Gesamt-Zeitschriften-Verzeichnis. Herausgeg. vom Auskunftsbureau der deutschen Bibliotheken. Berlin, Kgl. Bibl. 1914.4o.
Het boek, ruim een jaar geleden onder bovenstaanden hoogst on welluidenden, maar bondigen en zakelijken titel verschenen, is uit een practisch-bibliografisch oogpunteen werk van zeer groote waarde. Tijdschriften goed en toch beknopt te catalogiseeren is een van de belangrijkste en tegelijk een van de moeielijkste plichten van het moderne bibliotheekbeheer. Deze taak waarvan elke bibliothecaris de zwaarte voelt, drukt natuurlijk met veelvoudig gewicht op een instelling als het Berlijnsche Auskunftsbureau. Het spreekt van zelf dat men daar, afgescheiden van den algemeenen boeken-catalogus in de practijk zelve een algemeenen tijdschriften-catalogus heeft gevormd, en het ligt ook voor de hand, dat men die door den druk onder ieders bereik gaat brengen. Maar hoeveel moeielijkheden komen er dan kijken! Wie met dergelijk werk vertrouwd is, weet dat wel. Wie het niet kan begrijpen neme het Gesamt-Zeitschriften-Verzeichnis, bij verkorting met drie letters G Z V aangeduid, ter hand, hij sla de Geleitworte van Prof. v. Harnack gerust over, maar leze het zakelijke Vorwort van den ‘Vorsteher’ Fick met de erop volgende Er läuterungen.
Naast den aan het Bureau gevormden catalogus stonden een aantal tijdschriftcatalogen van andere bibliotheken ten dienste, en daaronder eenige die reeds de tijdschriften van eene grootere groep bibliotheken behelsden. Daaronder kwamen die van München en Straatsburg op den voorgrond, en de taak stelde zich feitelijk als eene combinatie van deze drie lijsten met invoeging van gegevens door de andere Duitsche bibliotheken verstrekt. Maar de combinatie reeds van de twee voornaamste lijsten, de Berlijnsche en de Münchensche, bracht de grootste moeielijkheden. Vooreerst: wat op te nemen en wat niet? Tal van periodieken van zuiver zakelijk en lokaal belang niet. Ook niet couranten, verslagen, adresboeken, spoorboeken enz. Gaat men echter al die groepen precies omschrijven, dan nemen de onzekere gevallen schrikbarend toe, en ten slotte wordt het niet een consequente behandeling, maar een aanhoudend schipperen om ten minste eenigszins tot elkaar te komen. En soortgelijke, maar ook weer nieuwe moeielijkheden geven de buitenlandsche tijdschriften, waarvoor ten slotte de grenzen van opneming soms nog iets ruimer genomen zijn dan voor de Duitsche. Hoe met de vervolgwerken? In Berlijn had men die minder ruim in de tijdschriftenlijst opgenomen dan te München, en zoo staan er nu nog vele als te München aanwezig vermeld, hoewel Berlijn ze ook heeft.
Bij de rangschikking komen natuurlijk weer tal van kwesties, die we hier ook wel kennen. In 't algemeen komt het Duitsche stelsel heel dicht bij ons Amsterdamsche. Met de Congres-uitgaven is men daar ook - en wel uit dezelfde practische noodzakelijkheid - tot hetzelfde stelsel gekomen als wij: het woord Congres voorop, waaronder dan de titels der afzonderlijke congressen, die in de verschillende talen heel anders luiden, worden samengevat. Maar hierbij geeft de grillige, overdreven patriottische Duitsche spelling een nadeel; men schrijft Kongress met een K, waardoor men zich van de spelling in alle andere talen verwijdert, en als er geen Duitsche titel is, fabriekt men er zelf een, die dan met geen werkelijken titel overeen komt - een stelsel dat m.i. niet aan te bevelen is. Maar we zullen al die verdere kwesties hier niet bespreken, en alleen nog even wijzen opde uiterst beknopte manier, waarop met cijfers en enkele letters eeni-