De titels van boeken en tijdschriftartikelen zijn in één alfabet gebracht op woorden, met het oog op den inhoud uit den titel zelf uitgekozen, en daartusschen zijn de schrijversnamen ingevoegd met verwijzing naar den titel. Om het gebruik van deze verwijzingen gemakkelijk te maken zijn de titels doorloopend genummerd van 1 tot 2760. Behalve op auteursnamen zijn ook op onderwerpen verwijzingen gemaakt, wat in vele gevallen noodig is, daar de titels over eenzelfde of over verwante onderwerpen niet altijd op één woord te brengen waren. Zoo zal men b.v. aan het raadplegen van het woord Paalworm niet genoeg hebben, maar ook op Zeeworm en op Zeedijken moeten zoeken.
Of het Repertorium de compleetheid nabij komt? Men zou haast twijfelen, bij een stof, waarop in ons land de aandacht zoo altijd door gevestigd is. Zouden er werkelijk niet meer dan 2760 boeken en artikelen over den waterstaat van Nederland zijn? En of deze manier van beschrijven voldoende is? Zij zou het zijn als alle auteurs een duidelijken titel wisten te kiezen. Maar er zijn glad verkeerde, onjuiste titels, zooals ‘De Middeneeuwen in Nederland’ door A.L. H. Obreen, een geschrift dat met de middeleeuwen niets heeft uit te staan, en over een zeer bepaald onderwerp handelt, maar dat naar deze methode - gelukkig met voorbijgaan van het woord middeneeuwen - alleen op het algemeene woord Nederland kon gebracht worden.
De correctie is niet volmaakt; zelfs in de vet gedrukte aanvangswoorden zijn hier en daar drukfouten. Een gekke fout is veroorzaakt door een eigenaardig pseudoniem. Een brochure over de Noordzeehaven voor Amsterdam is volgens titel 1093 geschreven door PoeΣ. Met dien eenen Griekschen letter hebben redacteur, zetter en corrector niet goed raad geweten, terwijl ze met de voorafgaande maar korte wetten gemaakt hebben. Er zal wel gestaan hebben POEΣ, en dit zal wel als Roes gelezen hebben moeten worden, maar de bewerker heeft den aanvangsletter voor een P gehouden, en de verwijzing bij de P onder dak gebracht, terwijl er nog een ongelukkige drukfout bij kwam, zoodat daar nu op ‘Penning’ volgt ‘PeoΣ’, een naam, waarover de auteur die toch iets van Grieksch afwist, wel niet gesticht zou geweest zijn. Gelukkig dat de meeste gebruikers van het boek dit eenige Grieksche woord wel niet zullen kennen.
Intusschen, zulke fouten zijn kleine bloempjes voor den criticus, maar doen aan de waarde van het boek niets af. Om hiervan een indruk te krijgen, behoeft men slechts woorden als Bemaling, Haarlemmermeer, Holland op zijn smalst, Zuiderzee op te slaan, en men ziet, ook al is men leek in het vak, wel, dat daar in een zeer beknopten vorm een heel rijke literatuur nauwkeurig wordt aangegeven.
B.