Het Boek. Jaargang 5
(1916)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
Varia.Feesttoonen der Friezen.In een gekleurde omslag zonder titel is een sextern (12 bladzijden) smal oktavo, ingenaaid. Het eerste blad is bedrukt met feesttoonen De keerzij is blanko. De volgende acht bladzijden zijn genommerd; en bevatten 4 liederen: 1 en 3 zijn friese; 2 is een ‘Io vivat’ voor Franeker; 4 is een hollands. Interessant is 't zeker dat in Utrecht toen Friese liedjes werden gezongen en gedrukt. Kan naast 't ‘Io vivat’ met zijn wijzigingen enig ander gesteld? Maar nu 't boekje zelf. Bladzijde 1 en 2 beslaat een lied: Frieslân. Blz. 3 en 4 Io vivat. Blz. 5 en 6: Fryery. Blz. 7 en 8 Vaarwel. Het laatste blad is blanko met een klein harp-vignetje op de keerzij. Ik laat hier de liedjes volgen; ook het Hollandse, ter vergelijking met de andere. Frieslan.
Dy 't Frieske bloed trogh d'ieren broest
Ien Soan uwt d' eigen team,
Dy Frieslan nog yn 't herte hoest
Dy sjong nou buwte seam;
Kom sjonge wij den op diz' stoen
In fielle wy de bân,
Dy hier so oon eltjoar unz boen,
Allin om 't Friesche lân. B.
't Is Frieslan Frieslan dat uwz loekt,
As Seilstien dogt meteal;
Dear hawwe eerst 't ljocht oon gloept
Dear leerden wy uws teal,
Dear booatten wy unz bernskens swiet
Fen uwnek in aengme fry,
Dear glied so seaft unz jongens tied
Lyckwol to ier foarby.
Dear is uws âders stille greaf
Dy restje ijn swiete slom,
Dy warden 't uwnck fen Frieslan aef,
In 't God-leas fynendom;
Ja Friezen! loaytz Jins heyten ney,
As stiest' by har gebient:
Tins om har dwaen, tins om de dey
Die dy mey forient. B.
Tins joed foral, om heytes groen,
Dy al dien schat ynhet
Tins den, het dy dear hadt forboen';
't Neyste leyt oon 't hert,
Ja schinck! in til de romers heag!
For al dy dy wirdste pänn,
In drinck, in drinck, ze dripieas leag
To eer fen 't Friesche lan. B.
Iö Vivat.
Iö vivat, Iö vivat!
Creatrix Frisia;
Trajecti vetus civitas
Nunc cantilenas Frisias,
Iö vivat exaudiat,
Creatrix Frisia.
Iö vivat, Iö vivat!
Alma Franequera,
Jam quisque cantat advena;
Et turba quater reliqua,
Iö vivat acclamitat
Docta Franequera.
Iö vivant, Iö vivant!
Frisonum virgines,
Vos pulcras castas simplices,
Ingenuas amabiles
Iö amant, Iö amant,
Frisonum juvenes.
Iö vivant, Iö vivant!
Sodales Frisiae,
Sodalitas Frisiaca,
Sit diu precor integra
Iö vives, sic crepites,
O Vives Frisica.
Fryery.
(Wijs: Iö vivat, Iö vivat.) De Fryery! de Fryery!
O Himmel oppe wrad!
In adig famke leaf in blier
Sjog der op ierd myn greast plesier,
De Fryery, de Fryery,
O Himmel oppe wrad.
De Fryery! de Fryery!
O berntjc fen myn sin,
Ien famke ney myn winsk in wâd,
Dat tyge tyge fen my häd,
De Fryery de Fryery!
Mey 't berntje fen myn sin.
| |
[pagina 215]
| |
De Fryery, de Fryery!
Mey 't famke fen myn hert!
Weroon 'k trogh leafde boene bin,
Myn Himmel, siel, in hert, in sin,
De Fryery, de Fryery!
Mey 't famke fen myn hert!
De Fryery, de Fryery!
Dy bloei in groey altied,
In elts dy nog nin famke het
Dy siekje rjou hoe ier hoe bet!
De Fryery de Fryery!
Dy bloey in groey altied.
Vaarwel! aan onze vrienden.
(Wijze: God save the King) U vrienden van ons hart!
Wier droef vaarwel ons smart,
U zij dit lied!
Wij naauw aan U gehecht,
Gevoelen wat het zegt;
Wanneer gij henen gaat,
Ons achter laat.
Hier hebt g' uw taak volbragt,
En gaat, waar liefde U wacht,
Ziet daar Uw loon!
Als vreugd van 't stil gezin,
Of dierbre hartvriendin,
Smaakt gij een rein genot;
Gelukkig lot!
Herdenk dan in die vreugd,
De vrienden Uwer jeugd;
Dit eischt ons hart;
En wij, wij zweren hier,
Den vriendschaps-eed zoo dier:
Dat nooit geen rang of eer
Dien eed verkeer.
Vaart wel! en siert den grond
Waar gij een' liefde vond,
Zoo innig teer!
Daar bloei de min altijd
En aan haar dienst gewijd,
Smaakt gij en lot op aard,
Den hemel waard.
Is 't een feestgave onder vrienden? Waarom dan geen datum? Is 't bij een bruiloft rondgedeeld? Waarom dan geen namen? De titel doet denken aan liederen voor een club: van studenten? Waarom dan geen nadere titel? Wie kan hier licht schaffen?
F. Buitenrust Hettema. | |
Het ex-libris van P. Scriverius.Bij de vraag naar de herkomst van een Erasmiaansch handschrift, dat thans berust in de bibliotheek van het Prov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te 's Hertogenbosch (zie Het Boek, 1916, blz. 113), kreeg het ex-libris van P. Scriverius opeens een buitengewone beteekenis. Het oude Bossche eigendoms-bewijs verdient dus een vergelijking met een dergelijke aanteekening, die dezelfde pretensie heeft. Een tweede ex-libris van onzen geschiedschrijver hadden we vroeger ontmoet op het titelblad van: Westfrisia Theodori Velii Medici Hornani (Hornae Westfris. 1617), dat, met Velius: Chronijck van Hoorn (Hoorn 1617) in één band vereenigd, als Y 207 geteekend staat in de bibliotheek der Minderbroeders te Weert. Hier heet het: Sum Petri Scriverij ex dono praetorisGa naar voetnoot1) Hornani D. Allardi Bulii Nic. filij. We legden het eens naast het facsimile in Het Boek. Toen bleek, dat dit ex-libris met dezelfde hand was geschreven als Ex Bibliotheca P. Scriverii in het Bossche hs. Een paar verschillende letters, als ij in plaats van ii en de gesloten e, leveren geen ernstig bezwaar, omdat beide vormen dezer letters voorkomen in de kantteekeningen, die dezelfde hand in het boek aanbracht. Ook hier is de inkt bleek geworden en getuigt de plaatsing van het ex-libris aan den voet van het titelblad, voor | |
[pagina 216]
| |
de bescheidenheid van zijn vroegeren bezitter. Men kan dus uit het ex-libris alleen van het Bossche hs. gerust besluiten, dat het Erasmiaansche handschrift van P. Scriverius inderdaad is teruggevonden.
fr. D.v. A. |
|