werken en andere periodieken niet wenscht te bestendigen. Door de krachtige medewerking van den vroegeren secretaris dier maatschappij, curator onzer universiteit, waren deze werken in bruikleen afgestaan.
Na herinnerd te hebben aan de woorden, welke prof. mr. H. van der Hoeven bij het overdragen van zijn rectoraat in 1902 omtrent het afstaan van die verzameling vermeldde, welke woorden van groote dankbaarheid getuigden, vervolgde spreker, dat men uit die woorden van grooten dank kan afleiden, hoe zwaar het verlies is, dat dreigt. En toch is het verlies nog veel grooter: ten eerste omdat er gedurende de 14 jaren, die sedert verliepen, alle vervolgdeelen zijn bijgekomen, maar vooral omdat de bibliotheek het eigen abonnement op vele der tijdschriften, die van 1902 af gratis door de Hollandsche Maatschappij konden worden verstrekt, heeft opgezegd. Alle die periodica zullen dus incompleet worden en hoe moeilijk het is incomplete tijdschriften aan te vullen en hoe uiterst kostbaar bovendien, kan ieder weten. Van harte hoopt spreker dat alsnog middelen kunnen gevonden worden om het zware verlies te voorkomen, dat velen te Leiden daardoor zouden lijden. Zeker is het, dat, ware te voorzien geweest, dat de boeken weer teruggevraagd zouden worden, het aanbod nooit zou zijn aanvaard.’
We zien hier in een heel sprekend voorbeeld een van de nadeelen van die bibliotheek-bruikleencontracten aan het licht komen. Te Amsterdam, waar zeer veel zulke contracten bestaan, is dwingend voorgeschreven, dat ze voor een bepaald aantal jaren moeten worden gesloten, en bij niet tijdige opzegging weer voor een gelijk getal jaren ingaan. Een plotselinge opwelling van de zijde van zulk een genootschap, om de boekerij terug te vragen, is daardoor dikwijls teruggewezen. Maar in dit Leidsche geval is de plotselinge wending van het Genootschapsbestuur wel heel onverwacht en bepaald onbehoorlijk! Wie zou bij zulk een degelijk gevestigd Genootschap als de Hollandsche Maatschappij zulk eene wisseling van inzichten verwachten? Eerst de fraaiste tijdschriftreeksen wegdoen, niet alleen door in bruikleengeving maar ook door verkoop - want we hebben prachtige serieën bij antiquaren beland gezien -, en dan opeens een zwenking: de boekerij weer zelf gaan beheeren en aanvullen; wat men aan 't gebruik van het wetenschappelijke publiek had toevertrouwd, weer terugvragen! En het verkochte - ja, betreuren dat het weg is! En kunnen degenen die in 't bewaard blijven van zulke schatten belang stellen, nu gerust zijn? Neen, over enkele jaren komt er natuurlijk weer een nieuw inzicht, misschien wordt dan alles wel stilletjes verkocht. In bruikleen zal geene openbare instelling het meer willen hebben. Het is wel jammer dat eene Maatschappij die zooveel voor de wetenschap gedaan heeft, zoo onvast is in de zorg voor haar kostbare boekenverzameling.
B.
Utrecht. - Bibliotheek van de Levensverzekering-maatschappij ‘Utrecht’. - Van deze buitengewoon rijke vakbibliotheek verscheen de 7e uitgaaf van den catalogus: Catalogue de la bibliothèque de l'Utrecht, Utr. J.v. Boekhoven 1916. Het is nu een boek van 722 bladzijden geworden, waarvan 664 voor den catalogus zelf, de verdere voor het alfabetische register.
De verzameling is des te belangrijker, omdat ze geheel aan het levensverzekeringsvak gewijd is. Wel zijn er juridische, mathematische en medische afdeelingen van vrij grooten omvang, maar deze bevatten toch vrij wel uitsluitend boeken, die rechtstreeks met de verzekering in verband staan. De hoofdafdeelingen zijn: A Ouvrages généraux, wel te verstaan over levensverzekering biz. I-147; B Compagnies d'assurance 148-234; C Contróle et monopole d'état. D.E. F. de reeds genoemde afdeelingen, verder Mortalité, Statistique, Economie politique enz. De hoofdafdeelingen zijn in weinige onderrubrieken gesplitst en in elke van deze zijn de titels - op schrijversnaam of eerste substantief-alfabetisch geplaatst.
Deze rangschikking heeft hare voordeelen: men behoeft niet in fijnere systematische indeeling te vervallen en brengt toch het bijeen behoorende samen, en men kan in de afdeelingen een werk waarvan men den titel kent, vlug vinden. Weet men niet dadelijk, in welke afdeeling te zoeken, dan helpt het register. Om de voordeelen van de rangschikking te zien, kan men b.v. de af-