Het Boek. Serie 2. Jaargang 26
(1940-1942)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||
[Het Boek, jaargang 1940-1942]Metaalgravures in een druk van Heynricus de Valle te Brugge (ao. 1503)De publicatie van een reeks metaalgravures, die Wouter Nijhoff op mijn verzoek al eenige jaren geleden in Parijs heeft laten reproduceeren, is het hoofddoel van de volgende bijdrage. Zij komen voor in het zeer bekoorlijke boekje, dat ik als no. 3448 onder de titel: Dominicus Lupi, Figurae ad devotionem excitantes de passione Christi cum alia figura rosarii virginis gloriose et carminibus. - Brugge, Heynr. de Valle, 10 Maart 1503. 8o. in deel II onzer Ned. Bibliographie van 1500 tot 1540 heb opgenomen. Het eenige bekende exemplaar bevindt zich te Parijs in de Bibliothèque Nationale en draagt er de signatuur Rés. D. 18421. Het vertoont telkens op een verso-blad een der gravures, terwijl dan het volgende recto-blad een bijpassend devoot gedicht bevat. Zoo is, om een enkel voorbeeld te geven, op bl. 15 verso Christus aan het kruis afgebeeld; daarnaast leest men op bl. 16 recto: (C)Rucifixum hic adora
Et cum pya matre plora
Cecitatem populi
Iudeorum sine mora
Blasphemantem in hac hora
Saluatorem seculi
Dant pro poto fel acetum
Clauis fixum cruci spretum
Vestes sorte diuidunt
Astant christi iuxta crucem
Mater et qui vite ducem
Christum esse asserit
Intuentes christi trucem
Aue ter produc ad lucem
Que hunc florem edidit.
Een titel heeft het boekje niet; het begint op bl. 1a (Cum secundum sanctos doctores, etc., zie afb. 1) dadelijk met een soort voorrede van de auteur, over het doel van zijn werk. Hierin noemt hij zich nog niet; zijn naam verschijnt, als in veel middeleeuwsche handschriften, eerst aan het slot, op bl. 24b: Per fratrem dominicum lupi ordinis fratrum predicatorum conuentus gandensis orate | |||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||
pro eo (zie afb. 2). Zoo is dit boek, voor wie het moest catalogiseeren, geen gemakkelijk object geweest en, al naar de fantasie van de beschrijvers, kreeg het diverse namen. Ten deele tengevolge van deze titel-rijkdom heeft het heel wat voeten in de aarde gehad, eer ik de hand heb kunnen leggen op het unieke exemplaar. Om andere zoekers dezelfde moeilijkheden te besparen, komt het me gewenscht voor iets van mijn lange nasporingen te verhalen. 1. Dom. Lupi, Figurae de passione, etc. Brugge, 1503, bl. 1a.
Sinds ik mij in 1917 aan de studie van de Nederlandsche post-incunabelen ben gaan wijden, is dit devote boekje herhaaldelijk, onder verschillende titels, aan de kim voor me komen opdoemen, als een ver spookschip, en pas in Februari 1932 heb ik de zekerheid gekregen, dat er een exemplaar te Parijs in de Bibliothèque Nationale was. De titel, waaronder ik er het eerst kennis mee maakte, luidt: Wolf (Dominikaner), Betrachtungen über das Leiden Jesu. Brugge, Heynr. de Valle, 10 Maart 1503Ga naar voetnoot1). | |||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||
2. Dom. Lupi, Figurae de passione, etc. Brugge, 1503, bl. 24b.
Het leek me al spoedig in hooge mate waarschijnlijk, dat het Rosarium virginis Marie. Brugge, Heynr. de Valle, 1503, door Brunet en anderen aan Van Praet ontleendGa naar voetnoot1), één en hetzelfde moest zijn als Wolf's Betrachtungen. Wel heeft Brunet jaartal en datum vermeld als: anno dn̄i M. ccccc. tertia decima die mensis martii, terwijl het Serapeum: anno Dni MCCCCC tertio, decima die mensis martii opgeeft. Weldra bleek mij echter, dat bij Van Praet, Brunet's bron, niet tertia, maar terecht tertio staat. Ondertusschen heeft deze drukfout van Brunet weer nieuwe verwarringen gesticht. Zooals men begrijpt, zou het woord ‘tertio’ naar zijn vorm bij anno en ‘tertia’ bij decima die behooren en moet men dus logisch twee interpretaties krijgen: 1503 10 Maart (Van Praet) en 1500 13 Maart (Brunet). Doch nu schrijft juist Brunet (in zijn aanteekeningen) over het Rosarium van 1503, en Van Praet in zijn register (p. 129) dateert het op 1500! En FunckGa naar voetnoot2), die in alle op- | |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
zichten Brunet volgt - ook in ‘tertia’ - noemt het weer een druk van 1503. Daarentegen heeft BohattaGa naar voetnoot1) Brunet's afschrift correct vertaald als 1500 13 Maart en het boek onder dat jaartal opgenomen. Uit de verschillende bronnen was inmiddels één ding wel vast komen te staan: Van Praet heeft ao. 1829 een exemplaar in eigendom gehad, afkomstig van zekere Vanden Block, kapelaan te BrusselGa naar voetnoot2). Bij FunckGa naar voetnoot3) vond ik een verdere aanwijzing: een ex. in de Bibl. Royale, daaraan gelegateerd door Van Praet. Bleek een dwaalspoor te zijn. Te Brussel was het boek niet; men vermoedde er, dat het, als vele andere boeken van Van Praet, aan de Bibl. Royale te Parijs (nu Nationale) zou vermaakt zijn. Gewapend met deze wetenschap heb ik bij een eerstvolgend bezoek aan Parijs, in Maart 1926, op de Bibl. Nationale hemel en aarde bewogen om het te voorschijn te tooveren. Op alle manieren hoorde ik maar steeds weer: ‘Ça n'y est pas’. Ook M. Louis Polain is er niet in geslaagd het me te vertoonen. Zijn veronderstelling, dat het misschien door Van Praet aan de bibliotheek van zijn vaderstad, Brugge, was geschonken, werd nagegaan, maar bleek niet juist. Correspondentie met bibliothecarissen De Poorter te Brugge en Von Rath te Bonn, die voor zijn studies over de koperillustratiesGa naar voetnoot4) belang in het boek stelde, gaf slechts negatieve resultaten. Het boekje bleef onvindbaar. In mijn bespreking van Visart de Bocarmé, Recherches sur les imprimeurs brugeois, in Febr. 1929 geschreven, kan men iets over mijn nasporingen lezen, die toen vrij wanhopig schenenGa naar voetnoot5). Zooals het evenwel meer gaat, 't geen ik zoekend niet vond, is me ineens, 't zij ook niet zonder moeite, in de schoot gevallen. Bij het excerpeeren der vele deelen van de Catalogue photographique | |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
der Bibliothèque Nationale, aanwezig op onze Kon. BibliotheekGa naar voetnoot1), viel mijn oog plotseling op de titel: Meditationes de passioneGa naar voetnoot2). De beschrijving van blad 1a, waarin de uitdrukking Rosarium virginis Marie voorkomt, de reeds vertrouwde colophon (hier met ‘tertio’), het verhaal over de 23 gravures gaven me onmiddellijk de zekerheid, dat ik eindelijk - het was op 12 Febr. 1932 - mijn spookschip geënterd had. Een paar weken later was ik al in het bezit van enkele foto's, die me in staat stelden een voorloopige beschrijving van het boekje te maken. Zoo is het dan ook in mijn Vierde AanvullingGa naar voetnoot3) in voce Lupi opgenomen, nog met het teeken, waarmee wordt aangegeven, dat de beschrijving naar reproducties gemaakt is. Eerst bij mijn bezoek aan Parijs in October 1935 heb ik het ten langen leste zelf in handen gekregen. Het ex-libris ‘Henrici Vanden Block Pbtri & insignis Collegiatae Ecclesiae DD. Michaelis & Gudilae Bruxellis Capellani’ gaf de zekerheid, dat het inderdaad het exemplaar Van Praet was. Voor de volledige beschrijving kan ik thans naar het reeds genoemde no. 3448 in de Ned. Bibliographie verwijzen; voor de teksttype (M 32/99) en de inhoud van bladen 1a en 24b naar bijgaande afbeeldingen 1-2. Deze type, Fransch van snit, behoort tot een soort, dat in verwante, 't zij dan geenszins gelijke gedaante, meer voorkomt in de NederlandenGa naar voetnoot4). In de aangehaalde plaats van het Serapeum is de auteursnaam tot Wolf verduitscht. Waarschijnlijker echter, de vorm Lupi doet het veronderstellen, zal de man Wolfsz. of Wolfssoon hebben geheeten. Het is mij niet gelukt iets naders te ontdekken omtrent deze Dominicus Lupi, eens broeder in het klooster der Dominicanen te Gent. Hij komt niet voor bij AxtersGa naar voetnoot5) en evenmin heeft wijlen De Vreese, zoo vertrouwd met het oude Gent, hem voor me kunnen opsporen uit de schatten van zijn aanteekeningenGa naar voetnoot6). De drukker Heynricus de Valle in Brugge is klaarblijkelijk | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
‘Heynderic van den dale printer’, die in 1506 in het S. Lucas-gilde werd opgenomen en getrouwd was met de weduwe van de Gentsche drukker Arend de KeysereGa naar voetnoot1). Het boekje van Lupi is tot nu toe de eenige uitgave, die we van Heynr. de Valle kennen. Het is een curieuse coïncidentie, dat vermoedelijk juist in dezelfde tijd, toen ik eindelijk een exemplaar ontdekt had, Ph. Hofer het eveneens in de Bibl. Nationale heeft gezien. In zijn opstel over Early book illustration in the intaglio mediumGa naar voetnoot2) citeert hij het als a little book of ‘Meditationes’ by Domenico Lupi en geeft er twee reproducties van (de gravures op 1b en 23b). Zijn opmerking, dat het boek ‘has never, apparently, been noted or reproduced before’, zal wat de reproductie betreft, wel juist zijn. Doch dat het boek nooit zou opgemerkt zijn, is moeilijk vol te houden. Moet men er uit afleiden, dat het Hofer in de Bibl. Nationale zoo maar, als bij toeval, in handen is gevallen? In dat geval heeft hij ook de vreugde gemist, die mij de vondst, na een hardnekkige 15-jarige jacht, heeft verschaft. Thans de metaalgravures. Als boek-illustraties zijn deze soort platen hier vóór 1550 zeer zeldzaam. Vergis ik mij niet, dan werden ze in de Nederlanden vóór 1500 alleen gebruikt door Col. Mansion, eveneens te Brugge, in een Fransche Boccaccio-uitgave van 1476Ga naar voetnoot3). Voor ‘mijn’ tijdvak, van 1500-1540, ken ik er in ons land geen ander voorbeeld van dan dit Brugsche Lupi-boek van 1503. Eerst in de 2e helft van de 16e eeuw schijnen de technische bezwaren, aan hun reproductie in boeken verbonden, door de drukkers te zijn overwonnen en beginnen de gravures langzamerhand de houtsneden te verdringenGa naar voetnoot4). In de druk van 1503 mogen ze hier te lande dus met recht als zeer vroege voorloopers van een nieuw genre beschouwd worden. Meesterwerken zijn de 18 metaalgravuresGa naar voetnoot5) geenszinsGa naar voetnoot6). De propor- | |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
ties van de menschelijke wezens, met gedrongen, soms haast dwerachtige lichamen op te korte beenen, laat veel te wenschen over. Toch zijn enkele, wat kracht van uitdrukking betreft, niet zonder bekoring. De ingetogen waardigheid van de Maria-figuur naast het kruis en naast het graf (op 16b en op 18b), de expressie der koppen bij geeseling en kruisdraging (op 10b en op 14b), de rust van de slapenden in de hof van Gethsemane (op 3b), het zijn bewijzen, dat de graveur niet onbegaafd was. Zijn naam is ons onbekend. Dat hij wel een Nederlander zal geweest zijn, valt af te leiden uit het Nederlandsche opschrift op de spreukband van de eerste gravure ‘o maria altiit bereit’. De verdere beoordeeling der platen laat ik aan meer bevoegden over. Hier is thans de volledige reeks dezer vroege Nederlandsche metaalsneden voor hen gereproduceerd. Vermeld dient nog, dat zij in het Parijsche exemplaar gekleurd zijn, door een niet-onverdienstelijke kleurbaas. Tot slot recapituleer ik, als een baken voor anderen, de verschillende titels, waaronder dit eene boekje rondwaart:
De 5e titel heb ikzelf aan het werk gegeven, in navolging van Brunet, maar met toevoeging van de auteursnaam, eer ik het nog gezien hadGa naar voetnoot3). Nadere bestudeering heeft me er echter van doordrongen, dat hoofdzaak in het werk van Lupi de ‘Figurae’ zijn, met de bijpassende gedichten. Op deze wijze is mijn definitieve titel in de Ned. Bibliographie, de 7e van bovenstaande lijst, tot stand gekomen. Hij is, wat de bewoordingen betreft, uit de mede- | |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
deeling op bl. 1a getrokken en komt mij voor de inhoud het volledigst weer te geven. Ook zal men er rekening mee moeten houden, dat het boek af en toe met de onjuiste dateering 13 Maart 1500 wordt aangetroffen, gevolg van Brunet's drukfout of verkeerd afschrift. Zoo troont dus dit allerbekoorlijkste boekje van de Bibl. Nationale voorloopig in viervoudige eenigheid: als eenig exemplaar, als eenige Nederlandsche uitgave tusschen 1500-1540 van een werk met metaalgravures, als eenig product van de pers van Heynr. de Valle en als eenig bekend geschrift van Lupi.
's-Gravenhage, Febr. 1940. M.E. Kronenberg. | |||||||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||||||
Reproductie der metaalgravures (3-20) Dom, Lupi, figurae de passione, etc. Brugge, 1503 | |||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||
3
bl. 1b, 5b, 9b, 13b, 17b, 21b 4
bl. 2b 5
bl. 3b 6
bl. 4b | |||||||||||||||
[pagina *4]
| |||||||||||||||
7
bl. 6b 8
bl. 7b 9
bl. 8b 10
bl. 10b | |||||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||||
11
bl. 11b 12
bl. 12b 13
bl. 14b 14
bl. 15b | |||||||||||||||
[pagina *6]
| |||||||||||||||
15
bl. 16b 16
bl. 18b 17
bl. 19b 18
bl. 20b | |||||||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||||||
19
bl. 22b 20
bl. 23b |
|