Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||
Jan van Waesberge te Utrecht.Over den Utrechtschen Jan van Waesberge is tot heden weinig aan het licht gebracht, niettegenstaande deze boekverkooper en drukker bijna twintig jaar te Utrecht werkte en gedurende dat tijdvak de voornaamste uitgever van Het Sticht was. Zelfs Dr. Ledeboer schreef in zijn uitvoerig werk over ‘Het geslacht Van Waesberghe’Ga naar voetnoot1) ‘van eene kundige en hiertoe allezins bevoegde hand’ het bericht te hebben ontvangen, ‘dat in de stads-archieven niets aangaande den boekhandelaar Joh. van Waesberge te vinden is.’ Dr. L. is echter in de keuze van dien berichtgever niet erg gelukkig geweest, want J.v. W.Ga naar voetnoot2) wordt herhaaldelijk in verschillende stukken genoemd, zooals te verwachten was van een vooraanstaand zakenman, die het beste deel van zijn leven te Utrecht heeft doorgebracht. Uitgezonderd de posten uit de rekeningen van den tweeden cameraar, worden die in het stedelijk en in het kerkelijk archief voorkomende aanteekeningen hier afgedrukt. Weliswaar geven deze een allesbehalve volledig beeld van Van W.'s werkzaamheid, maar in verband met zijne vele uitgaven maken ze het toch mogelijk eene betere voorstelling van zijn leven en bedrijf te vormen, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat de door Dr. Ledeboer gepubliceerde lijst van 75 uitgaven en drukken gemakkelijk met een honderdtal titels kan worden uitgebreid. De vele honderden academische geschriften blijven dan nog buiten beschouwing. Geene dezer pers- | |||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||
voortbrengselen munt evenwel door bijzonder fraaie uitvoering uit en de uitgaven zijn geene bewijzen van zakelijken durf. Ze zijn als het ware burgerlijk naar inhoud en naar afwerking.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||
overgegeven, als hij doet bij desen aen handen ende ten behoeve van Sr. Johan van Waesberch, boeckenbinder borger alhier t'Utrecht, sijn huijsvrouw ende erffgenamen, seeckere huijsinge, erve ende hoffstede mette kelder, kluijs, glaesen, glasraemten ende allen sijnen toebehoorten ende t'geen daer in aert ende nagelvast is, den transportant in sijn qualite toebehoorende, oock alle gerechticheijden ende servituijten daertoe specterende, staende endegelegen alhier binnen Utrecht aende westsijde op deser Stadts plaetse daer d'erffgenamen van Clemens van Dalen suijtwaerts ende d'erffgenamen van Peter Voet ende sijn huijsfrouw noortwaerts naest gelegen sijn......... Op denzelfden dag werd bovendien ingeschreven: Johan van Waesberch, boeckebinder, borger binnen Utrecht, voor hem selven ende als man ende voocht van sijn huijsvrouw, daer hij levende blijckende geboorte bij heeft, verplach, belede ende bekende voor haer ende haeren erffgenamen, dat hij om de hooftsomrae vanlvijff duijsent k: guldens, tot twintich stuvers den gulden gereeckent, die hij bekenden hem ten vollen den lesten penninck mitten eersten bij hande als naebenoempt aengetelt te wesen ende bij hem mede bekeert te sijn tot betalinge vant nabeschreven hypoteecque, well ende wettelyck vercoft, geconstitueert heeft ende schuldich is wt alle sijne goederen, present ende toecomende, de heeren doctor Corns. Booth, raedt extraordinaris inden hove provinciaell van Utrecht ende Johan Bor, oudt cameraer ende raedt inde vroetschap der stadt Utrecht, als huijsmrs indertijt vanden Weeshuyse alhier, ten behoeve vanden selven Weeshuijse een jaerlijcxs erffelijck lossrenten van twee hondert ende vijftich k: guldens tot twintich stuvers t'stuck ofte ander goet payement dier weerden daer voor in elcker tijt der betalinghe, waer van t'eerste halffjaer verschijnen sall den 24 November deses jaers 1646 ende d'ander helfte den 24 May des jaers 1647 ende soovoorts jaerl. van termijn tot termijn, geheell ende all vrijgelt, sonder eenige cortinge der renten t'sij hoe offte wt wat saecke sulcx gebeuren mochte, niet wtgesondert, geduyrende ter datelycke offlossinge toe... stellende hij com̄t. tot een speciaell hypoteecque ende onderpant voorde voors. hooftsom ende jaerlijcks rente vandien sijn huijsinge, erve ende hoffstede met allen sijnen toebehoorten... sulcx t'selve hem op huijden getransporteert is, ende voorts alle sijne goederen present ende toecommende geen wtgesondert, versoeckende voorts hij com̄t t'voors. speciaell ende generaell hypoteecque daervoor verclaert te worden verbonden, pantbaer ende executabell gehoort. Uit eene marginale aanteekening blijkt, dat 6 September 1682 op dit hypotheek ƒ 2000. - werden afgelost door Jeuriaen Poolsum, en de resteerende ƒ 3000. - op 25 Mei 1723 door diens zoon Jacobus van Poolsum, beiden als toenmalige eigenaren van het perceel. | |||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||
Uit het lidmatenregister in het kerkelijk archief blijkt dus, dat J.v. W. te Delft in het kerkgenootschap is opgenomen en blijkbaar in de Prinsenstad zijne leerjaren heeft doorgebracht. In het najaar van 1641 begaf hij zich naar Utrecht en vestigde zich daar aan de Plaats (tegenwoordig de Stadhuisbrug), het tweede huis vanaf het hoekperceel, dat tot de Snippevlucht (nu Oudegracht) werd gerekend. Het door hem bewoonde huis is voor enkele jaren in het magazijn ‘De Zon’ der firma Vroom en Dreesman opgenomen. Blijkens het transport was het vrij spoedig zijn eigendom geworden, waarbij het met een hypotheek van ƒ 5000.- werd bezwaard en welke nog op | |||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||
het perceel rustte, toen het bijna twintig jaren na zijn vertrek uit Utrecht in andere handen overging. In den zomer van 1642 werd J.v. W. met Elisabeth Jansonius, eene dochter van den bekenden Amsterdamschen boekverkooper Jan Jansonius, in den echt verbonden, uit welk huwelijk te Utrecht negen kinderen (4 jongens en 5 meisjes) werden geboren. Van dit negental stierven er aldaar drie, zeer waarschijnlijk 1 jongen en 2 meisjes. Den jongen man werden reeds spoedig leveranties ten behoeve der stad opgedragen en vanaf 1643 staan de aan hem uitbetaalde bedragen jaarlijks in de cameraarsrekeningen vermeld. Zijne gespecificeerde rekeningen worden zelfs nog onder de daarbij behoorende acquitten bewaard en spreken van leveringen aan de magistraat, academie, bibliotheek, gerecht en kerkeraad. Het totaal der jaarlijksche bedragen varieerde van 122 tot 818 gulden, maar bedroeg gemiddeld 325 gulden, waarvan het grootste deel door de stedelijke bijdrage voor het drukken van theses werd gevormd. Voor het drukken van theses werd nl. ƒ 5. - door de stad vergoed, voor welk bedrag de studenten een vel 40. in eene oplage van omstreeks 200 exemplaren gedrukt konden krijgen. Wenschten zij meer exemplaren, royaler uitvoering of beter papier dan het algemeen gebruikte ‘Saxenschilt’, dan moesten de meerdere kosten door hun worden betaald. Oorspronkelijk had de Vroedschap een bepaalden akademie-drukker aangewezen, maar den 4den April 1643, toen het aan Gillis Roman verleende zesjarige octrooi was geëindigd, werd besloten ‘dat voortaen vrij sal staen latijnse Billetten, Theses ofte Disputatien der studenten ende andere saecken de voorss. Academie aengaende te doen drucken een yder daer hij wil.’ Eerst in Maart 1647 verwierf Van W. het burgerschap van Utrecht, ofschoon volgens de toen geldende bepalingen door niemand eenig beroep mocht worden uitgeoefend, wanneer hij niet eerst in het gilde was opgenomen en men niet tot het boekverkoopersgilde kon toetreden, alvorens het burgerrecht te hebben verworven. Van deze voorwaarden is echter meermalen afgeweken, maar aangezien alle op het gilde betrekking hebbende stukken verloren zijn gegaan of misschien nog bij een particulier verscholen liggen, is hieromtrent geen licht te verkrijgen. Alleen is bekend, dat Van W. in 1653 en 1654 tot deken van het gilde is aangewezen, welke benoeming door burgemeesteren op voordracht der gildebroeders geschiedde. Omstreeks denzelfden tijd werd de aanzienlijke boekverkooper | |||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||
tot diaken der gereformeerde gemeente gekozen. Die verkiezing zal wel op aandrang van Gijsbertius Voetius zijn geschied, die toen grooten invloed in het kerkelijk bestuur had en wiens vele strijdschriften door Van W. werden uitgegeven, evenals die zijner contra remonstrantsche aanhangers. Zeer waarschijnlijk behoorde Van W. dan ook tot de streng-orthodoxe partij. Aan deze eere-ambten kwam plotseling en zoo goed als gelijktijdig een einde, evenals aan alle leveranties voor de burgerlijke en kerkelijke gemeente, waarmede Van W. het laatst in 't najaar van 1655 werd begunstigd. Naar de oorzaak van deze uitsluiting valt zelfs niet te gissen, maar ze wettigen de veronderstelling, dat ze op den duur Van W.'s vertrek uit Utrecht ten gevolge hadden. Nog een viertal jaren bleef hij te Utrecht werkzaam, in welk tijdvak nog verscheidene voortbrengselen zijner persen het licht zagen. In den zomer van 1659 schijnt zijn voornemen om naar Amsterdam te verhuizen ruchtbaar te zijn geworden, waarom de boekdrukker Meinardus van Dreunen zich thans formeel tot de vroedschap wendde met het verzoek om voortaan met Van W.'s aandeel in de academische drukwerken te worden bevoordeeld, ofschoon dit reeds sedert 1655 geschiedde. Dit verzoek werd ingewilligd en twee jaar later werd Van Dr. zelfs tot uitsluitend ‘ordinaris drucker vande Academie’ aangesteld. Blijkbaar begon Van W. reeds in 1657 zijne zaken geleidelijk naar Amsterdam over te brengen, want vanaf dat jaar verschenen ook boekwerken met zijn Amsterdamsch uitgevers-adres. Uitgaven met zijn Utrechtsch adres op den titel verschenen het laatst in 1660, zoodat aangenomen mag worden, dat Van W. in dat jaar voorgoed Utrecht verliet. Zeer waarschijnlijk verkocht hij de volledige Utrechtsche zaak aan Jurriaan van Poolsum. Deze was althans het volgende jaar (misschien reeds eerder) in het door Van W. bewoond geweest zijnde huis in geheel gelijk bedrijf werkzaam. Het huis werd in 1679 door Jan van Waesberge aan Jurriaan van Poolsum in eigendom overgedragen.
G.A. Evers. |
|