verschijnen is een gevolg van den oorlog. Toen, tegen de aanvankelijke onderstelling in, de veilingen niet ophielden werden de reeds bewerkte 44 catalogi van boekenveilingen in 1914 vereenigd met 22 dito's van 1915 en zoo ligt dan het met zorg bewerkte overzicht der vastelandsche boekenveilingen vóór ons. Het komt mij voor dat, behoudens de eenige fransche veiling, die van de belangrijke collectie ornamentprenten (dus geen boeken) van Foulc, oorspronkelijk door Pierpont Morgan aangekocht doch na diens dood in Parijs onder den hamer gebracht en nu voor een zeer groot deel in de Bibliothèque d'Art, de stichting van Doucet te land gekomen, niet heel veel belangrijks wordt geregistreerd.
Van de duitsche veilingen treft eene serie van niet minder dan 13 catalogi: Seltene Bücher aus einer alten schlesischen Schlossbibliothek (bij Bruckstein & Sohn, Danzig) maar bladert men het Jahrbuch door dan treft het eveneens hoe weinig belangrijke boeken uit die reeks worden beschreven. Dat in Nederland in de laatste jaren geen zeer belangrijke boekenveilingen meer worden gehouden is bekend en de enkele, zeer enkele curiosa, welke sporadisch nog eens voorkomen, wettigen m.i. niet het vastleggen van zooveel onbelangrijks zooals nu uit de Nederlandsche veilingen wordt gedaan. Ik vind daarom dat de inhoud van deze jaargangen niet beantwoordt aan de moeite en kosten aan deze uitgave besteed en ik zou den samenstellers den raad willen geven, zich in het vervolg te bepalen tot het afdrukken van die catalogi welke om de een of andere reden werkelijk belangrijk zijn zoodat daardoor een klapper ontstaat op boeken welke men gaarne terugvinden kan, en er iets aan toe te voegen waarop ik straks terugkom.
Waar op de prijzen der boeken, èn reeds door den titel èn in de voorrede en het prospectus zoozeer de nadruk wordt gelegd, daar mag mijnerzijds wel eens gewaarschuwd worden tegen het al te groot gewicht leggen op dien factor. Sedert al meer en meer ook bij boeken zg. ‘fancyprijzen’ de meer reëele prijzen van vroeger in vele gevallen hebben verdrongen, hebben de veilingprijzen haar beteekenis grootendeels verloren. Er hangt tegenwoordig van de toestand van een exemplaar, van een dikwijls voorbijgaande mode of neiging van het oogenblik bij de prijsbepaling zóóveel af dat afgaan op de gegeven cijfers meestal tot teleurstelling moet leiden.
Daar komt nog bij dat de boekenveilingen op het vasteland niet zooals dat in Engeland het geval is, gehouden worden door ‘auctioneers’ d.w. z. door menschen die niet anders doen dan veilingen houden voor rekening van derden en dan ook werkelijk alles verkoopen voor het hoogste bod al is dat dan ook nog zoo laag, maar door menschen die zelf boekhandelaren zijn, zelf 'n voorraad hebben en niet altijd uitsluitend de bibliotheken van derden onder den hamer brengen. En men zal het begrijpen dat prijzen in dergelijke veilingen behaald, dikwijls een zeer relatieve waarde hebben. Het gaat er meê als in de veilingen van antiquiteiten en schilderijen, welke in de couranten zoo gaarne worden gepubliceerd en waarbij de ‘augures’ dikwijls meesmuilen.
Om bovenstaande redenen zou ik, met alle waardeering voor den arbeid aan de samenstelling van het Jahrbuch ten koste gelegd het toejuichen indien, in het vervolg het Jahrbuch zich beperkte tot eene - zij het in zeer beknopten vorm - registreering van het werkelijk belangrijke, de prijzen wegliet, doch in de plaats daarvan de belangrijke boeken registreerde die in de antiquariaats catalogi worden beschreven en waarnaar men later te vergeefs zoekt.