Het Boek. Jaargang 6
(1917)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
VariaNog andere bedreigingen tegen boekendieven.(Vgl. boven, blz. 181). In allerlei vormen en talen vindt men in de middeleeuwen verwenschingen tegen boekendieven, waarover men veel kan lezen bij Wattenbach, Schriftwesen, S. 527-534, en in een opstel van Dr. London in het Zeitschrift für den deutschen Unterricht (vgl. Tijdschr. v. boeken bibl.-wezen, II. 165) terwijl ook Meinsma in zijn Middeleeuwsche bibliotheken, blz. 57V., 67V. en 168 het een en ander erover mededeelt. Doch wat in verband met het boven gegeven Zuid-Afrikaansche versje de aandacht verdient is, dat er in dit soort ‘litteratuur’ blijkbaar ook een traditie bestaat, een onderlinge afhankelijkheid, die daarenboven min of meer internationaal is. De ‘appel of een peer’ treft men aan in versjes, waarin ook ‘de beul of de knecht’ in functie treden, en er tegelijk sprake is van ‘ophangen’, welke laatste bezigheid elders weer verder wordt uitgewerkt. In hs. 77 van het Bisschoppelijk Museum te Haarlem leest men bijv.: Dit boeck comt toe bertje luden
die dit fint salt hem weeder brengen
Om een appel Om een peer
Hangen doet zeer
hangen is recht
dat doet de beul of zijn knecht. 1637.
Die knecht keert terug in een versje, dat mijin 1912 werd overhandigd, en dat voorkomt in een mij onbekend boek: Hic liber est meus
Testis est Deus
Qui hunc librum vult stelen
Pendere debet aen sijn kele
An esset Dominus ofte knecht
Ad patibulum is sijn recht
Tunc venit Ansken met sijn bellen
et trahit eum in de helle.
Wattenbach(S.534)vermeldt den knecht in het volgend versje: Dass buch ist mir lip
wer mirss sthilt, der ist ein dip:
ess sey ryter oder knecht,
so ist her an der galgen gerecht.
en in een ander versje worden, zoowel bij Wattenbach (hetzelfde in Tijdschrift,V. 291) als bij Dr. London, in plaats van ‘Hansken met sijn bellen’ (den duivel), de raven aan het werk gezet, om het hangende slachtoffer de oogen uit te pikken (vgl. Tijdschrift II. 165). Men excuseere het potjeslatijn: Quis vult hoc librum stehlen
pendebit an der Kehlen
Deinde veniunt die Raben
Volunt ei oculos ausgraben.
Weinig galant laat een Franschman den hangenden dief zelfs met zijn voeten bengelen: Quelle honte ce sera
pro suis parentibus
De le voir en ce lieu-là
pedibus pendentibus.
Deze en dergelijke rijmpjes zijn grootendeels wel afkomstig van universiteitsstudenten. Het rijm van ‘stelen’ op ‘kelen’ vindt men reeds in de 15e eeuw terug bij Nederlandsche studenten te Parijs. Daar geldt het echter een waarschuwing aan collega's, die de tering niet naar de nering zetten: Qui plus vult teren
Quam suum plouch potest eren,
Tunc sequitur stelen,
Post hoe hanghen bi der kelenGa naar voetnoot1).
Het vermakelijkste ex-libris, dat een bedreiging bevat tegen hem of haar, die een handschrift steelt, is afkomstig van Gheertruyt Lubberts, wellicht een begijntje. Niet alleen Meinsma (blz. 168), maar zelfs Wattenbach haalt het aan (S. 534). Het hs. behoort sedert 1887 aan het Bisschoppelijk Museum te Haarlem(hs.ói),en geeft opbl. 145a te lezen: Dit boeck hoert toe gheertruyt lubberts die dat vindet die brenghet haer weder om gods wil of die duuel sel se peken mit een pic stoeck. Meer tragische bijzonderheden over moderne boekendieven deelde | |
[pagina 224]
| |
Petit mee in het Tijdschrift, II, 65-73, en recente gevallen worden met naam en toenaam beschreven in het Zentralblatt, 1913. 515f. fr. B.K. | |
Uit de vaderlandsche letteroefeningen.
| |
Boekverkoopers en schrijvers; anno 1773.Een zeer scherp oordeel wordt over hen uitgebracht, in spectatorialen stijl, in het 3e deel 2e stuk van ‘De Mensch in aangenaame spectatoriaale Vertoogen beschouwd’ (Amsterdam, Wed. P.J. Entrop). Een dier vertoogen is getiteld: de Jaarmarkt van Utopia; op die jaarmarkt vindt men allerlei kramen, die de zonderlingste zaken ten verkoop voorleggen. Het spreekt vanzelf, dat al die waren in sarcastischen zin bedoeld zijn. Eén kraam trekt ons in het bijzonder aan. Het is die met het opschrift: ‘Voor het Algemeene best’. De vertooger schrijft er over: ‘Deze kraam bevat een menigte van verzegelde copyen tot voor deel van drukzieke boekverkoopers, doch wijl het niet geoorloofd was, om het handschrift in te zien, maar alleen het omslag te lezen, zoo bleef ik niet lang voor die kraam stil staan. Intusschen kwam het mij zeer vreemd voor, een opschrift te vinden op een bijzonder vak: Verzameling van een aanzienlijk getal zinrijke nieuwmodische en sterk getrokkene Tytels van Boeken. - Tytels, zeide ik, en waarom zijn deze van de kopyen afgezonderd? Men antwoordde mij, dat ik in de zeden en gebruiken van ons land al zeer onervaren scheen, want ik moest weten, dat de kopyen reeds allemaal zijn aangeboden aan Boekverkoopers van smaak, die de waarde der door hen uittegeven boeken zelf bepalen, maar door hen geweigerd waren om ze in druk te brengen, en de ijverige wensch van onze jonge schrijvers en vertalers om hunne namen gedrukt te zien, wordt door een mislukking niet verflauwd, maar zij blijven volharden. Zoo nu de een of andere boekverkooper niet naar hun verlangen zich keert, blijft de gewone jaarmarkt, en deze kraam, altijd een veilige toevlucht voor de onrijpe vruchten van hunne verbeelding. Immers zijn er nog in afgelegen plaatsen boekverkoopers genoeg, die zelf niet kunnen oordeelen, maar voor weinig geld alles blindelings opkoo- | |
[pagina 225]
| |
pen, wat maar een bijzonderen en vreemden titel draagt. In het belang van zulke boekwormen wordt elk jaar deze kraam opgeslagen. Naar hun smaak, doel en beurs koopen zij dan een of meer titels, die op het ‘kunstigste’, en dikwerf met een ongelooflijk goeden uitslag, op de aangekochte kopyen worden aangepast. Heel de toevloed van ouden en jongen, die gij om deze kraam ziet zwerven, bestaat uit in hoop levende auteurs, vertalers, plannenmakers en rijmelaars, die met verrukking kijken op hun titels, en in gedachten den man zegenen, die er maar even naar ziet. Lukt het dit jaar niet, dan maar alle hoop gevestigd op het volgende jaar. - Mij dunkt, gaf ik ten antwoord, dat het opschrift voor deze kraam aan het oogmerk ‘derzelve’ niet veel voldoet. - Ten minsten even zooveel, werd mij, al lachende, toegevoegd, als de uitlokkende titels van die menigvuldige kopyen, die daar in voorraad liggen. In 't algemeen moet gij die, gelijk als in een loterij, als een lot en deeze als een prijs ‘betrachten’. Men betaalt slechts de eerste, en men wint altoos een van de laatste, ‘en het lezend publiek zal wel tevreden zijn, indien auteur en drukker dit ook zijn.’ Ik wil geene toepassing geven op deze preek, maar ik geloof, dat heden ten dage zoo'n kraam overvuld zou zijn. (Wordt voortgezet.) | |
Sprokkels betreffende boekver koopers enz., verzameld door J.W. Wijndelts. (Vervolg).1. Dirck Evers, kaartenmaker te Amsterdam.Den 2 Julij 1664 heeft Jannetie Jans vander Hart geadsrt met Dirck Steenoven als hair gekoren voocht in desen bewesen haeren soon Evert out 1 ½ jaer daer vader aff was Dirck Evers Caertemaker van vaders erff de somme van vijff ende twintich gis., ende het behaechde Duijffge Dircks de grootmoeder. Ps. alle de weesmrn dempto Schellingen | |
2. Abraham van den Bergh, plaatsnijder te Amsterdam.Den 22 Januarij 1683 heeft Abraham van den Bergh Plaetsnijder alhier opgebraght staet en inventaris van alle de goederen die hij met Swaentje Lucas sijn overleede huysvrouw in gemeenschap heeft beseeten, dewelcke hij presenteerde met eede solemneel te stercken, en heeft de selve Abraham van den Bergh ingevolgen van dien beweesen sijn twee kinderen Herman oudt 15, ende Lucas 14 jaeren, daer de voorsz. Swaentje Lucas moeder af was, te saemen voor moeder erf de somme van twee hondert guldens.... op 't behaegen van de moeders vrienden in de Twent. Prs. de Heeren van Outshoorn, van Loon en Ranst weesmeesteren. Den 11 Julij 1686 heeft Annetie Hermansz wede van Abraham van den Bergh alhier opgebragt in voldoeninge van het voorsz. bewijs een somme van ƒ 200: - en dan nog in conformiteijt van sekere schiftinge en scheijdinge tusschen de voorsz. wede ter eenre, ende Herman vanden Bergh als voogd over de voorsz. minderjaerige ter andere sijde ogeregt voor den nots Mr. Nicolaes Brouwer op den 10 Julij 1686, en op heden bij de Heeren Weesmeesteren geapprobeert, op rekeningh van der voorsz. minderjaerige vaderlijke erffenisse, eene somme van ƒ 186:6: - makende met de voorsz. ƒ 200: - een somme van ƒ 386:6: - die in meerder somme beleijt sijn aen 't Land ten comptoire deser stad tegens 4 ten 100 in 't jaer. Praes: de H.H. Joan Six, en Constantijn Ranst Weesmrn. Den 18 Septemb. 1686. sijn van de voorsz. penningen op reeckeningh van Adam de Wees overgeschreeven een hondert guldens en | |
[pagina 226]
| |
behandight aen Herman van den Bergh sullende trouwen op reeckening van sijn portie, in 't bijsijn van Herman van den Bergh den oom ende voogdt. Prs. de H.Hen Six en Ranst Weesmrn. Den 29 Octob. 1686 sijn van de voorsz. penningen op rekeningh van Adam de Wees overgeschreeven ƒ 93:3: - en behandigt aen Herman van den Bergh, getrout sijnde in voldoeninge van sijn portie in de voorsz. penningen, in 't bijsijn van Herman van den Bergh de voogdt. Praes. de H.H. Corn. van Outshoorn ende Jacob Elias. Weesmrn. Den 16. Decemb. 1687. sijn van de voorsz. penningen afgeschreeven ƒ 50: - ende behandigt aen Herman van den Bergh den oom en voogd; waer van ƒ 45:11:9 sullen strekken in voldoeninge van sijne rekeningh op heden opgebragt, ende de overige ƒ 4:8:7: sal hij bij nieuwe rekeningh verantwoorden. Praes. de H.Hen Jan Six, en Constantijn Ranst Weesmrn. Den 1 Novemb. 1689 sijn de resteerende ƒ 143:33 - afgeschreeven en behandigt aen Herman Abrahamsz van den Bergh voorat, de broeder en eenige erffgenaem ab intestato van de voorsz. Lucas Abrahamsz van den Bergh, in Oostindien, volgens 't bewijs aen Weesmeesteren vertoont, overleden, bekennende hij daer meede van des overledens nalatenschap wel voldaen te sijn. ende uijt handen van denvoorsz. Herman van den Bergh sijnen voogd ten desen praesent te hebben ontfangen behoorlijke rekeningh, bewijs en reliqua, oversulx denselven van verder voogdije en administratie ontslaende, en van alles bedankende enquiteerende. Praes: de H.H. Mr. Cornelis Cloecq, en Constantijn Ranst. Weesmrn. | |
3. Harmen Harmensz., lettergieter te Amsterdam.Den 11 April 1687 heeft Harmen Harmensz lettergieter, bewesen sijne drie kinderen, Elsje out 12, Harmen 9, en Laurens 5 jaeren, daer moeder af was Grietie Laurensz, voor moeders erff te saemen twee hondert gls..... ende het behaegde Annitie Laurensz de moeij. Praes. H.H. Jan Six Weesmr. Den 19 Maert 1709 heeft Laurens Hermansz meerderjarig sijnde bekent uijt handen van sijn vader Herman Hermansz ten desen praesent te hebben ontfangen ƒ 200: - ende daer meede van de erffenissen van sijn moeder, en van sijn overleede suster en broeder de voorsz. Elsje, en Harmen wel voldaen te sijn. Praes. de Hr Constantijn Ranst Weesmr. | |
4. Jan de Jongh, letterzetter te Amsterdam.Den 18 Junij 1687 hebben Willem de Jongh en Leendert de Jongh de oomen, ende bij 't testament van haer moeder Jacomijntie Puijt in haer leven weduwe van Engel Jacobsz de Jongh gepasst voor Jacob de Vlieger nots alhier en getuijgen op den 31 Decemb. 1680 gestelde voogden over des selfs onmondige erffgenaemen, verklaert dat naer luijd en in conformité van d'acte van scheydinge van de naergelate goederen van haer gemelte moeder, bij desselfs meerderjaerigeen voogden van hare minderjaerige erffgenaemen gepasst voor den nots Mr David Doornick op den 8 Octob. 1685, en bij de H.H. Scheepenen ten reguarde van de gemelte minderjaerige erffgenaemen op den 9en dito geapprobeert, en in haer Ed. Aghtb. 58ste minutregister folo 219 verso geregistreert, aen Engel out omtrent 25 jaeren, sijnde in Oostindien, den naegelaeten soon van Jan de Jongh lettersetter, geprocreert bij Marritie Gerritsz, tot voldoeninge van de legitieme portie, daerinne hij en sijn suster Susanne (die naderhand deser werelt is overleden) beijde bij den voorsz. testamente tot meede erffgenaemen van | |
[pagina 227]
| |
haren gemelten grootmoeder sijn geïnstitueert, toekomt een somme van ƒ 261:12: - die bij henlieden alhier sijnde opgebracht, aenstonts op haer versoecq in meerder somme sijn beleijt aen dese stad tegens 3 ten hondert in 't jaer. Praes. de Hr. Corn. van Outshoorn Weesmr. Den 14 Decemb. 1690 sijn de voorsz. 261 guldens 12 stuijvers afgeschreeven en behandight aen Engel Jansz de Jongh voornoemt, de welcke bekende daer mede van de voorsz. penningen wel voldaen te sijn, in 't bijsijn van de voorz. Willem en Leendert de Jongh. Prs. de Heeren van Loon en Ranst. Weesmrn. | |
5. Albert Albertsz. Weelingh, kunstdrukker te Amsterdam.Den 15 Januarij 1688 heeft Annetje van Beeck geadsisteert met Jan Hendricksz van Rensbeeck kistemaecker haeren neef en gekooren voogdt in dese beweesen haeren soon Gijsbert oudt omtrent 14 jaeren, daer vader af was Albert Albertsz Weelingh in sijn leeven konstdrucker, voor vaders erf de somme van twee hondert guldens,... ende het behaegde Grietje Hendrix huysvrouw van Willem Smidt schilder de night. Prs. de Heeren van Outshoorn en Appelman Weesmeesteren. | |
6. Benjamin Stoffelsz, prentdrukker te Amsterdam.Den 13 Januarij 1689 heeft Anna Pietersz. geadsisteert met Theodorus Steenoven als haeren gecooren voogd in desen beweesen haer doghter Anna out 4 faeren, daer vader af was Benjamin Stoffelsz, printdrukker, voor vaders erff ƒ 40: - die sij, soo haest 't doenlijcq sal sijn, alhier sal opbrengen,.... ende het behaegde Jacobus Plaetman, den outoom Praes: de H.H. Lieve van Loon en Constantijn Ranst Weesmrn. Den 29 Maij 1707 heeft Cornelis van Nieland getrout zijnde met de voorsz. Anna bekent de voorsz. ƒ 40: - ontfangen te hebben uyt handen van Anna Pieters de moeder voorn, ten desen present: waarmede hij bekende van 't voorsz. bewijs wel voldaan en gecontenteert te zijn. Praes. de Hr van Cattenbrocq Weesmr. | |
7. Christoffel Stint, letterzetter te Amsterdam.Den 23 Novemb. 1690. heeft Geertruijd Warnarsz. geadsisteert met Theodorus Steenoven als haeren gekooren voogd in desen beweesen haer doghter Belitie oud 7 jaeren, daer vader af was Christoffel Stint, lettersetter, voor vaders erff ƒ 25:-.... ende het behaegde Hendricqje Jansz de outmoeij Praes. de H.H. Mr. Cornelis Cloecq en Jacob Elias Weesmrn. Den 7 Decemb. 1690 heeft de voorsz. Geertruijd Warnarsz verklaart dat sij in 't doen van het voorsz bewijs is geabuseert geweest ende dat sij geen middelen hadde om haer, of haer mans voorkind, 't welcq hier boven vergeten was, iets voor vade s erff te bewijsen, en versogt oversulx, dat 't selve bewijs mogte werden gerojeert. welcq versoecq Weesmrn. alvoorens gehoort het berigt vande voorsz Hendrikje Jansz. ende van Magdaleentie Jurriaensz de behuwdgrootmoeder, hebben toegestaen. Praes. de Hr. Elias Weesmr. | |
8. Dircq Sikke, boekverkooper en Jan Claesz Blommendael, boekslotenmaker, beide te Amsterdam.Den 1 April 1692 heeft Dircq Sikke, boek vercooper, als executeur van een testamente van Geertruyd Bloemendael gepasseert voor den Nots Jacobus Hellerus opden 8 Maij 1687 alhier opgebragt ten behoeve van Geesje out 12 jaeren de nagelate doghter van Reijnier Blommendael, schoolmeester daer moeder van is | |
[pagina 228]
| |
Anna Arenstee ten desen present, mitsgaders ten behoeve van Claes out 8 jaeren, de naergelaten soon van Jan Claesz Blommendael, boekslootemaker, daer moeder van is Cecilia Nagtglas, meede ten desen present, een somme van ƒ 1600: - in gelt, die aanstonts in meerder somme sijn beleijt aen 't land ten comptoire van den ontfangen Hoogerheijde tegens vier ten hondert in 't jaer enz. enz. | |
9. Albert Hendrix, boekdrukker te Amsterdam.Den 11 Decemb. 1692 heeft Albert Hendrix boeckdrucker beweesen sijn twee kinderen Maria oudt 9(?) en Aeltje 7 jaeren, daer moeder van was Sara Jochems te saemen voor moeders erf de somme van 150 guldens,.... ende het behaegde Pieter van den Broeck en Gerrit Jochemsz de oomen. Present de Heeren Dr Philips van Wevering en Constantin Ranst Weesmeesteren. Den 16 Junij 1706 hebben weesmeesteren gecommitteert en geauthoriseert Johannes Kiekenpo omme met en neffens de somme van ƒ 75: - de voorsz. Maria Alberts zijne huysvrouw voor haer portie uijt het voorsz. bewijs competeerende mede in te vorderen, te ontfangen en vervolgens hier ter weeskamer op te brengen de resteerende somme van ƒ 75: - de voorsz. Aaltje Alberts zijn schoonsuster nog minderjarig zijnde voor haar portie toekomende (alles in der minne, is 't doenlijk, en andersins door middelen van regten) en om die zake uijt te voeren ten uijteijnde toe Praesent de Heeren Daniel Bernard Heer van Kattenbroek en Dr. Philips Wevering Weesmrn. Den 25 Junij 1706 heeft de voorsz Joh Kiekenpo tot voldoeninge van de portie de voorsz Aaltje Alberts zijn schoonzuster int voorsz. bewijs competeerende alhier opgebracht 75 guldens, die terstont op 't Boek van dezelve zijne schoonzuster zijn beleijd in meerder somme aan de Heeren Thresorieren deser stad: bekennende hij Johannes Kiekenpo dat hij de 75 guldens zijne huysvrouw Maria Alberts hebbende voor haar portie gecompeteert mede heeft ontfangen, en dat te zamen uijt de kooppenningen van de helft van twee huysjes, daar op 't voorsz. bewijs bevestigt is geweest. Present de Heeren Velters en Ranst Weesmrn. Den 24 Junij 1711 heeft Aeltie Alberts voornt, meerderjarighsijnde alhier opgebragt 't haren behoeve ƒ 75: - die in meerder somme sijn beleijt aen dese stad: in 't bijsijn van Johannes Kiekenpo voornt Praest. de H.H. Daniel Bernard Hr. van Cattenbroeck en Mr. Cornelis Bors van Waveren Weesmeesteren. Den 5 Octob 1717 sijn de resteerende ƒ 150: - affgeschreven ende met ƒ 28:3: - over te goet sijnderenten behandigt aen de voorschreven Aaltje Albertsz meerderjarigh sijnde waermeede sij bekende van de voorschreven erffenisse wel voldaen en gecontenteert te sijn: in 't bijsijn van de voorschreve Maria Albertsz haer zuster. Praest. de H H. Mr. Abraham Loten en Pieter Eyghels Weesmrn. | |
10. Claes Pietersz, Mr. kaartenmaker te Batavia.Den 4 Junij 1693 hebben Hendrick de Vries en Jacob van Heerden als executeurs van den testamente van Cornelia Harx in haer leeven huijsvrouw van Thomas Gerritsz kleermaecker gepasseert voor den Notaris Jacob de Vlieger en getuijgen op den 30 Julij 1692 ten behoeve van Eva oudt...jaeren de naegelaete dochter van Claes Pietersz in sijn leven Mr. Caertemaecker tot Batavia in Oostindie alhier opgebraght tot voldoeninge van een legaet van 600 guldens haer bij den voorsz. testamente besproocken nae aftreck van 't reght van de collaterale successie en andere onkosten | |
[pagina 229]
| |
een somme van 555 guldens, die in meerder somme beleijdt sijn aen 't Land ten comptoire van den ontfanger generael Hogerheyden. Present de Heeren Francois de Vicq en Dr Philips Weveringh Weesmrn. | |
11. Barent van Lier, boekdrukker te Amsterdam.Den 14 Octob 1693 heeft Barent van Lier boeckdrucker beweesen sijn drie kinderen Hendrick oudt omtrent 16, Dirck omtrent 14, en Claes 11 jaeren, daer van moeder was AnnaTrop, te saemen voor moeders erf de somme van vier hondert guldens,.... ende het behaegde Engelbert Trop houtwercker den oom. Present de Heer Egbert de Vrij. Den 28 Octob. 1693 heeft de voorsz. Barent van Lier alhier opgebragt tot voldoeninge van het voorsz. bewijs een somme van ƒ 400: - die op sijn versoecq in meerder somme sijn beleijt aen 't land van Holland en Westvriesland. ten comptoire van den ontfanger generael Hoogerheijde tegens vier ten hondert in 't jaer. Praes de H H. Francois de Vicq en Dr Philips Weveringh Weesmrn. Den 1 Novemb. 1695 sijn van de voorsz. penningen afgeschreeven ƒ 66:13:8: en behandigt aen de voorsz. Barent van Lier, als vader en erffgenaem ab intestato voor de eene helft van sijnen voorsz. soon Hendricq op den 2 Augusti deses jaers, volgens de bewijzen hier ter camer vertoont, op het Leijdse kerkhof begraven: koomende de wederhelft op sijne voorsz. broeders Dircq en Claes als sijne meedeerffgenaemen. Praes. de HH. Dr Dircq Bas, en Constantijn Ranst Weesmrn. Den 10 Februarij 1706 zijn van de voorsz penningen afgeschreven ƒ 166:13:8 en behandigt aan de voorsz. Dirck van Lier meerdeijarig zijnde, de welke bekende daar mede van zijne portie in de erffenisse van zijn moeder en overleede broeder Hendrik tot zijn genoegen voldaen te zijn: in 't bijzijn van Barent van Lier de vader. Present de Heeren Hooft en Wevering Weesmrn. Den 29 Junij 1706 zijn de resteerende ƒ 166:13:8 afgeschreeven en behandigt aan den voorsz. Claas van Lier oud zijnde ruijm 24 jaaren om iets mede te beginnen en alzo te beter voort te geraken: in 't bijzijn en op 't verzoek van Barent van Lier de vader, die aannam de Weeskamer dezen aangaande van alle namaninge te zullen bevrijden onder verband van al zijn goederen presente en toekomende. Present den Heer Ranst. (Wordt voortgezet) |
|