothieke en renaissance paneelstempels als gereedschap uit Leuvensche binderijen te beschrijven. | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
In 1935 was de Brusselsche tentoonstelling van oude Brabantsche kunst - Brabant voor deze gelegenheid op zijn allersmalst genomen, n.l. het stuk Brabant dat nu de Belgische provincie met dien naam is - aanleiding tot het nader bepalen van het aandeel van Brussel, Leuven en de kloosters van het gewest in het oude boekbandwezen. Ik meende toen te mogen zeggenGa naar voetnoot1) dat Leuven wel niet, zooals Antwerpen, den aanstekelijken ijver heeft betoond om voor den paneelstempel renaissance vormen te vinden en zich niet veel verder heeft gewaagd dan het overnemen van enkele nationale en internationale eikels- en Antwerpsche medaillons-patronen. Pas daarna was het mij duidelijk geworden, dat deze uitspraak niet rechtvaardig was: de renaissance paneelstempel heeft ook te Leuven nog wèl andere themas behandeld dan zulke te Antwerpen en elders tot vele varianten herkneedde eikels en medaillons en zinnebeelden - de bekende banden van IP en van IB en de beide fraaie paneelen, veeleer eigendomsmerken, van Sinte-Geertruiabdij, uit 1557-1562, nog buiten beschouwing gelaten. Een Leuvensch boekbinder heeft zich een louter ornamenteele stempelplaat laten graveeren, die treffelijk vertegenwoordigt, ook naast de koppen en figuren in loofwerk van IP's Cleopatra-paneel, de vroeg-renaissance bandversiering in de Nederlanden. De hierbij afgedrukte reproductie maakt een beschrijving - die, hoe nauwkeurig ook, toch niet zoo heel duidelijk zou kunnen worden - overbodig. Dr. A. Hulshof en Mr. M.J. Schretlen hebben, in De Kunst der oude Boekbinders, Utrecht, 1921, pl. XXXVII, den stempel reeds afgebeeld, echter met het onderschrift ‘Frankrijk’: alleen het Utrechtsch exemplaar was hun toen bekend en het bevat een Lyoneesche uitgave.Ga naar voetnoot2) Bij toeval - geen ander, waarschijnlijk, dan de bijna gelijke grootte van de beide figuren - hebben zij op diezelfde plaat de bedoelde reproductie geplaatst naast die van IB's Spes-paneel, onder welke zij stellen ‘Leuven’ en bl. 42 verantwoorden zij op afdoende wijze dit onderschrift. | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
In den catalogus der boekbanden, die lagen in de Antwerpsche Tentoonstelling voor Vlaamsche Kunst, 1930, had ik twee exemplaren te beschrijven, nrs. 76 en 77 - ze prijkten er bij Antwerpsche banden en vreemd deden ze in dat rijk gezelschap niet aan - en bemerkte: ‘Misschien zou hij (de paneelstempel) bij een Leuvenschen boekbinder moeten gezocht worden: in de hier vermelde banden, waarvan één voor een student van het Busleyden-College heeft gediend, zitten toch studentenboeken.’ Ik kende toen vier, nu reeds negen banden, alle in-8o formaat, die gestempeld zijn met het renaissance groteske-paneel (98 × 58 mm), de acht eerste op vóór -en achterplat, de negende, het bewijsstuk, alleen op het achterplat. Hier zijn ze:
| |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
Voor sommige dezer banden werd helderbruin kalfsleder van bijzonder goede kwaliteit gebruikt; nrs 1, 3, 4 en 8 zijn aldus voortreffelijk bewaard gebleven; nrs. 2, 7 en 9 zijn wat meer afgesleten door gebruik, terwijl het leder donkerder werd; misschien is dat van nr. 2 van eerstaf glanzend zwart geweest; nrs. 5 en 6 hebben het meest geleden, hoewel de stempels duidelijk genoeg zijn. Al de ruggen zijn gaaf; het heeft belang dit vast te stellen vooral bij nr. 9, met zijn twee verschillend gestempelde bandvlak- | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
ken. Tot steun voor het leder dient, in de negen banden, karton, niet hout; er zijn dan ook geen sloten en slechts bij drie, nrs. 1, 2 en 4, zijn er overblijfsels of sporen van bindsels: de Leuvensche boekbinders uit de jaren 1530-1555, vooral IP en IB, lieten dikwijls die snoeren maar weg; zij wisten reeds dat studenten niet de moeite namen telkens twee strikken te knoopen om hun boekje te sluiten en dat bindsels, bij dat zorgeloos volkje, nooit lang duren. Hebben zestiendeeuwsche banden beprent met paneelstempels noch slot, noch bindsel, dan is er veel kans dat het studentenboeken zijn uit Leuven. De verrassende getuige is dit nr. 9, met de IB-Spes op de voorzijde en het ornamentpaneel op de achterzijde. Het vermoeden gewekt door aanteekeningen van vroege eigenaars in nrs. 4 en 6 wordt hier bevestigd en nader bepaald: te Leuven dient de groote ornamentstempel en wel in de werkplaats, die de IB-Spes gebruikt, ten minste in of even na 1555. Nieuw is in werkelijkheid geen enkel element in deze compositie; - maar ook een meester als Mone herwerkt de oude thema's en adapteert evenveel als hijzelf vindt. Het middenvak van ons paneel is een ontwikkeling, de bovenhelft een logische, harmonische, de onderhelft een meer tastende, meer ontaarde, van de gothieke lischbloem, de lelie, die op de lijsthoeken in hare bijna eenvoudigste gedaante verschijnt, en die immers reeds tuil-vormen had aangenomen in menigen kleineren ruit-stempel - b.v. op de welbekende, talrijke banden van den Gentenaar Jan Rikewaert-RyckaertGa naar voetnoot1). De beide schildjes aan weerszijden in de omlijsting, al blijven ze ledig, zijn ontleend aan gothieke paneelstempels: Jheronimus Papal (is dat niet een toegeworpen en recht toepasselijke boekbindersnaam? De man werkt te Gent, in 1485, maar méér was over hem niet bekend) heeft de dubbele rij dierfiguren van den traditioneelen Vlaamschen paneelstempel onderbroken om twee wapenschilden naast elkaar in te lasschen, een met drie lelies, een met een klimmenden leeuwGa naar voetnoot2); in een ander | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
gothiek rankenpareelGa naar voetnoot1) dragen de wapenschilden een klimmenden leeuw, drie molenijzers; en zie, om nog eens het verdienstelijke werk van Hulshof en Schretlen te gebruiken, de reproductie aldaar pl. XXXIII, naar een paneelstempel - ik ken reeds vijf banden waarop hij voorkomt - die een wapenschild op elken hoek heeft, en in menig ander detail overeenkomt met het bedoelde paneel van den Souterliedekens-band. De vier S-vormige voorwerpen op de langere lijstzijden van het renaissance ornamentpaneel zijn, echter in sierlijker gedaante, niets anders dan de spinklossen, onhebbelijk logge meubels van sommige vroege eikels-paneelen, waar ze dienen tot vulsel, op dezelfde plaats. Heeft de stempelsnijder-ornemanist de bestanddeelen van het paneel niet in eigen fantasie gevonden, misschien heeft hijzelf zijne adaptatie nòg eens hernomen. De dubbele tuil van het middenvak ziet men verwerkt, omgekeerd en meer realistisch, in de langere lijstzijden van een fraaien paneelstempel waarin een paar medaillonsGa naar voetnoot2); elk deel van het groote tuil-ornament is er bewaard gebleven. Ook de kortere lijstzijden, met een verre herinnering aan symmetrisch samengebonden acanthusbladeren, worden er omgezet in tulpornament zonder dat eenige beweging verloren gaat. En welk van beide stempels, het (Antwerpsch?) medaillons- of het Leuvensch loofwerk-paneel, is het oudste? Maar geen van beide, al zijn ze verdienstelijk, heeft die eenheid van stijl en die evenwichtige, luchtige gracie, waaraan het werk van een Jan Mone te herkennen isGa naar voetnoot3). De zeventien uitgaven, die in onze negen banden zitten, behooren tot de jaren 1534-1555. Banden nrs. 1, 2, 3 en 4 kunnen nog vóór 1540 gemaakt zijn, nr. 5 ten vroegste in 1540, nr. 6 niet | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
vóór 1548, nr. 7 niet vóór 1551, nr 8 niet vóór 1553, nr. 9 eerst in 1555-1561. Wij zullen wel mogen aannemen dat het ornamentpaneel omstreeks 1540 is verschenen en vijftien a twintig jaar lang werd gebruikt. Altijd te Leuven, want 1o, de eerste eigenaars van nrs. 6 en 9 verbleven in de universiteitsstad; 2o, men mag hetzelfde vermoeden voor nrs. 1 en 4, ook voor nr. 5, vier samengebonden uitgaven voor theologanten; en nr. 8, een verzameling tractaten over wiskunde, blijkbaar door een student bijeengebracht, spreekt dit niet tegen. Was echter het renaissance ornament-paneel van eerstaf in de binderij met de IB-Spes? Dit is moeilijker vast te stellen. Tenzij voor dat Leuvensch boek uit 1555, ons nr. 9, nooit ziet men de IB-Spes gebruikt samen met een anderen paneelstempel. Wel komt op vele Leuvensche banden de IP-Spes voor samen met IP's Lucretia- en Cleopatra-paneelen - waarvan de beteekenis weliswaar verwant is, zij het door tegenstelling, met die van de Spes; maar IP, veeleer boekbinder dan boekhandelaar, heeft bovendien nog een vierde en een vijfde groote, met zijn merk en naamletters geteekende paneelenGa naar voetnoot1), die hij toch niet naast zijn Spes zal prenten. Zou het ornament-paneel in de IB-binderij geweest zijn vóór 1555, b.v. in 1540-1551, het ware niet noodzakelijk samen met de Spes op een band geprent geworden: sedert lang was het méér gewoonte - zelfs bij IP - voor- en achterplat op dezelfde wijze te versieren. In 1555 echter is IB zelf niet meer te Leuven. Ik meen immers dat IB niemand anders is dan de boekhandelaar en drukker-uitgever Jacob Bathen, die van Leuven verhuisde naar Maastricht, in de tweede helft van 1551 of begin 1552Ga naar voetnoot2). Het vermoeden over IB's identiteit werd mij bijgebracht vooral door twee omstandigheden: 1o, de naamletters (men had ook aan den Leuvenschen boekhandelaar Jasper van der Borch - Gaspar du Chasteau - kunnen denken, maar Bathen kwam eerst in aanmerking, omdat men uitgaven van hem aantreft in banden ver- | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
sierd met zijne SpesGa naar voetnoot1); 2o, onder deze uitgaven is er een volkomen Leuvensch boek, een exemplaar, in de stadsbibliotheek te Douai, van een brevier ten gerieve van de Sinte-Geertrui-abdij, uitgegeven door Jacob Bathen, te Leuven, in 1551Ga naar voetnoot2) en keurig bewaard in een ongeschonden IB-Spes-band. En een van de merken op zijne Maastrichtsche uitgaven is tenslotte niets anders dan dat van zijne Spes. Is Jacob Bathen in 1551-52 naar Maastricht getrokken, heeft hij dan misschien zijn boekbindersgerief overgedaan aan Jan Bathen, die, samen met Steven Wouters, een drukkersoctrooi krijgt van den Raad van Brabant, den 25n Augustus 1552, en reeds hetzelfde jaar te Leuven druktGa naar voetnoot3)? Jan Bathen en Wouters werken samen tot in 1555, de eerste drukt nog in 1560. Late IB-Spes-banden zijn: 1. Antwerpen, verz. Edm. Denie, J. Chrysostomus, Enarrationes, Antw., J. Grapheus voor J. Steels, 1552. - 2. Mechelen, Groot Seminarie. Sacerdotale, Venetië, 1554. - 3. Gent, Seminarie, Juon Carnothensis, Pannormia, Leuven, A.M. Bergaigne, 1557. - 4. Hasselt, Stadsbibibl., Titelmannus, Nat. philos. compendium. Antw., wed. M. Nutius, 1561. - 5. Heeswijk, Abdij. C. Clingius, Loci communes theologici, Parijs, 1562. - 6. En buitengewoon, ja bevreemdend laat, (maar heeft de band - ik heb het boek niet gezien - wel altijd bij den inhoud behoord?) is de IB-Spes-band vermeld in een prijscatalogus van Pickering & Chatto, Londen, z.j. (c. 1910), n. 1822; de inhoud was Jac. Latomus, Psalmi Davidis in carmen conversi. Antw., Plantin, 1572. Van den renaissance ornament-paneelstempel kunnen wij dus aannemen dat hij werd gesneden... ergens in Brabant, en gebruikt te Leuven, van c. 1541 tot pas na 1555, in een binderij die waarschijnlijk deel uitmaakte van het bedrijf van den boekhandelaar-drukker Jacob Bathen en werd voortgezet door Jan Bathen en Steven Wouters, eigenaars geworden ook van Jacob Bathen's Spes-paneel. | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
Het is niet een zoo gewichtige ontdekking; maar zouden wij lijden dat zelfs een uiterst bescheiden deel van ons artistiek patrimonium verder worde beschouwd als vreemd goedGa naar voetnoot4), nu wij toch beter zijn gaan weten? Antwerpen. Prosper Verheyden. |
|