Mededeelingen.
De brand van Leuven mooi gepraat door een Nederlandschen prentbewaarder.
In de Zeitschrift für Bücherfreunde valt de gewone Nederlandsche (?) medewerker, M.D. H., Het Boek aan, wegens hetgeen daarin over de verwoesting van Leuven indertijd geschreven en niet geschreven is; we hebben volgens hem ‘statt Tatsachen nur Lamentationen und Anklagen’ gegeven! Ironisch haalt hij de vergelijking van den Leuvenschen met den beruchten Alexandrijnschen bibliotheekbrand aan. Hij verwijt ons, dat we niet uit Namur's Histoire de la Bibliothèque publique de Louvain ‘Näheres über die Bibliothek, ihre Geschichte und Hauptschätze’ hebben gebracht, maar dit eerst in een van de laatste nummers hebben gedaan aan de hand van Paul Delannoy, den uitgeweken bibliothecaris. Deze krijgt daarbij meteen nog een schimpscheut, in de pen van een Duitscher al heel min! Na al dat fraais volgt de schrijver ons voorbeeld, en vertelt het een en ander over de geschiedenis der verwoeste bibliotheek.
Het is nauwelijks de moeite waard, op het onware en ongepaste van des schrijvers beweringen te wijzen. Onze mededeelingen werden gegeven in December 1914 (blz. 473) en Maart 1916 (blz. 105); de Zeitschr. f. Bücherfr. komt er eerst in Maart 1917 mede aan.
Ook het belachelijke in zijne verwijten behoeft geen nadere aanwijzing. Ieder weldenkend mensch voelt, dat er eerder reden was voor uitingen van droefheid en verontwaardiging, dan voor historische mededeelingen.
Ergerlijk is echter dat goed praten van de schandelijke verwoesting. Het is waar, we vinden dat niet hier voor het eerst, en het staat in een Duitsch tijdschrift. Maar de schrijver M.D.H. is Assistent aan ons Nederlandsche Rijksprentenkabinet; hij is officieel bewaarder van Nederlandsche schatten van kunst en geschiedenis; hij is Nederlandsch ambtenaar. Zou zwijgen zijner zijds niet kiescher zijn geweest?
B.