Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
[Nummer 7]Over een portret van Erasmus.De dood van Erasmus, in 1536, was voor Alardus van Amsterdam een geschikte aanleiding om een gedichtje, door den grooten, hoogvereerden humanist in zijn jeugd vervaardigd, uit te geven. Het is getiteld Pamphilus, ‘carmen bucolicum’, en vermoedelijk door Erasmus op 14-jarigen leeftijd, als leerling van Hegius, te Deventer aangeboden aan Agricola, toen hij dezen ten huize van den drukker Richard Paffraet ontmoette (zie Allen, Opus epist. Er. I p. 581). Alardus heeft het waarschijnlijk later met de handschriften van Agricola, die hij gebruikt heeft voor de uitgave van ‘De Inventione Dialectica,’ in handen gekregen. Het mocht dus wel als een curiosum worden beschouwd, waardig om door Alardus, met een vracht van commentaren, te worden uitgegeven. In 1538 kwam het te Leiden bij Pieter Claesz. van Balen van de pers onder den titel: ‘De vitando pernitioso libidinosoque aspectu carmen bucolicum’. Het werd versierd met een mooi portretje in ronde omlijsting, het borstbeeld van Erasmus naar rechts voorstellende, en voorzien van een 16-regelig vers van Alardus, waarvan het opschrift en de beide eerste verzen vooral onze aandacht vragen: In effigiem, D. Erasmi Rot. per Alardum Titel en portret ziet men hiernevens afgebeeld, ontleend aan Wouter Nijhoff's ‘Art Typographique’, waarin zij zijn weergegeven naar het exemplaar in de Bibliotheca Thysiana (Afl. 15, nos. 3 en 4.). Dat Alardus zoo nadrukkelijk vermeldt, dat Leydana manus het portretje geteekend heeft, zou op het eerste gezicht doen vermoeden, dat het door een Leidschen kunstenaar gemaakt is en dan komt ons terstond de naam van den beroemden Lucas van Leyden in de gedachte. Hij was in 1533 overleden; maar het is onzeker, of hij | |
[pagina 226]
| |
Erasmus ooit ontmoet heeft. Lucas kan echter een van de zeer veel verspreide Erasmus-portretten tot voorbeeld genomen hebben. De naam van een anderen Leidschen kunstenaar valt er moeilijk aan te verbinden. Toch pleit tegen de vervaardiging door Lucas, dat het portretje blijkbaar in houtsnede is uitgevoerd, en er van dezen Leidenaar geen houtsneden bekend zijn. Dit komt overtuigend aan 't licht, wanneer men het degelijke boek over Lucas van Leyden van Mr. N. Beets raadpleegt. Evenwel zou de houtsnede door een ander, naar een teekening door Lucas van Leyden, gesneden kunnen zijn. Een dergelijk portretje was reeds in 1536 door Willem Vorsterman te Antwerpen uitgegeven in ‘Vita Erasmi’ door Beatus Rhenanus. Maar de houtsneden zijn geheel verschillend. (Zie Nijhoff, Art Typogr. W. Vorsterman, pl. VIII, 23.) Alardus zegt van het portretje: graphice depinxit, een uitdrukking, die door hem gebruikt wordt om allerlei kunstwerk aan te duiden. Soms over een schilderij: ‘graphice expressum’ (zie Het Boek, 3e Jg. bl. 17 en 210); zelfs van een predikingGa naar voetnoot1), en hier van een houtsnede. De bedoeling is dus meer algemeen: wat duidelijk en goed begrijpelijk is weêrgegeven; er volgt niet uit, dat Alardus heeft willen zeggen, dat het portretje door een Leidschen kunstenaar vervaardigd zou zijn, maar alleen dat een Leidsche hand voor het goed weêrgeven van Erasmus' portret heeft gezorgd. En dan is het duidelijk, dat hij niemand anders dan den drukker Pieter Cz. van Balen op het oog kan hebben gehad. | |
[pagina 227]
| |
Dit komt nog overtuigender aan het licht, als men een latere uitgave van het ‘Bucolicum’ inziet. Het boekje, om zijn zedekundigen inhoud vooral voor schoolgebruik bestemd, was spoedig uitverkocht en het volgend jaar verscheen er te Keulen een nieuwe druk van, eveneens door Alardus uitgegeven, maar wat den inhoud betreft, belangrijk verschillendGa naar voetnoot1). De ‘scholia’ van Alardus hebben weinig verandering ondergaan, maar een aantal gedichtjes, meestal epitaphia op personen kort te voren overleden, dus voor den tweeden druk niet meer van beteekenis, zijn weggelaten. Deze uitgave heeft het volgende adres: Coloniae, ex officina Heronis Alopecij. An. 1539. Zij bevat ook - op den titel - het portretje van Erasmus in een ronde omlijsting, dat, nu naar links gewend, een gewijzigde copie schijnt te zijn van het Leidsche. (Zie de afbeelding). Het versje: ln effigiem staat op de keerzijde, doch nu met dit begin: Sic Heroina manus graphice depinxit Erasmum. De drukker Hero Alopecius heeft dus de ‘Leydana manus’ vervangen door een aanduiding, die hém aangaf als den verzorger van het vernieuwde portretje van Erasmus, en de ‘Heroina manus’, de | |
[pagina 228]
| |
hand van Hero, in de plaats gezet van de Leidsche. Hierdoor wilde hij blijkbaar elk spoor van de vroegere uitgave doen verdwijnen, waartoe hij zelfs op den titel herhaalde wat den eersten druk belangrijk moest maken: ‘cum scholiis Alardi Aemstelredami, cuius studio nunc primum et repertum et aeditum est’. Hero Alopecius deed nog meer; de opdrachtsbrief van Alardus: ‘Iacobo Duvenvordio Harlemaeo iuveni cum primis illustri, candidoque’, in den Leidschen druk gedagteekend: ‘Aemstelredami, Calendis Februariis. Anno xxxviii’; wordt eenvoudig in de dagteekening gezet op: ‘Coloniae, Cal. Febr. Anno 1539’. Daar staat tegenover, dat Alardus, blijkens een anderen brief, werkelijk op den vooravond van driekoningen 1539 te keulen verbleef. Vermoedelijk heeft hij dus wel de hand gehad in den Keulschen herdruk, die ook verschillende stukken van zijn pen bevat als toevoegsels, die in den eersten nog niet voorkomen. Dit bewijst alweer dat men niet altijd kan vertrouwen op een dagteekening, al wordt die ook door den schrijver van den brief zelf aangegeven.
Heemstede, Juni 1916. J.F.M. Sterck. |
|