Het Boek. Jaargang 6
(1917)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
De Pamfletten-verzameling van den Amsterdammer Abraham de Goyer van 1616.De Heer A.J. van Huffel te Utrecht heeft ons in zijn boekverkooping van 19-21 December 1916 een zeer weinig bekend verzamelaar van pamfletten doen kennen, een lid der familie Verloren van Themaat. Zooals men weet werden door onze vaderen de ephemere geschriften, die in zoo talrijke mate in ons land, vooral in de XVIIe eeuw, verschenen, en die bijna altijd hetzelfde kwarto-formaat hadden, voor langdurige bewaring geprepareerd, door een flink aantal bijeen te laten binden in een stevigen perkamenten band. Soms groeide zoo'n verzameling aan tot 20, 30, ja tot 60 dikke perkamenten boekdeelen, en zoo zijn ze in de XIXe eeuw voor den dag gekomen. Het was vooral Frederik Muller, die in deze pamfletten werkte. Hij was de eerste om er een Catalogus van te maken. Om een gemakkelijker overzicht van zijn bezit te hebben en om elk gevraagd pamflet zoo spoedig mogelijk te vinden, sneed hij de boekdeelen los en legde elk pamflet, aldus naakt, naast andere, die hetzelfde jaartal droegen. Dit noemt men sedert een pamflettenverzameling chronologisch rangschikken. Frederik Muller's voorbeeld vond navolging, eerst bij den bekenden verzamelaar Isaac Meulman, daarna ook bij al onze groote bibliotheken. IJverig zocht men de dikke kwarto-banden bijeen, een groote schaar werd gehaald, en nu ving het knippen en ontbinden aan. Daarna kwamen er kartonnen portefeuilles met zwarte linnen ruggen en zoo staan ze nu in Gent en in rijksinstellingen in ons land, gerangschikt naar de nummers van Knuttel. De kleine boekjes, welke honderd en tweehonderd jaar in hun verzamelband opgeborgen hadden gezeten, kwamen er meestal zoo frisch en gaaf uit alsof ze zóó van de pers kwamen. In de portefeuilles, waarin ze nu liggen, meestal omplakt met oog- | |
[pagina 66]
| |
lijk of onooglijk papier, dat dikwijls het titelblad en laatste blad beschadigt, zijn ze meer blootgesteld aan stof, aan kreukelen en andere ongerieven, die aan hun langzame achteruitgang medewerken. Gelukkig deed de hier boven genoemde Heer Verloren van Themaat dat niet. Hij liet de grootere of kleinere series oorspronkelijke banden, die in zijn bezit kwamen, onaangeroerd, en verlengde op die wijze hun frisch leven nog voor een halve eeuw. Thans nu deze verzameling verspreid zou worden, was de vraag: zal deze documentaire verzameling zijn bestaan langer voortzetten, of zal men weder alles uiteenknippen? Het resultaat van de veiling wekt gelukkig de verwachting, dat de collectie, ten minste voor het grootste deel, intact zal blijven. Toen ik het ‘Pamflettarium’ bij den Heer Van Huffel betreden had, wist ik uit den zeer zorgvuldig opgemaakten Catalogus reeds ongeveer wat de verzameling aan thans geldswaardige boekjes bevatte. Met een bizonder élan was de maker van den Catalogus, naar ik vernam, de Heer Van Huffel zelf, erin geslaagd zoo goed als alle stukken te citeeren, die naar de opvatting van een boekverkooper, ‘goed’ zijn. Alle Amerikaansche pamfletten, (trouwens niet vele) waren vermeld, de Missives van William Penn over de stichting van Pennsylvania en Philadelphia zelfs tot een afzonderlijk nummer gemaakt. Eén dezer Pennsylvania-boekjes was over het hoofd gezien. Alles wat maar eenigszins betrekking had op onze oude reizen en op navigatie, op onze zeeoorlogen, merkwaardige nieuwstijdingen over historische belegeringen, curiositeiten zooals het boekje van Drebbel, die beweerde het perpetuum mobile gevonden te hebben, was in een zeer practisch verkort titeltje weergegeven. Het doorbladeren van deze 400 banden waarin 6000 boekjes bijeen waren leverde in die richting zeer weinig verrassingen op, wellicht een enkele was de Beschrijving van Cochin, in 1663 uitgegeven bij Saeghman. Maar, er stond mij een andere verrassing te wachten, naar het mij voorkomt van intenser beteekenis. Bij het doorzien en overdenken eener zoo uitgebreide verzameling van 6000 stukken, die, ongemoeid gelaten van hun oorsprong af, tot ons komen, verwacht men iets nieuws te vinden, iets geheel onbekends, iets dat ‘nooit voorkomt.’ Zooals ik reeds zeide, in deze massa kwam noch bij het catalogiseeren, noch bij het controleerende doorbladeren een dergelijk boekje voor den dag. | |
[pagina 67]
| |
Maar nu men door het losknippen alle in ons land bekende collecties van pamfletten als zoodanig vernietigd heeft, begon het verlangen bij het bezien der Verloren van Themaat-collectie op te komen, om de verschillende series waaruit het geheel was samengesteld, weder ieder afzonderlijk te plaatsen en dan in elke serie te zoeken of men iets te weten kon komen van den man die ze oorspronkelijk bijeenbracht en van den tijd waarin dat geschiedde. Vooral werd dit verlangen gewekt wanneer de samenstelling van de banden of van den enkelen band een oordeelkundige was en de stukken onderling bij elkaar behoorden. Zoo was er een band uit de jaren 1621-1623 waarvan bijna alle stukken betrekking hadden op Oost-Indië en de Oost-Indische Compagnie, en waarin een merkwaardig vliegend blaadje voorkwam met een brief van twee inlandsche vorsten geschreven uit Amboina aan Prins Maurits om hem hunne zonen aan te bevelen, die ze voor hun opvoeding naar Holland zonden. Een andere band bevatte over de jaren 1568 tot 1578 (de beroemde ‘tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog’) de gelijktijdige beschrijvingen van de groote wapenfeiten, het beleg van Alkmaar, van Haarlem, van Leiden, de gebeurtenissen in Zeeland, de Spaansche furie in Antwerpen, enz. Van den oorspronkelijken bezitter gaven ze echter geen nadere aanwijzing. Daar valt mij een band in handen, aldus in den Catalogus beschreven: no. 284. 1576-1610. Versch. gebeurtenissen. 85 St. in 1 perk, bd. 4o. - Van den inhoud werden een 12-tal stukken genoemd, waarbij een paar der aan Usselincx toegeschreven memories over den handel op Oost-Indië en Amerika. Maar, wat niet in den Catalogus vermeld werd, vóór die 85 stukken zat in dezen band een algemeene, gedrukte titel, die aldus luidde: ‘Verscheyden gheschiedenissen, Nieuwe tijdinghen ende ghenoechlijcke stucken, by een vergadert ende t'samen laten binden, door Abraham de Goyer, tot Amsterdam.’ Daaronder een houtsneevignet waarop een geopende Bijbel en het omschrift: ‘En laet het boeck deser wet van uwen monde niet comen. losu 1’. Onderaan de bladzijde, in boekdruk: ‘T'Amsterdam, Anno 1616.’Ga naar voetnoot1) Deze titel is speciaal voor dezen band gedrukt, en dus een unicum. Naar het vignet te oordeelen, kwam het blaadje van de pers van Jan Evertsz. CloppenburgGa naar voetnoot2). | |
[pagina 68]
| |
De verzamelaar die deze 85 pamfletten liet bijeenbinden behoorde tot een Amsterdamsche regeeringsfamilie, hij bekleedde echter zelf geen openbaar ambt. De band bleef in het bezit van zijn weduwe, die haar naam op het schutblad schreef: ‘d: wedúe de Goijer’. Een ietwat later inschrift luidt: ‘Gysbertús Kaà, Eccls. Graviensis.’ Men heeft wel eens de vraag gesteld of er in Nederland ooit bibliofielen geweest zijn, en er zijn jaren geweest dat de meest competente persoon rondweg verklaarde, dat ze op dat oogenblik niet bestonden. | |
[pagina 69]
| |
Men zie de desbetreffende opmerking in het Leven van Alberdingk Thijm, door A.J. - Voor het verleden is de vraag misschien niet zoo abrupt ontkennend beantwoord. Geeft men aan een boekenliefhebber slechts dan den naam van bibliofiel wanneer hij het is als een nabootsing van het Fransche type, zwakker en met grover smaak, dan zijn er wellicht weinige in ons land geweest. Indien echter iemand als deze Abraham de Goyer de moeite neemt uit de in zijn tijd verschenen dagelijksche geschriften de naar zijn meening interessante uit te zoeken en bijeen te binden, en daar dan een geheel van te maken door er een afzonderlijken titel speciaal voor te laten drukken, dan mogen wij hem zonder bezwaar ‘le goût des livres’ toeschrijven, en behoort hij tot een van de weinige Hollandsche of Amsterdamsche boekenvrienden, waarvan wij nog een bibliographisch document over hebben, dat waard is in zijn geheel gelaten te worden. Wat den inhoud der verzameling betreft, heeft De Goyer zich vooral aangetrokken gevoeld tot de satyrische en curieuse boekjes met spotprenten geïllustreerd, op den politieken toestand vooral wat betreft de internationale verhoudingen en den oorlog met Spanje, stukken waarin ‘de wackere Leeu’, zijn best doet, waarin ‘'t Hollantsche huyshouwen’, de ‘Wieghe’ waarmede Spanje alle koningen in denslaap wiegt, voorkomen; waarin om de ‘Hollandtsche bruydt’ een vreemden dans wordt gedanst, en dergelijke. Ook de Nieuwstijdingen over gebeurtenissen aan de Oostelijke grenzen, vanwaar steeds het opnieuw uitbarsten van den oorlog gevreesd werd, in Gulick, Cleve, Aken, hadden zijn belangstelling. Evenzeer vond hij den beroemden ‘Morghen-wecker der vrye Nederlantsche Provintiën’ het bewaren waard. Het gelukte hem de oorspronkelijke uitgave te verwerven: ‘Tot Danswick, By Crijn Vermeulen de Jonge, op de leege zijde van Schotlandt, Anno 1610’. Onder de ‘ghenoechlijcke stucken’ op den titel vermeld, rekende De Goyer zeker ook de ‘Ware verthooning ende afbeeldinghe van eenen dooden ende meest half verrotten Vis, door die Zee aen der strande op gheworpen, den 20 der Maent September anno 1608 was lanck ontrent 20 voeten, ende lach tusschen Catwijck ende Schevelingen... met die beduydenis... aenwijsende den Standt ende conditie des Conincx van Spaignien ende sijn bedroch. Middelburgh, 1608’. Onder de 85 stukken in dezen band schuilen wellicht nog zeer | |
[pagina 70]
| |
zeldzame en weinig bestudeerde stukken; vooral de aanwezigheid van de twee volgende boekjes over de vredesonderhandelingen van 1608, die geleid hebben tot het sluiten van het Twaalfjarig Bestand, en de wijze waarop zij hier met andere over hetzelfde onderwerp zijn verbonden, geeft aanleiding tot een nader bibliographisch onderzoek. Ik bedoel: ‘Den Nederlantschen Byecorf, waer in ghy beschreven vindt, al tghene dat nu wtghegaen is, op den stilstant ofte vrede... beginnende in Mey 1607, ende noch hebben wy niet het einde. 1608.’ en: ‘Stucken gemencioneert in den Bycorff die byde... Staten Generael der vereenichde Nederlanden toeghestaen ende niet verboden worden, 's Gravenhage, Hillebrant Jacobsz. 1608.’ Men verstaat op gezag van AsherGa naar voetnoot1) onder ‘De Byecorf’ een afgesloten geheel van 38 pamfletten, die dan in den tijd zelf zóó bijeen te verkrijgen waren, en die voor Asher's onderwerp beteekenis hadden omdat daarbij zijn de anonieme geschriften van Willem Usselincx over de vaart en den handel op Oost-Indië en Amerika. In dezen band zoowel als in nog een drietal andere banden in de Collectie-Verloren van Themaat, alle in hun oorspronkelijke banden, komen verschillende stukken voor, door Asher tot dezen ‘Byecorf’ getrokken, doch lang niet alle, maar daarentegen vele die Asher niet erbij nam, noch staan de twee pamfletten ‘Byecorf’ en ‘Stucken gementioneert etc.’ vóóraan in elk der banden. De titel ‘Byecorf’ slaat alleen op het aldus genoemde pamflet, waarin een aantal tot op dat oogenblik verschenen pamfletten opgenoemd wordt, en het schijnt mij twijfelachtig, nu ik déze banden gezien heb, of Asher wel met recht dezen titel over een gansche verzameling heeft uitgebreid. Het zou mij te ver voeren hierop thans dieper in te gaan. Het vroegste boekje in De Goyer's band is het manifest van Willem den Zwijger in 1568 uitgegeven, één der merkwaardige politieke stukken uit het begin van den 80-jarigen oorlog: ‘Verklaers ende wtschrift des Duerluchtighsten, Hoochgheborenen Vorsten ende Heeren, Heer Willem, Prince van Orangien &c. ende zijner Excellentien nootsakelicke Defensie teghen den Duca de Alba, ende zijne grouwelijcke Tyrannye.’ | |
[pagina 71]
| |
Deze band met zijn specialen titel en nog geheel in zijn oorspronkelijken toestand was wel het merkwaardigste stuk uit de Collectie Verloren vanThemaat. Gelukkig is het voortbestaan ook van dezen band in ongeschonden staat voorloopig verzekerd.
Vreeland. F.C. Wieder. |
|