1o. De merkwaardige teekeningen, in het papier bij wijze van watermerken aangebracht, vormen vanaf hun eerste verschijning in 1282 tot de laatste helft der achttiende eeuw een samenhangende en onafgebroken keten van zinnebeelden.
2o. Deze emblema's zijn denk-fossielen of denk-kristallen, waarin de verlangens en de overleveringen der talrijke mystieke en strengrechtzinnige sekten, waardoor Europa gedurende de middeleeuwen werd overstroomd, besloten liggen.
3o. Daarom zijn die watermerken geschiedkundige oorkonden van hoog belang, welke niet alleen op de ontwikkeling van het Europeesche denken, maar ook op menig duister probleem van het verleden licht verspreiden.
4o. Watermerken toonen aan, dat de papierfabricatie een kunst was, in Europa ingevoerd en daar opgekweekt door de aan de Hervorming voorafgaande Protestantsche sekten, in Frankrijk bekend als de Albigenzen en Waldenzen en in Italië als de Cathari of Patarini.
5o. Dat deze kettergroepen, ofschoon in naam door de Pauselijke macht uitgeroeid, in 't geheim bleven voortbestaan gedurende vele eeuwen achtereen, tot hunne verdwijning uit het gezicht der geschiedenis.
6o. De versierselen, door de boekdrukkers in de middeleeuwen gebruikt, zijn zinnebeelden van een soortgelijk karakter als de watermerken en kunnen volgens dezelfde methode worden uitgelegd.
7o. De herleving onder den naam van Renaissance was het rechtstreeksch gevolg van een invloed, met overleg en bij overlevering uitgeoefend door papiermakers, drukkers, schoenlappers en andere handwerkslieden.
8o. De voedstermoeder der Renaissance en dientengevolge van de Hervorming was niet, zooals tot nu toe aangenomen werd, Italië, maar het Provençaalsche gedeelte van Frankrijk.
De schrijver is zoozeer doordrongen van de theorie, dat de drukkersmerken en watermerken oorspronkelijk dienden als hieroglyphen, waarin kettersche sekten, met name de Waldenzen en Albigenzen, hunne mystieke waarheden of leerstellingen aan elkaar mededeelden of kenbaar maakten, dat hij de 16000 watermerken, door Briquet beschreven en afgebeeld, groepsgewijs indeelt naar de letter, het menschelijk of het dierlijk beeld of het voorwerp, dat zij geacht worden voor te stellen. Zoodoende vormt hij voor zichzelven een bijna onbegrensd materiaal van zinnebeeldige uitlegkunde, waarvoor hij de legenden en sagen van alle volkeren en tijden benut heeft en getracht te verwerken.
Reeds in 1903 gaf de schrijver een eerste proeve van dergelijke zinnebeeldige uitlegkunde, door zijn artikel in de: Baconiana, a quarterly magazine, no. 1 en 2, waarin hij de ‘Hidden symbols of the rosicrucians’ behandelde. Dit artikel is geenszins de aandacht van Briquet ontgaan, toen hij de inleiding schreef tot zijn vermaard hoofdwerk over de papiermerken van 1282 tot 1600 (Parijs 1907). Hij noemt Baylay's veronderstelling als zouden de papiermerken eene zinnebeeldige beteekenis bezitten en door ingewijden van geheime genootschappen of geestelijke broederschappen zijn toegepast, weinig aannemelijk. Wel hebben vele, zeer vele als papiermerk gebezigde voorwerpen een symbolieke beteekenis, maar het is niet bewezen, dat zij juist ter wille daarvan gekozen zijn als papiermerken, terwijl zooveel andere voorwerpen er geen bezitten.
Het is niet wel doenlijk Bayley in alle opzichten te controleeren; men dient zijne toeschrijvingen op goed geloof aan te nemen, daar hij nage-