| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.
Amsterdam. - Universiteitsbibliotheek. - In het bericht over de sluiting der bibliotheek wegens kolennood, op blz. 76, zijn de woorden des avonds uitgevallen. De bibliotheek is overdag gedurende de gewone uren geopend, en wordt, ten gevolge van de gedeeltelijke sluiting der scholen, zeer druk bezocht.
Amsterdam. - George Baron Rosenthal-Fonds. - Onder leiding van Dr. C.C. Delprat werd Zaterdagavond 24 Februari j.l. de zesde jaarvergadering van bovengenoemd fonds gehouden. De vergadering werd met de tegenwoordigheid van Baronesse S.v. Rosenthal-May, eere-presidente van het George Baron Rosenthalfonds, vereerd.
Uit het jaarverslag uitgebracht door den secretaris den Heer J.M. Hillesum blijkt dat de Rosenthaliana in het jaar 1916 met een vierhonderdtal nummers werd verrijkt. Zoowel in ons land als ook in het buitenland kon menig zeldzaam en kostbaar nummer voor de Rosenthaliana worden aangekocht.
Bijzondere vermelding verdient:
Een Pentateuch met de nieuw-Grieksche en Spaansche vertaling in Hebreeuwsche karakters, benevens den Targoem en Rasschiecommentaar in het jaar 1547 te Constantinopel verschenen. Uit deze uitgave, ook van groot belang voor den correcten Rasschietext, heeft Dr. D.C. Hesseling den nieuw-Griekschen text getranscribeerd en in 1897 te Leiden in het licht gezonden. Bovendien nog:
Een Tartaarsche vertaling van den Bijbel in Hebreeuwsche karakters, in het jaar 1841 te Kuslow in de Krim verschenen. Ook de atlas betreffende de geschiedenis der Joden in Amsterdam heeft eene belangrijke uitbreiding ondergaan: o.a. werd uit de veiling Jacques Deen bij de Firma Roos alhier aangekocht een op koper geschilderd miniatuur van den schilder Joos v. Graesbeeck, leerling van Adriaan Brouwer. Het portret stelt Spinoza op 20jarigen leeftijd voor. Altkirch rangschikt dit portret onder ‘die zweifelhaften und falschen Bildnisse’ maar gaat van de onderstelling uit, dat het door hem gereproduceerde portret van 1660 inderdaad een jeugdportret van Spinoza zou voorstellen, hetgeen nog wel aan eenigen gegronden twijfel onderhevig is.
Ofschoon uit het verslag van den Penningmeester Dr. N.M. Josephus Jitta blijkt, dat tengevolge van den oorlog het bedrag der gekweekte rente in 1916 aanzienlijk minder geweest is dan in vorige jaren, mag toch de hoop gekoesterd worden, dat binnen afzienbaren tijd het financieel evenwicht van het fonds weer hersteld zal zijn. Aan het onderhoud en completeeren der verzameling werd wederom de noodige zorg besteed. De daaraan verbonden kosten werden door het fonds bestreden. Een adjunct van den Conservator, die zich uitsluitend met het beschrijven der boekerij bezig houdt, benevens een registrator voor de archivalia der Rosenthaliana werden door het fonds gesalarieerd.
Tengevolge van het aanbrengen der centrale verwarming in het gebouw der Universiteitsbibliotheek en het inrichten van een derde lokaal als boekenmagazijn voor de Rosenthaliana was de bibliotheek gedurende de wintermaanden voor het publiek niet toegankelijk. Verwacht wordt dat in de maand April de Rosenthaliana voor het publiek weer zal kunnen opengesteld worden. Het bestuur was eenparig van oordeel, dat in weerwil van de verbeteringen, welke aangebracht zullen worden, toch een radicale verandering in de opstelling der boekerij dringend noodzakelijk blijft.
Arnhem. - Openbare Bibliotkeek. - Verkort Verslag over 1916.
De bibliotheek ontving in het jaar 1916 des middags 5912, des avonds 6565 bezoe- | |
| |
ken; aan 7439 personen werden 9616 boeken uitgeleend, waarvan 956 uit andere bibliotheken. In 1915 bedroegen deze getallen resp. 4188, 4231, 4497, 6034 en 729.
Uit deze getallen blijkt, dat het aantal bezoekers des middags slechts met 25% vermeerderde, het aantal 's avonds daarentegen met ruim 50% en dat der uitgeleende boeken met ruim 58%. Het bezoek aan de leeszaal is dus zeer toegenomen; vooral werd dit jaar meer dan vroeger gebruik gemaakt van de daar aanwezige encyclopaedieën, woordenboeken, atlassen en de grootere standaardwerken, zoodat het noodig was bij den aankoop van nieuwe boeken daarmede rekening te houden. Maar nu bleek ook meer en meer dat door de drukkere uitleening de leeszaal geen rustige plaats biedt aan wie langer wenscht te blij ven: wel wordt de voorkamer dan door enkelen gebruikt, maar ook daar is meer ruimte en betere verlichting gewenscht.
De tijd, noodig voor het maken van een statistiek der uitleening, heeft ontbroken; alleen kan met zekerheid gezegd worden, dat het aantal uitgeleende werken over kunstgeschiedenis, technische wetenschappen, onderwijs en opvoeding, staats- en handelswetenschappen vooral sterk toegenomen is.
Indien de Universiteits- en andere bibliotheken ons in dezen overgangstijd niet zoo bereidwillig van haren voorraad afstonden, zou het ons onmogelijk zijn aan zoovele aanvragen te voldoen.
Het steeds toenemend bezoek noodzaakte de Commissie in Juli en Augustus van de vroegere regeling af te wijken en de bibliotheek meer uren in de week open te stellen.
Dat de belangstelling voor de Openbare Bibliotheek toeneemt, is dit jaar vooral gebleken uit het groote aantal geschenken, nl. 163 van de 523 boeken, waarmede de bibliotheek vermeerderd werd. In 1915 bedroegen deze getallen 53 en 529!
Het opnieuw catalogiseeren van de meest gevraagde boeken ging geregeld, doch langzaam voort, daar de dagelijksche bezigheden te veel tijd in beslag namen. Dit jaar is een titel-catalogus van de romans klaar gekomen en is een begin gemaakt met een catalogus in sheafvorm van tijdschrift-artikelen. Om de hooge kosten werd dit jaar voor het eerst het lijstje der nieuwe boeken niet door de gemeente gedrukt, maar door de bibliotheek zelf en in groot aantal verkocht. Deze proefneming gelukte zoo goed, dat reeds in December 1916 een nieuw lijstje kon volgen. Nog steeds wordt door personeel en bezoekers echter het gemis van een compleeten catalogus gevoeld.
Wegens vertrek naar elders werd aan den waarnemenden bibliothecaris dr. Ch. van Schoonneveldt, tegen half September op verzoek eervol ontslag verleend; in zijn plaats werd benoemd de tijdelijke assistente mej. M.S.U. Hoogeveen en tot tijdelijk assistente mej. J.M.C. van Hasselt. De dames Scheltema en Munting namen haar ontslag als volontaire, zoodat nu nog alleen de heer J.A. Jolles vrijwillig werkzaam is sinds Maart 1916.
De Commissie voor de Openbare Bibliotheek is hem ten zeerste erkentelijk voor het vele en goede werk, door hem in dien tijd verricht, waardoor hij vooral in drukke tijden een zeer gewaardeerde hulp was.
De maandelijksche artikelen over de Openbare Bibliotheek door dr. van Schoonnevelt voor de Nieuwe Arnhemsche Courant geschreven, zijn na diens vertrek voorloopig voortgezet door den heer Jolles. Voor de plaatsing dier artikelen, waarvan wij meermalen gunstige gevolgen opmerkten, zijn wij de redactie zeer dankbaar.
Moge de Openbare Bibliotheek steeds meer als studiegelegenheid bekend en benut worden en den steun van gemeente en inwoners ondervinden.
Arnhem 20 Januari 1917.
De waarn. bibliothecaresse,
M.S.U. Hoogeveen.
's Gravenhage. - Openbare leeszaal en bibliotheek. - Jaarverslag over 1916. In bijna alle opzichten gaf het jaar 1916 reden tot verheuging: voortzetting van de stijgende lijn der bezoekcijfers; verrassende toeneming der gebruikmaking van de uitleenbibliotheek; en, toekomstige ontplooiing verzekerd door een verruimd gemeentesubsidie.
Hiertegenover staat alleen het pijnlijk gebrek aan voldoende localiteiten. Zonder zéér bizondere hulp is hierin geen verbetering te verwachten.
Als bestuursleden traden af de heeren
| |
| |
H. Siebolts en G.G. van As, van wie zich de eerste wèl, de tweede zich niet herkiesbaar stelde. De opengekomen plaats in het Bestuur werd aangevuld door de keuze van Mr. I.M.J. van Rossem, die zitting nam in de Boekencommissie.
Mr. J.G. Blink, die reeds in 1915 uit het Bestuur trad, werd vervangen door den heer L. Hoejenbos, die bereid gevonden werd lid te worden der Financieele Commissie.
Met dankbaarheid vermeldt het Bestuur dat de Leeszaal eenige boekwerken ten geschenke mocht ontvangen van H.M. de Koningin-Moeder.
In 1916 traden 1590 nieuwe leden toe; afgeschreven werden 427 leden. Het totaal steeg tot 2372 leden, tegenover 1209 in 1916.
Wij blijven allen die belangstellen in de Openbare Leeszaal en Bibliotheek opwekken, hunne bijdragen naar draagkracht te verhoogen. De instelling neemt in beteekenis toe, maar er worden steeds hooger eischen aan haar gesteld. Alleen versterking der geldmiddelen kan die exploitatie verzekeren waarop wij allen rekenen.
Evenals 6 jaar geleden staat de Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan het begin van een nieuwe financieele periode. Kon zij toen, doordat de gemeente haar krachtig begon te steunen, voor het eerst over vaste inkomsten beschikken, die een behoorlijke exploitatie harer instelling mogelijk maakten, nu stelt het tot ƒ 16500 verhoogd subsidie voor den tijd van 3 jaar verleend, haar in staat, op de toen gelegde grondslagen intensiever voort te werken.
In aansluiting bij ons verzoek om subsidieverhooging, is op de begrooting voor 1917 in de eerste plaats gedacht aan de herziening der salarissen, de pensioenregeling en de ruimere aanschaffing van boeken. De salarissen zijn vanaf 1 Januari 1917 op een behoorlijk peil gebracht, terwijl het personeel eenigszins is uitgebreid, wat met elkaar deze post met ƒ 2450. - verhoogt.
De pensioen verzekering, ingaande op 1 Januari 1917, werd gesloten bij de Nationale Levensverzekering-bank door middel van pensioenboekjes, waarop jaarlijksche premies worden betaald bedragende 9% van de salarissen, wat voor dit jaar de post op ƒ 562.50 brengt. Hierdoor wordt op 60-jarigen leeftijd pensioen bereikt, gelijk aan ⅔ van het op dat tijdstip genoten tractement, bovendien is het mogelijk, om het pensioen reeds vroeger te doen ingaan, natuurlijk tot een naar verhouding lager bedrag.
Nu deden zich echter twee moeielijkheden voor: ten eerste, dat voor de reeds vroeger in dienst getreden ambtenaren en beambten gedurende de jaren tot 1917 geen premies waren betaald, wat hen in een ongunstige positie bracht tegenover het nu aan te stellen personeel, waarvoor van den aanvang af wordt gestort. Dit nu wordt verholpen door voor hen gedurende 4 jaar extra premies te betalen tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 509.39. Zoodoende komt de post pensioenen, met inbegrip van het vroeger reeds verleende, op ƒ 1208.61. De tweede moeielijkheid is, dat om het normale pensioen te bereiken, gedurende 35 jaar moet worden gestort en dus als norm is beschouwd het in dienst treden op 25-jarigen leeftijd. Aan deze voorwaarde voldoet echter slechts ééne van onze tegenwoordige assistenten, het overig personeel kwam eerst op veel later leeftijd bij ons in dienst. Deze kwestie kan echter niet door verzekering worden opgelost. Eén assistent valt er zelfs, wegens te hoogen leeftijd, geheel buiten, voor hem zal dus later uit de gewone inkomsten, een pensioen verleend moeten worden.
Daar wij rekening moesten houden met eventueele uitbreiding van personeel gedurende de beide volgende subsidiejaren en vooral met de periodieke salarisverhoogingen en daarmede gepaard gaande hoogere verzekeringspremies, bleek het wenschelijk hiervoor op deze begrooting een reserve van ƒ 1000. - uit te trekken; hierbij komt het gewone bedrag van ƒ 1000. - voor aflossing op het nadeelig saldo.
De boeken- en tijdschriftenpost moest het daarom met een betrekkelijk geringe verhooging doen.
Om een juist inzicht te krijgen in den financieelen toestand aan het einde van 1916, moet men dien vooral beschouwen in verband met de nieuwe periode van ruimer inkomsten, waarop in dat jaar reeds werd aangestuurd en waarmede wij vooral in den laatsten tijd, toen het subsidie reeds was toegestaan, bij ons financieel beheer rekening hielden. Het totaal der inkomsten kwam iets boven de raming, en vertoont, vergele- | |
| |
ken bij 1915 een niet onbelangrijke stijging; legt men de cijfers naast die van 1911, het eerste jaar na de reorganisatie, dan kan men o.a. op dat der particuliere contributies, die nu driemaal zooveel bedragen, met voldoening wijzen, al is dit bedrag voor de residentie nog veel te laag.
Maar hiertegenover staat, dat de uitgaven in 1916 de begrooting enorm overtroffen hebben. Niet alleen verdween het voor aflossing bestemde bedrag geheel in de andere uitgaven, maar zelfs vermeerderde het nadeelig saldo met ƒ 378.-. Achteruitgang of zelfs maar stilstand in onze financiën beteekent dit echter niet.
Doordat er in het einde van het jaar gelegenheid was om door koopen op veilingen op voordeelige wijze ons boekenbezit te vermeerderen, besloot het Dagelijksch Bestuur de Boekencommissie te machtigen, de begrooting voor boekenaankoop van ƒ 1000. - te overschrijden met ƒ 500. -, en in verband daarmede voor boeken op de begrooting van 1917 in plaats van ƒ 2500. - uit te trekken ƒ 2000. -. Verder steeg het voorschot uit de leeszaalkas van den katalogus met ƒ 318. -. Dit bedrag, dat dus in een tak van bedrijf is gestoken, komt door den geregelden verkoop van den katalogus, die in 1916 een zeer bevredigend verloop had, weer binnen. Trekt men dit voorschot en de ƒ 500. - voor boeken van de uitgaven af, dan blijkt dat er eenige, zij het dan ook geringe financieele vooruitgang is.
De uitvoerige begrooting en rekening en verantwoording, waarnaar verder verwezen wordt, geven als totaal van de uitgaven van 1916 een bedrag aan van ƒ 16078.02, van de begrooting van 1917: ƒ 21960.-.
Het volgende afzonderlijke verslag van den toestand van Bibliotheek en Leeszaal begint met de verzekering dat de populariteit bij de bevolking stijgende is, en dat de leeszaal in een geweldige groeiperiode zit.
Zie de bezoekcijfers van 1914 en 1915: van 73436 kwamen wij toen op 84832. Dit cijfer steeg in 1916 tot 90468.
Zie de uitleening, die in onze leeszaal altijd wat achterlijk bleef. In 1914 haalden wij 37466 uitleeningen. In 1915 waren we al heel tevreden met het cijfer 49124. En thans: 72651, of, in twee jaren tijds bijna een verdubbeling.
Dat is alles mooi en goed en we kunnen tevreden zijn met zulke cijfers.
Maar nu de toekomst?
Eén ding is zeker: zoolang de leeszaal in het tegenwoordige gebouw gehuisvest blijft, zal van een werkelijken groei verder geen sprake kunnen zijn. Wij zullen niet achteruitgaan; wij zullen volgend jaar waarschijnlijk ook wel nôg betere cijfers kunnen opgeven. Maar onder groei moeten wij, nu de leeszaal zóóver is gekomen, toch iets anders gaan verstaan.
Groei zal het eerst wezen wanneer de instelling haar werk zal kunnen gaan afronden en verdiepen. Nu wij een behoorlijk lezerspubliek van volwassenen hebben, moeten wij gaan denken aan onze toekomstige lezers: de kinderen en half-volwassenen voor wie wij eigenlijk niets bezitten. Nu wij een behoorlijk aantal goede boeken bijeen hebben, moeten wij die boeken nader tot de lezers brengen door voordrachten, tentoonstellingen, een maandblad. Naast onze leeszaal verrees in 1916 de ‘Volksuniversiteit’: onze boekerij moet aldus worden aangevuld en onze studiegelegenheid aldus uitgebreid, dat de cursusgangers der ‘Volksuniversiteit’ als onze lezers ontvangen en bediend zullen kunnen worden.
In het stadium waarin onze leeszaal thans gekomen is, staat niet de vraag vóóraan of we 't niet graag wat ruimer zouden hebben om de boeken wat beter te kunnen plaatsen en de lezers wat geschikter te kunnen laten zitten. Weliswaar is de toestand nu zóó, dat wij letterlijk ten einde raad zijn, menschen slag op slag den toegang moeten weigeren, en de administratiekamers opgepropt vol liggen.
Maar wij vragen om méér ruimte voor ons werk om ons werk beter en dieper te kunnen maken. Straks, wanneer de vrede geweldige krachtsinspanning zal vergen van iedere natie, en iedere natie van ieder harer burgers, moet de leeszaal één van de groote arsenalen zijn, waaruit onze volkskracht haar geestelijke wapens zal halen.
Kan de Haagsche leeszaal, zooals zij nu is, werkelijk een factor van beteekenis bij die krachtsinspanning zijn? Kunnen wij meehelpen aan de geestelijke weerbaarmaking van ons volk?
We zullen ons best doen. Maar geeft ons
| |
| |
vóór alles ruimte: ruimte om ons heen om ons werk ruim te doen.
Wij brengen in herinnering, dat de leeszaal in de maand December tusschen 5 en 7 uur voor het publiek gesloten was, ten einde gevolg te kunnen geven aan het verzoek van het gemeentebestuur om door lichtbesparing mede te werken aan het voorkomen van grootere moeilijkheden ten opzichte der steenkolenvoorziening. Nadeeligen invloed heeft deze sluiting wel op het bezoek gehad; doch de maatregel zal voorloopig gehandhaafd dienen te blijven.
Het boekenbezit nam toe met 1600 banden, waarvan het grootste deel door aankoop. In het bizonder had in het afgeloopen jaar de rubriek ‘Godsdienst’ onze aandacht. Echter niet in die mate als bij ruimer middelen gaarne ware geschied. Op veilingen werd voor niet onbelangrijke bedragen aangekocht; eveneens bij antikwariaats-boekhandelaren in binnen- en buitenland.
Een groot aantal werken werd afgeschreven. Dit is niets verontrustends. Tot de afgeschreven werken behoorden ditmaal een groot aantal officieele periodische uitgaven (statistieken, verslagen, enz.) die in een leeszaal slechts eenige jaren recht hebben op een plaats. Verder zijn dit jaar een groot aantal oudere naslagwerken (adresboeken b.v.) vernieuwd. En ten slotte moesten vele werken wegens slijtage verwijderd en door versche exemplaren vervangen worden.
Aanwezig waren op 13 December 1915: 13195 banden, op 31 Dec. 1916: 14594 banden. Een groote lijst van schenkers begint met H.M. de Koningin-Moeder.
Gelijk in het vorige jaarverslag werd opgemerkt, wordt sinds 1915 een hernieuwde inschrijving bij den aanvang van elk kalenderjaar gevraagd. Dit systeem is ook in 1916 gevolgd.
Wij hebben in 1916 een belangrijke beperking ingevoerd bij de uitreiking van leesvergunningen aan de z.g.n. ‘couponlezers’. Men weet, dat bij wijze van tegemoetkoming, aan lezers de gelegenheid werd gegeven couponboekjes te koopen en dáárop te lezen ook zonder lid der vereeniging te zijn. Van deze tegemoetkoming werd langzamerhand op onrustbarende schaal gebruik gemaakt door lezers, die zeer zeker in aanmerking kwamen, door een lidmaatschap de vereeniging ook te steunen. Wij hebben gemeend, dat duidelijker diende te worden in het oog gehouden, dat het coupon-lezerschap de tegemoetkoming, het lid-lezerschap de regel behoorde te zijn.
In 1916 waren in het geheel als lezers ingeschreven 3341, waarvan na afschrijving om verschillende reden 3164 overbleven, wat bij vergelijking met het vorige jaar een vermeerdering van 603 lezers aanwijst.
Met groote belangstelling volgden wij van maand tot maand de stijging der uitleencijfers. Voor velen zal het eindresultaat een verrassing zijn.
Wááraan deze stijging toe te schrijven?
Het valt niet moeilijk verband te ontdekken tusschen de uitgifte van den algemeenen katalogus in Mei 1916 en deze stijging. Voor de eerste maal kwam daardoor de geheele boekerij onder het bereik der lezers. Interessant is den invloed na te gaan van dit verschijnen op de lektuurkeuze uit de verschillende rubrieken.
‘Wijsbegeerte’ meer dan verdubbeld. ‘Godsdienst’ verdubbeld. ‘Geschiedenis’ en ‘Aardrijkskunde’ waarvan katalogi bestonden, vrijwel stationnair gebleven. ‘Sociale wetenschappen’ meer dan verdriedubbeld. ‘Wis- en natuurkunde’ bijna verdubbeld. ‘Technologie’, waarvan een katalogus bestond, niettemin bijna verdubbeld. ‘Handel en verkeer’ verdubbeld. Enzoovoort: men vergelijke de tabellen.
Doch wij wijzen er ook op, dat de ‘ontspanningslectuur’ met ruim 10.000 uitleeningen steeg. Dat doet ons buitengewoon groot genoegen, omdat wij begrijpen daardoor een stijgenden invloed te oefenen op de smaak van een zich uitbreidend lezerspubliek. Wij zien dit met te meer vreugde omdat, niettegenstaande deze absolute vermeerdering, het verhoudingscijfer der ‘ontspanning’ tot dat der geheele uitleening daalde met ruim 6: een cijfer dat in 1917 zeker nog grooter zal blijken.
Was de aanschaffing van den katalogus verplicht, de ‘Aanvullingslijsten’ van nieuwe aanwinsten, waarvan er in 1916 een tweetal verschenen, zijn, alhoewel de aanschaffing vrij gelaten werd, gretig gekocht.
Van de gevraagde werken (totaal 72651), vielen ruim 53 percent in de rubriek romans,
| |
| |
ruim 11 percent in die der gedichten en tooneelstukken.
De binderij leverde in 1916 af: gebonden: 594, opnieuw gebonden: 451, ingenaaid: 524, gerepareerd: 123, geponsd: 509, portefeuilles gemaakt: 111, portefeuilles gerepareerd: 10.
Ten behoeve van de ‘Muziekbibliotheek’, gebonden: 45, ingenaaid: 262, portefeuilles: 19.
Verder de loopende werkzaamheden, als boeken nazien en schoonmaken, diverse snij- en kartonnagewerken, enz.
Tenslotte eenige mededeelingen betreffende het ambtenarencorps der leeszaal.
Met de herdenking van de opening der leeszaal vóór 10 jaren viel het jubileum samen van onzen oudsten assistent, den heer H. van Beek. Van den aanvang af, eerst in het gebouw op de Prinsengracht, later op de Toussaintkade, leefde Van Beek met onze leeszaal mede, aan welke hij zijn beste krachten heeft gegeven. Het Bestuur heeft gemeend den heer Van Beek met dezen dag te mogen gelukwenschen in een bijeenkomst van bestuursleden, die, evenals de jubilaris, de geboorte der instelling hadden beleefd.
In 1916 werd voor tijdelijke werkzaamheden aangesteld Mevr. de Wed. C.S. Gombault-Goedkoop, die, zeer tot ons leedwezen, om gezondheidsredenen in den loop des jaars van ons afscheid moest nemen.
Als volontairs waren, korter of langer, bij ons werkzaam de dames: Mej. E.H. de Gelder, Mevr. de Wed. M. Croiset van der Kop-Croiset, Mevr. A.C. J.A. van Soest-Weetjen, Mej. M.A.E. Baart de la Faille, Mej. H.L. Hartelust, Mej. A.H.W. Gorter, Mej. M.F.A. Ingen Housz en Mej. F. van Schaïk. Van haar is op dit oogenblik alleen Mej.. A.H.W. Gorter als volontaire aan de leeszaal verbonden.
In het einde van 1916 werden de voorbereidende plannen ten uitvoer gelegd t.o.v. een reorganisatie der positie onzer assistenten: een reorganisatie sinds langen tijd noodig, doch eerst ook mogelijk geworden, door de vermeerdering van ons gemeentelijk subsidie voor 1917-1919.
Een andere plaats in dit Jaarverslag handelt over deze aangelegenheid meer uitvoerig. Hier moge worden vermeld, dat met ingang van 1 Januari 1917 werden benoemd: tot hoofdassistente Mej. B. Schultz, tot assistente: Mevr. A.C. J.A. van Soest-Weetjen, en tot tijdelijk assistente: Mej. H.L. Hartelust.
Dat de toeneming van het aantal uitleeningen steeds zwaardere eischen aan de leden van het personeel stelt, zal ieder duidelijk zijn. Gebrek aan ruimte in de magazijnen, het uitleenbureau en de administratievertrekken bemoeilijken den dienst uitermate.
Moge hierin spoedig verbetering komen!
H.E. GREVE,
wn. Bibliothekaris.
Groningen. - Universiteitsbibliotheek. - Verslag over 1914-'15.
Ook gedurende den afgeloopen cursus gaven herhaalde lekkages in het oude gedeelte van het bibliotheekgebouw het bewijs, hoe noodig de voorgenomen vervanging van dit gedeelte door een nieuw gebouw is. Thans is het oude gedeelte zoo goed als ontruimd.
De verschillende catalogi werden regelmatig bijgehouden. Van de aanwinsten werden 3656 nieuwe titels gemaakt. Getypte afschriften hiervan werden in den alphabetischen en grootendeels ook in den systematischen catalogus ingevoegd. Bovendien werden in den alphabetischen catalogus 578 nieuwe verwijzingen ingelascht. De alphabetische catalogus telt thans circa 106 700 blaadjes, waarvan circa 94 600 met titels en circa 12 100 met verwijzingen.
De behandeling van het legaat Enschedé kwam in den afgeloopen cursus geheel ten einde. Werden in den vorigen cursus de op Nederland en Nederlandsch-Indië betrekking hebbende boeken gecatalogiseerd, thans gebeurde dit met het overige, zoowel door omvang als waarde belangrijkste gedeelte van het legaat, n.l. de werken over staatsrecht, geschiedenis en koloniën van andere volken. Speciaal de werken over Engelsch-Indië en andere Britsche kolonien zijn goed vertegenwoordigd. Zoo noodig werden de boeken gebonden, terwijl ook vele banden gerepareerd moesten worden. Bijzondere zorg werd er aan besteed, werken, waaraan één of meerdere deelen ontbraken, te completeeren. Niet bij alle onvolledige werken is dit tot nu toe gelukt; voor
| |
| |
zoover doenlijk is echter thans de verzameling gerestaureerd en gecompleteerd. De kosten hiervan werden bestreden uit de renten van het aan het legaat verbonden Enschedé fonds. Voortaan zullen deze gelden grootendeels besteed kunnen worden om de boekerij op de hoogte van den tijd te houden. De verzameling Enschedé, die bij elkaar geplaatst is, vult thans in het nieuwe gedeelte der bibliotheek ongeveer het één derde gedeelte van de vierde verdieping.
De catalogiseering der vóór het jaar 1850 verschenen medische dissertaties is geheel tot stand gekomen.
Sinds het voorjaar van 1915 stonden de werkzaamheden in het teeken der naderende verhuizing. Daar het oude gedeelte der bibliotheek zal worden afgebroken, moest zoowel voor de daarin gevestigde bureau's en leeszaal als voor de er in geplaatste boeken naar een tijdelijk onderkomen worden omgezien. Voor de bureau's werd het voormalig postkantoor in de Poststraat, dus in de onmiddellijke nabijheid van de bibliotheek en het academiegebouw, beschikbaar gesteld. Op 21 September werden de tijdelijke bureau's en leeszaal in gebruik genomen. Teneinde in het nieuwe gedeelte der bibliotheek tijdelijk zooveel mogelijk boeken te kunnen onderbrengen, werden in de dwarsgangen 80 houten hulpkasten getimmerd (20 op elke verdieping). Bovendien werden twee sousterreinlokalen van het akademiegebouw tijdelijk beschikbaar gesteld. Naar deze laatste lokalen werden die boeken overgebracht, die niet zoo dikwijls worden gevraagd. Het vraagstuk van de tijdelijke berging der boekerij is zoo op eenvoudige wijze opgelost. De verplaatsing nam geruimen tijd in beslag. Reeds in Maart 1915 werd er mede begonnen, eerst in September d.a. v. kwam men gereed.
Onder de aanwinsten van dezen cursus verdient in de eerste plaats vermelding die van de boekerij, vroeger toebehoord hebbende aan wijlen prof. mr. W.A. Reiger, in leven hoogleeraar inde staathuishoudkunde aan de universiteit te Groningen.
Aangekocht werden 163 nieuwe werken met 524 deelen, verder 348 deelen van vervolgwerken en 468 deelen van tijdschriften, gezamenlijk 1340 deelen. Ten geschenke werden ontvangen (afgezien van de verzameling Reiger) 507 nieuwe werken met 880 deelen, verder 1357 deelen van vervolgwerken en 49 deelen van tijdschriften, gezamenlijk 2286 deelen. Van de in bruikleen in de universiteitsbibliotheek gedeponeerde boekerijen vermeerderden die van Pro Excolendo Jure Patrio met 13, die van de Nederlandsche. Hervormde Kerk met 152 en die van het Natuurkundig Genootschap met 251 deelen. In het geheel werd dus de bibliotheek verrijkt met 4042 deelen. In dit getal zijn niet begrepen de brochures en andere kleinere geschriften en de in ruil ontvangen binnen- en buitenlandsche dissertation.
Het aantal bezoeken aan de bibliotheek (bedroeg gedurende den cursus 1914/15 17074 (vorigen cursus 18790), waarvan 2771 v.c. 3313) des avonds. Van het geheele aantal bezoeken werden 11114 (12344) gebracht door personen, die als hoogleeraar student of anderszins aan de universiteit verbonden zijn, 5933 (6446) door personen, die buiten de universiteit staan. Van de avondbezoeken werden 1720 (2161) gebracht door personen, die tot de universiteit in betrekking staan, 1051 (1152) door andere.
De systematische catalogus werd 447 maal (v. c. 366 maal) geraadpleegd, waarvan 36 maal (v. c. 24 maal) door elders woonachtige personen, die schriftelijke inlichtingen vroegen.
Uitgeleend werden 19113 boekdeelen (vorigen cursus 18645) waarvan 2604 (v. c. 2412) naar elders werden verzonden en wel naar personen of bibliotheken in de provincie Groningen (buiten de stad) 539 (540), naar Friesland 135 (263), Drente 209 (142), Overijsel 144 (207), Gelderland 374 (218), Utrecht 231 (203), Noordholland 450 (399), Zuidholland 346 (249). Zeeland 27 (47), Noordbrabant 109 (108), Limburg 40 (29), naar het buitenland geen (1).
Van de handschriften werden 6 (vorigen cursus 24) in de leeszaal geraadpleegd en 3 (v. c. 6) naar elders ter leen gezonden. Bovendien werden 13 handschriften (v.c. 33) hier van elders ten gebruike ontvangen.
Leiden. - Universiteitsbibliotheek. - Het verslag der h.m. en l. scholen over 1914-'15 bevat de volgende mcdedeelingen over de bibliotheek en het daarmede verbonden prentenkabinet:
| |
| |
Het gewone onderhoud van het gebouw had geregeld plaats. De bliksemafleiders en de brandbluschmiddelen werden tweemaal nagezien en beproefd; eenige daarbij blijkende kleinere defecten werden in orde gebracht. Tijdens de verbouwing bleek een der hoofdbuizen van de waterleiding voor de brandkranen in het oude gebouw verstopt te zijn; ook dit werd in orde gemaakt
In Januari 1915 werd een begin gemaakt met het ontruimen van het oude en veelszins verouderde gebouw. Naar de tijdelijk beschikbaar gestelde perceelen Rapenburg 33 (oud Rijks herbarium) en het huurhuis Rapenburg 22 werden alle boeken overgebracht uit het oude zijgebouw, het voorgebouw en het voorste gedeelte van het boekenmagazijn der bibliotheek. Het perceel Rapenburg 33 werd bestemd voor magazijn en met boekenrekken betimmerd. Een gedeelte van de kamers aan den tuin moest vrij blijven, daar die nog steeds in gebruik sijn bij de Artillerie, aan wie bij de algemeene mobilisatie het geheele perceel tijdelijk was afgestaan.
Het perceel Rapenburg 22, bestemd voor bureau, leeszaal en werkkamers, werd daarvoor ingericht.
Nadat alles gereed was en de boeken en meubelen overgebracht waren, werd 8 Maart 1915 begonnen met de afbraak van het zijgebouw, het voorgebouw waarin bureau, leeszaal en werkkamers gevestigd waren, en van het voorste gedeelte van het boekenmagazijn, zoodat nog slechts het achterste, grootste gedeelte van dat boekenmagalijn (oude kerkgebouw) met den aangebouwden zijvleugel is blijven bestaan. Na afbraak is een begin gemaakt met de grondwerken, kelders in gewapend beton enz.
Ten behoeve der verbouwing werd een huisje in de Kloksteeg no. 9, grenzende aan den tuin der bibliotheek, aangekocht voor afbraak, ter einde aldaar een toegang tot het nieuwe gebouw aan den zijkant te kunnen maken.
Het gewone onderhoud van het meubilair had geregeld plaats. Het meubilair werd uitgebreid met een electrische klok in de nieuwe leeszaal, een brandkast in den kelder van het perceel Rapenburg 22, eenige kachels, gasarmen en verschillende kleinere zaken die voor de tijdelijke installatie noodig bleken. Het zeer groote aantal boekenrekken in beide perceelen Rapenburg 22 en 33 benoodigd, werd geheel samengesteld uit het hout van vrijkomende kasten in het oude gebouw.
In het oude gebouw werden op twee verdiepingen van den achterzijvleugel traliedeuren voor de bestaande kasten aangebracht voor tijdelijke berging der handschriften en der kostbaarste boeken.
De toestand der inrichting werd geheel beheerscht door de voorbereiding en uitvoering der plannen tot ontruiming van het oude gebouw en tot tijdelijke installatie in andere perceelen. Daar ook de bewaarplaats der handschriften en der Oostersche afdeeling, die wegens brandgevaar bezwaarlijk naar elders overgebracht konden worden, voor afbraak bestemd waren, was het in de eerste plaats noodig de boeken uit de omstreeks 125 kasten van het magazijn in den achterzijvleugel te verwijderen en die kasten, door traliedeuren afgesloten, geschikt te maken voor de berging van handschriften. Deze zijn daarheen overgebracht, bij welke gelegenheid tevens nauwgezette collatie plaats had.
Ook de groote portefeuilles met portretten en topographische teekeningen, waarvoor in de tijdelijk in te richten perceelen geen geschikte berging kon worden gevonden, werden tijdelijk geborgen in het Prentenkabinet.
Na deze voorbereidende maatregelen werd met de verhuizing een aanvang gemaakt. Naar het perceel Rapenburg 33 werden de boeken overgebracht, voor zoover zij niet behoorden tot hetgeen bijna dagelijks benoodigd is. Laatstgenoemd gedeelte werd gebracht naar het eigenlijk dienstgebouw Rapenburg 22. Aldaar werden ook de algemeene leeszaal, het uitleenburean met de catalogi en de werkkamers voor de beambten ingericht. Den 8sten Maart was het werk zoover gevorderd dat het oude gebouw voor het publiek gesloten kon worden en het nieu we geopend. Op dienzelfden dag werd de nieuwe regeling getroffen, waarbij de leeszaal ook des avonds van 7-9 uur toegankelijk werd gesteld, hetgeen thans eerst mogelijk was doordat in het nieuwe perceel een gasleiding aanwezig was.
Gedurende de verhuizing is de bibliotheek
| |
| |
niet voor het publiek gesloten geweest; de dienst van uitleening binnen en buiten de stad werd niet onderbroken.
Ruim 4400 nieuwe titels werden gedrukt en in de verschillende catalogi ingeschikt.
Nu het ter leen zenden van handschriften van en naar het buitenland zoo goed als onmogelijk was, moest worden volstaan met het verstrekken van inlichtingen of collatie. Enkele malen zijn handschriften geheel of voor een deel ten behoeve van buitenlanders in één exemplaar door prisma-photographie afgebeeld, waardoor de nadeelige gevolgen van geweigerde ter leen zending ten deele konden worden verholpen.
Eene belangrijke inzending werd bijeengebracht voor de Vesalius-tentoonstelling in het Botanisch Laboratorium te Leiden, gehouden vanwege de Vereeniging voorgeschiedenis der genees-, natuur- en wiskunde.
Ook werd eene verzameling topographische teekeningen uit het legaat Bodel-Nijenhuis uitgezocht en ingezonden ten behoere van eene tentoonstelling in de Academie van beeldende kunsten te 's Gravenhage, door den heer C.H. Peters georganiseerd.
Een voor de toekomst veelbelovend voordeel viel der bibliotheek te beurt doordat de heer J.A. Noback, overleden te Dresden den 11den Mei 1914, aan de Rijksuniversiteit te Leiden eene som van 20000 gulden legateerde onder bepaling, dat dit legaat steeds afzonderlijk zal worden geadministreerd en dat de rente moet worden aangewend tot aankoop van boeken en bevordering van alles wat licht kan verspreiden over de Grieksche en Romeinsche Oudheid, vooral ook opgravingen. Het legaat is aanvaard door curatoren der universiteit, die den bibliothecaris opdroegen in overleg met de faculteit van letteren en wijsbegeerte omtrent de wijze van besteding dier rente te adviseeren.
Van de onder leiding van den bibliothecaris staande onderneming tot photographische reproductie der meest belangrijke en oudste Grieksche en Latijnsche handschriften kon het 19de deel verschijnen, nl. een codex Vossianus van Cicero's philosophische werken.
Buiten de bibliotheek werden uitgeleend 15589 werken, waarvan 3332 van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, tegen onderscheidenlijk 15585 en 3226 in het vorige jaar. Buiten de stad werden 2531 pakketten met boeken verzonden (in het vorige jaar 2663). Ten behoeve van te Leiden studeerende personen werden uit elders gevestigde bibliotheken en archieven tijdelijk aan de bibliotheek gedeponeerd 12 handschriften en 516 boeken. Het getal personen, die voor het eerst in de gelegenheid gesteld werden boeken te ontvangen, bedroeg 351 (in het vorige jaar 334).
Aanwinsten geschiedden in de eerste plaats door aankoop uit de gewone subsidiën: 787 vervolgdeelen en 1112 werken. Uit de gelden van het legaat Warner werden aangekocht 21 vervolgdeelen en 156 werken: uit dat van Riemersma 22 vervolgen; van Chastelain 8 boeken; van Perizonius 13 boeken; van Stolp 17 vervolgen. Voor rekening der Thorbecke-stichting werden aangekocht 43 vervolgdeelen en 6 werken; voor de Tiele's kamer 11 boeken en 29 vervolgen. De verzameling van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde werd vermeerderd met 2 handschriften, 84 brieven, 220 boeken, 36 overdrukken en 182 vervolgen; die van het Seminarium der Remonstrantsche Broederschap met 7 boeken, 7 vervolgen en 13 brieven. Van de periodieken in bruikleen vande Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen werden de vervolgen geregeld gezonden.
Ten geschenke werden ontvangen van de verschillende departementen van bestuur 81 boeken, 242 vervolgen en 27 kaarten; van binnen- en buitenlandsche genootschappen 357 boeken en 705 vervolgen; van particulieren 1025 boeken en 110 vervolgen; van de leeskamer Amicitia te Leiden 9 boeken en brochures en 16 vervolgen. Door ruil met de beschikbaar gestelde exemplaren van het Internationales Archiv für Ethnographie werden verkregen 26 tijdschriftendeelen. In ruil voor Leidsche dissertaties werden ontvangen 4694 dissertaties en andere academische geschriften van tal van buitenlandsche universiteiten.
Van genoemde aanwinsten verdienen afzonderlijk vermeld te worden: de Chineesche bibliotheek van den heer F.G. Kramp, bevattende een groot aantal belangrijke en kostbare werken, vooral de beroemde Chineesche encyclopedie, aangekocht, dank zij de krachtige hulp van het Leidsch Universiteitsfonds.
| |
| |
Dit zelfde fonds schonk een bedrag van ƒ 100 voor aankoop van eenige werken op het gebied der nieuwere Protestantsche theologie.
De oud-hoogleeraar dr. J.A. Korteweg schonk bij zijn vertrek uit Leiden eene groote verzameling geneeskundige werken; dr. A.C. Duker te Haarlem schonk eene verzameling van 65 ten deele hoogst zeldzame boeken en pamfletten, door hem in den loop van vele jaren bijeengebracht als bronnen voor zijn groot werk ‘Gisbertus Voetius’; de heer H. Jespersen te Kopenhagen schonk ruim 200 boekdeelen, bevattende eene keuze uit de meest belangrijke nieuwere Deensche dichten prozawerken. De heer J.F. Schill te 's Gravenhage, die reeds herhaaldelijk fraaie geschenken had gezonden, schonk in dit jaar eene groote collectie boeken op het gebied van nieuwere literatuur en geschiedenis, die eene welkome aanwinst vormen.
Ten bate van de Slavistische studiën van den hoogleeraar van Wijk werd van de Kais. Akademie der Wissenschaften te Weenen eene aanzienlijke aanvulling ontvangen harer schriften der Balkan-Kommission, Slavistische Serie.
Bij het afbreken van het oude voorgebouw werden onder den vloer van het uitleenbureau vijf oude grafsteenen opgedolven, dateerende uit den tijd toen het boekenmagazijn nog diende als Anglicaansche kerk. In overleg met den Rijksbouwkundige werd besloten die steenen in bruikleen aan de Pieterskerk te Leiden ter plaatsing aldaar af te staan.
Reeds in het vorige jaarverslag werd medegedeeld, dat tijdens den grooten brand in de stad Leuven in Augustus 1914 zich eenige handschriften en boeken, door Leiden uitgeleend, in de Katholieke universiteitsbibliotheek bevonden. Sedert is gebleken, dat de Duitsche autoriteiten te Leuven overtuigd zijn, dat alles in de Leuvensche bibliotheek volkomen vernietigd is. Het betreft het bandschrift Vossianus G.G.Q. 12 Jan van Ruusbroec. Van de cierlikheid der geesteliker bruiloft; Johan van Schoonhoven, Van versmaedenisse der werelt, enz.; drie handschriften van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: nos. 206 Van den drie coningen; 338 Des boecks des Kerstens ghelove dat anderde boeck 343 Jan van Ruusbroec, Geestelijke tractaten; een gedrukt boekje uit de bibliotheek Thysiana: ‘De mensch ontmaskert’ (1720) en drie moderne boeken van geringe geldelijke waarde en gemakkelijk door andere exemplaren te vervangen.
Prentenkabinet. Het gewone onderhoud van het gebouw had geregeld plaats. Het dak van den achterzolder (zijvertrekje der bibliotheek) werd met hout beschoten; wanneer in dit vertrekje de noodige rekken worden aangebracht, zal eene zeer gewenschte uitbreiding voor de bibliotheekruimte verkregen worden.
De brandbluschmiddelen werden tweemaal beproefd en in orde bevonden, behalve een gering defect aan een extincteur, dat verholpen werd.
Het aantal bezoekers bedroeg 168 tegen 130 in het vorige jaar, ongerekend de dikwijls talrijke bezoekers der colleges, die de hoogleeraar Martin ook dit jaar in het kabinet met druk gebruik van de aanwezige hulpmiddelen heeft gegeven. Bovendien werd een druk gebruik gemaakt van de kunsthistorische boekerij, waaruit vele boeken zoowel binnen als buiten de stad uitgeleend werden door bemiddeling der universiteitsbibliotheek.
Ook werd eene verzameling topographische teekeningen en prenten bijeengebracht en ingezonden naar bovenbedoelde tentoonstelling in de Academie van beeldende kunsten te 's Gravenhage.
Voor den inventaris werden beschreven ruim 1100 nummers, nl. nieuwe aanwinsten, vele portretten, voornamelijk van prins Willem I, benevens een groot aantal historieprenten, in verband met een onderzoek naar het benoodigde uit een groote te koop aangeboden verzameling.
Ruim 150 teekeningen, die als buitengewoon kostbaar of teeder (b.v. krijtteekeningen) met bijzondere zorg behandeld moeten worden, zijn in afzonderlijk daarvoor vervaardigde zeer zware cartonnen passepartouts opgezet.
Eene nieuwe doorloopende nummering van alle portefeuilles werd begonnen.
Op de reproducties van teekeningen kwam een alphabetisch register der kunstenaarsnamen tot stand.
Voor den catalogus der boekerij werd een
| |
| |
groot aantal verwijzingen der kunstenaarsnamen gemaakt en ingeschikt.
Opgezet, schoongemaakt, geordend enz. zijn de prenten van twee portefeuilles met portretten van Nederlandsche kunstenaars, vijf met portretten van Nederlanders in het algemeen, twee met historieprenten en in verschillende portefeuilles nog een groot aantal nieuwe aan winsten.
Ten geschenke werden ontvangen: eene groote verzameling prenten van Braakensiek, v.d. Steur, Raemakers en Hahn, uit verschillende jaargangen van geïllustreerde periodieken bijeengebracht en geschonken door den heer J. de Witt te Westgraftdijk; eene groote ets van Wenckebach ‘het Bijbelhuis te Amsterdam’; een prent van J. Callot, geschenk van dr. G.J. Boekenoogen te Leiden; een teekening van Al. VerHuell, de kop van een slapenden man, geschenk van den heer P.A. de Gelder te Stompetoren.
Aangekocht werd eene verzameling van 152 belangrijke en fraaie prenten met voorstellingen van gebeurtenissen uit de vaderlandsche geschiedenis, enz. Voorts voor de boekerij 219 boeken en 123 vervolgdeelen van periodieken, enz.
Van de universiteitsbibliotheek werden tijdelijk wegens af braak en verbouwing van een groot deel van haar gebouw in bruikleen ontvangen 14 portefeuilles met de topographische teekeningen, portretten van Leidsche curatoren en professoren en de bijbehoorende registers en klappers.
Verliezen werden niet geleden.
Rotterdam. - Bibliotheek der Handelshoogeschool. - Als Bibliothecaris is benoemd de heer Dr. A.G. van Hamel, te Amsterdam, vroeger hoogleeraar aan de Universiteit te Bonn.
|
|