| |
Varia.
Een dichterlijk Boekenminnaar.
Erycius Puteanus, geb. te Venlo in 1574, later professor en kasteelheer te Leuven, was een liefhebber van boeken. Hij schreef werkjes over het groote nut van een goed gebruik der boeken, bezat een zeldzaam rijke verzameling van brieven, door geleerden en staatsmannen van verschillende landen aan hem geschreven, en had zelfs het genoegen de aartshertogen in zijn schoone privaatbibliotheek rond te leiden. Ook in zijn Epigrammata verzweeg hij volgens Van Even (Louvain dans le passé et dans le présent, Louvain 1895, p. 574) zijn liefde voor het boek niet.
Tot bewijs haalt de stadsbeschrijver de volgende aardige vergelijking van onzen landgenoot aan:
Boeken set ik tegen gheldt:
Nutter leest men als men telt;
Weynigh boeken, rijck verstandt;
Geldt met hoopen, stijve handt.
Al gloeien deze regels niet van dichtervuur, zoo zal men toch niet gemakkelijk een passender opschrift vinden voor een bibliotheek, openbare leeszaal of boekwinkel.
fr. D.v.A.
| |
M.C. Nieuwbarn O.P. †.
17 December 1915 is te Arnhem in het S. Elisabeth's gasthuis overleden pater M.C. Nieuwbarn O.P. sedert 1893 leeraar in de humaniora aan het S. Dominicuscollege te Nijmegen. De overledene had een aangeboren kijk op de typografie van het boek en trachtte, met succes, daarvan te doen blijken in zijn geschriften voor zoover hij daarop invloed kon uitoefenen. Door verdeeling en verhouding, door kleur en lijn, door optisch regel- en spiegelverband trachtte hij op zijn wijs de schoonheid van de simpele doodgewone boeknijverheid te bevorderen. Niet in de eerste plaats door versiering, wel daarentegen in de richtige toepassing van de zetkunst en het vormen-omslaan zag hij heil en dat hij daarbij op heel veel moeielijkheden moest stuiten vooral in den beginne, toen hem de beginselen der typografie en de vaktermen niet goed bekend waren, ligt voor de hand. Intusschen zijn streven verdiende volle waardeering en al heeft hij niet veel naam gemaakt in de eigenlijke boekdrukkerijwereld, zoo is niettemin nu bij zijn verscheiden een enkel woord van goed gemeende hulde aan zijn bedoe- | |
| |
ling hier zeer zeker op zijn plaats.
Zijn laatste werk was:
Handboek der liturgie van het kerkelijk jaar. Leiden, fa. J.W. van Leeuwen 1915.
‘Dit werk, schreef pater De Groot mij, verscheen toen de auteur reeds op zijn ziekbed lag. Het had hem veel moeite gekost om den drukker alle détails voor zijn uitgave te beduiden. De majuskels moeten volgens teekening van Bilderdijk zijn. Voor het concept der stempelband-teekening schoten hem de krachten te kort; hij moest dit den uitgever overlaten, maar diens ontwerp kon hem geenszins bevallen.’
Nieuwbarn was 17 April 1862 te Rotterdam geboren. Slechts éen keer mocht ik hem ontmoeten, toen hij mij iets kwam vragen over mijn orgelstudies. De brug, die ik mij gevleid had dat dit zou zijn om te komen tot boekbespreking, bleef jammer genoeg onvoltooid; zijn werkzaamheid verslapte door ziekelijkheid en eindelijk ging het lampje uit, maar niet, ik houd er mij van overtuigd, zonder een nog lang lichtend schijnsel na te laten.
J.W.E.
| |
Friesche Bibliografie, en de voortgang van de beoefening van het Friesch.
In De Vrije Fries is indertijd eene bibliografie van uitgaven in en over het
Friesch gegeven, eerst over de jaren 1901 tot 1904 door T.J. de Boer, daarna voortgezet tot 1910 door Mej. R. Visscher. Voor het Selskip for Fryske tael- en skriftenkennisse hebben nu de heeren S.v. d. Burg te Makkum en P. de Clercq te Veen wouden deze opgaaf systematisch geordend in een afzonderlijke brochure: Lyst fen de Utjeften yn en oer it Frysk for skynd yn 1901/10, Printerij, firma v.d. Spoel & Co. te Grou. Het boekje heeft 29 bladzijden, de stof is ingedeeld in 14 rubrieken, de Voordrachten en Tooneelstukken zijn het talrijkst. Dit is niet meer dan natuurlijk; het in eere houden van de Friesche taal moet uitgaan van de burgerij zelf, van de bewoners der Friesche steden en dorpen.
Dat daar een opgewekt leven is, dat er in steeds ruimer kring meegedaan wordt aan de taalbeweging,
blijkt duidelijk uit de uitgaven van het Selskip. Eene daarvan, een nog
bescheidener boekje dan de Lystvan Utjeften is van heel bijzonder belang. De titel luidt: Koarte oanwizing by de punten fen studzje, hokker yn de opropping fen 191 esfh. neamd binne for hjardy't in biwiis feu bikwamens for it lesjaen yn Frysk op folksskoallen bihelje wolle. Deze lange titel geeft wel de aanleiding tot het samenstellen van het boekje aan; het hangt samen met de organisatie van het onderwijs in de Friesche taal, ook al door eene commissie van wege het Selskip georganiseerd. Maar men ziet in den titel niet, welk een belangrijke opgaaf van historische feiten hier op de bladzijden 5 tot 15 gegeven wordt. Men kan er jaar voor jaar de opkomst en de voortgang van de beoefening van het nieuw-Friesch volgen. Het begint terecht met 1823, toen de ‘broerren Halbertsma’ met hun Rimen en Teltsjes voor den dag kwamen; maar wat de samenstellers mag bewogen hebben bij deze vermelding eenigszins omslachtig mee te deelen, dat de Halbertsma's nog niet het spellingsysteem volgden, dat men later heeft aangenomen, en dat ze nog buiten de taalbeweging van na 1844 stonden, is onbegrijpelijk. Dit spreekt van zelf, en doet aan de zeer groote beteekenis van hun werk niets af. Dan volgt in 1827 de oprichting van het Friesch Genootschap, in 1833 de verschijning van een tooneelstuk in het Noordfriesch, in 1834 het werk van Richthofen, in 1844 de oprichting van het Selskip, in 1844 het tijdschriftje Iduna, van 1860 af de voordrachten van Waling Dijkstra
| |
| |
en zoo voort. Omstreeks 1900 begint na een tijd van verslapping, samenvallende met den economischen achteruitgang in Friesland, een nieuwe krachtige opleving, die zich ook buiten Friesland uitstrekt, en telkens ook in verbinding treedt met de Noordfriesche eilanden. In 1900 wordt op de wenschelijkheid van een Friesche bijbelvertaling gewezen, in 1906 op de behoefte aan Friesch onderwijs, in 1908 wordt een Christlik Selskip naast het algemeene opgericht, in 1912 volgt de stichting van een Eilánsfryske Skriftenforiening. En dit alles loopt volstrekt niet dood; er is een Onderwijsfonds, er zijn al verscheidene vertalingen van bijbelboeken, er wordt gepreekt in het Friesch, en deze preeken worden gedrukt. Een preek van Ds. Bakker over Joh. 14, 8 in de Groote Kerk te Franeker gehouden op 17 Mei 1914 is met een tweetal Friesche voordrachten van hem onder den titel Ut it iepen finster bij Westerlaan te Dronryp gedrukt, een preek van Ds. Wumkes over Mozes's dood, te Tsjum gehouden op 3 Jan. 1915, verscheen bij Osinga te Sneek (priis in dûbeltsje), en de eerste Friesche preek buiten Friesland, op den Friezendag te Utrecht op 5 April 1915 gehouden door Ds. Sjoerd Wartena weder bij Westerlaan.
Deze laatste boekjes staan natuurlijk nog niet in de Lyst, de feiten nog niet in de Koarte oanwizing; ze zijn zeker door Mej. Visscher en door den ‘Skriuwer’ van het Selskip, P. de Clercq, al met veel meer aanteekeningen voor de latere vervolgen op beide werkjes opgeteekend. Op de Bibliografie kan nu over de verloopen 5 jaren al weer een vervolg worden gegeven. Mocht er op de Oanwizing een komen, dan zou ik tegelijk eene aanvulling willen aanbevelen. Ik mis de vermelding van de opneming van het Friesch onder de aan onze Hoogescholen onderwezen vakken; trouwens den naam van F. Buitenrust Hettema zie ik in de Oanwizing nergens. Ik hoop, dat dit toeval is; persoonlijke overwegingen behooren in een werkje van dien aard geen invloed te hebben.
C.P. Burger Jr.
| |
Een vraag over alfabetische rangschikking van titelwoorden.
Zoudt U mij ook kunnen inlichten of, bij alphabetische rangschikking, titels als: ‘Het Koloniaal Instituut’, ‘Het Katholiek Nederland’ in de praktijk onder de K gerangschikt worden of respectievelijk op I en N.?
Bij voorbaat dank. Hoogachtend
L.C. Kloos.
De Redactie voelt zich door deze vraag ten zeerste vereerd; de steller die zelf midden in de catalogiseeringspraktijk staat, hecht klaarblijkelijk waarde aan hare meening over eene vraag, waarop zijne eigene ervaring hem geen stellig antwoord geeft. Zij moet echter bescheiden verklaren, dat ze hiermede ook al niet verder kan komen dan de vrager zelf.
In de catalogusregels, zooals die voor enkele jaren na gemeenschappelijk overleg zijn geformuleerd op grond van de praktijk in onze bibliotheken en leeszalen, wordt het onderwerp in § 23 behandeld - zie Het Boek 1912 blz. 107 - en daar blijkt, dat juist op dit punt geen eenvormigheid bereikt is. Van ouds geldt in onze groote bibliotheken de regel, die al door Tiele geformuleerd is: het eerste substantief, dus resp. Instituut en Nederland, vooraan. ‘Daarentegen worden in de meeste leeszalen anonieme werken geplaatst op het eerste woord van den titel na het lidwoord, b.v.: Nieuwe Gids, De; Haagsche Bosch, Het.’
| |
| |
De voorstanders van deze leeszaal regels kunnen zich deels op buitenlandsche voorbeelden beroepen, deels op eene eigenaardigheid in het menschelijk geheugen; een onbevangen persoon, aan wien men de vraag voorlegt, zal vaak ‘vinden’ dat Nieuwe Gids als het ware één begrip vormt en dat het heel natuurlijk is, het op de N te zoeken.
Wanneer men echter tracht deze op 't eerste gezicht zoo juiste redeneering op een aantal titels toe te passen, dan verliest ze hare aantrekkelijkheid. Bij een titel als het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap wordt het al voelbaar dat deze geheele sleep van woorden niet meer één natuurlijk geheugen-object kan vormen, en dat het eerste woord er al te onbeduidend is. En dan verkiest men allicht weer onze oude bibliotheekpraktijk, die de Nieuwe Gids bij de Gids brengt, en dus de twee titels die historisch en logisch bij elkaar behooren, ook bijeen laat.
B.
| |
Curiosum.
Proefschrift voor de Leuvensche universiteit, uitgegeven te Cambridge, geschreven in 't Frans, auteur een Chinees: Le régime des capitulations et la réforme constitutionelle en Chine. Thèse de doctorat.. par Louis Ngaosiang Tchou. Cambridge, 1915. (Université catholique de Louvain.)
| |
Onbevredigende titelbladen.
Kort achter elkaar kreeg ik in handen: Juliana Rockox. Roman uit den tijd der Nederlandsche Renaissance door Rudolf Heubner. Leiden, Sijthoff, z.j. - George Washington door Marjorie Bowen, 's Gravenhage, Daamen, z.j. - Karl Gjellerup, Reif für das Leben. Jena, Diederichs, 1916.
Bij onderzoek blijkt dat het eerste boek vertaald is uit het Duits, en het tweede uit het Engels. Gjellerup is een Deen, dus ik heb sterk vermoeden dat ook hier het woord vertaald vergeten is op het tietelblad.
C.H.E.W.
|
|