Begripswijziging van het woord cliché.
Het woord komt, voor zoover mij bekend, hier te lande het eerst gedrukt voor in het Penningmagazijn voor de jeugd 1836, 117; de uitvinding van de ‘kletsen of cliches’ wordt daar voor Nederland gevindiceerd en onder de werkwijze van ‘kletsen (clicheteren)’ wordt dan verstaan het gips-stereotypeeren van houtgravures. Eerlang werd het begrip uitgebreid tot herhalingen ook van kopergravures en van herhalingen langs galvanoplastischen weg verkregen, wat duidelijk blijkt uit de beschrijving gegeven door Van Cleef in zijn Handboek 1844, 218 vlg. Maar hoe en waarvan ook verkregen, de cliché was en bleef het duplicaat van een vignet of een dergelijke kleine afbeelding, geschikt om in zetsel geplaatst en van gedrukt te worden. Vgl. nog Het boek der uitvindingen I, 1875, 75.
Een paar jaar later begint het begrip zich te wijzigen en wordtdecli- ché het voorwerp om er een prentje of een plaatje van af te drukken, onafhankelijk van de overweging hoe dit drukblok gemaakt is en van de vraag of het een origineel dan wel een herhaling is. De natuur van 1882, 105 sprak reeds in dien zin van ‘relief-gravures of cliché's, de Technischewenken voor den boekdrukker 1900, 23, 76, 91, 134 doet eveneens, en het is thans in onze vakliteratuur de gewone beteekenis geworden: de cliché is de prent, zoowel de afdruk als het voorwerp, waarvan gedrukt wordt, onafhankelijk van de overweging of dit voorwerp al dan niet een duplicaat, een houtgravure of een mechanische reproductie (zinco of auto) is. Vergis ik mij niet dan is het woord echter nog beperkt gebleven tot de boekdrukkerij en behoort het niet tot de vakwoorden der steen- of lichtdrukkerijen.
Dezer dagen zag ik wederom een nieuwe uitbreiding aan het woord gegeven. Op een aanplakzuil der
gemeente Amsterdam adverteerde een firma aldus: ‘N.N. schilders, deco-