Het Boek. Jaargang 4
(1915)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.Amsterdam. - Universiteitsbibliotheek. - Verslag over het jaar 1914. In het begin van het jaar kwam dadelijk de ontvangst en opstelling van de boekerij van wijlen mr. N.G. Pierson aan de orde, waarover reeds in het vorige verslag het een en ander is meegedeeld. (Zie Het Boek III 75, 269). Allereerst moest voor de in de ‘Conservatorenkamer’opgestelde handschriftenverzameling eene nieuwe plaatsing worden gevonden. Zij kreeg eene vrij goede opstelling in het magazijngebouw, en wel in het door hekken afgesloten gedeelte; veel zorg en overleg was noodig, opdat de oude nummering, waarnaar doorgaans in de catalogussen verwezen wordt, dienst zou kunnen blijven doen. Ook voor een deel van de oude handschriftkasten - de grootste moest als onbruikbaar worden verwijderd - werd eene nieuwe plaatsing gevonden; ze zouden in de zoogenaamde oude studiezaal dienen om de brieven-verzameling, die tot dusver op open rekken was geplaatst, te bergen. De overplaatsing maakte echter zeer omvangrijke herstellingswerken noodig: vloer, balken en muur moesten gedeeltelijk vernieuwd of hersteld worden, wat met de daarop volgende werkzaamheid van schilders en behangers, een langen tijd van drukte, last en gedeeltelijken stilstand in het werk bracht. Het eindresultaat was in twee opzichten eene groote verbetering: de handschriftencollectie staat nu in het brandvrije gebouw, de brieven zijn in gesloten kasten achter glas geborgen. In de Pierson-kamer zelf moest ook alles vernieuwd worden; schilders, stukadoors en behangers gaven aan het vertrek een geheel ander aanzien; een nieuw vloerzeil werd gelegd en nieuwe gordijnen aangebracht, en daarna konden de monumentale kasten worden geplaatst. Mej. C.R. Waller gaf eene fraaie gaskroon en een tafel en stoelen - alles uit Mevr. Pierson's nalatenschap - ten geschenke. De boeken werden, door de zorg van de firma Nijhoff overeenkomstig de vroegere opstelling verpakt, ontvangen en zooveel mogelijk in dezelfde orde weer in de kasten gezet. Spoedig werd de catalogiseering ter hand genomen, waarbij een catalogus, door Mr. Garrer voor Mevrouw Pierson gemaakt, goede hulpdiensten deed. Het plan is, zoo spoedig mogelijk van deze verzameling een afzonderlijken catalogus in het licht te geven; met het oog daarop scheen het onnoodig de boeken in het gewone journaal te laten inschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook overigens vloeiden de aanwinsten rijkelijk toe; van de nieuw ingeschreven boeken behoort een groot getal tot de verzameling-Wybrands, reeds in het vorige verslag vermeld; wat van de collectie-Sillem niet reeds vroeger was afgedaan, werd nu ingeschreven. Voorts eene groote verzameling boeken, tot dusver als behoorende bij de Suasso-collecties in het Stedelijk Museum bewaard, en nu, omdat ze daar geen nut deden, aan onze bibliotheek overgedragen. Van het Stedelijk archief kregen we eene collectie dubbelen, waaronder het een en ander, dat hier eene gewenschte aanvulling bracht. Grootere of kleinere partijen boeken kregen we als gewoonlijk van eenige hoogleeraren, de hh. Van Hamel, Sissingh, Jitta, Kohnstamm, voorts van de heeren Theunisse en van der Werff. Bovendien als altijd tal van enkele werken, door de schrijvers of bewerkers ten geschenke gegeven. Als belangrijke aanwinst van bijzonderen aard verdient vermelding de onverwachts aan het licht gekomen tweede uitgaaf van Nicolaes Witsen's bekende werk over scheepsbouw. (Zie Het Boek III 81 v.). Daar het een bij uitstek zeldzaam boek gold, was de prijs zeer hoog gesteld, en werd de aankoop eerst mogelijk doordat de heeren J.W. IJzerman en W. Nijhoff elk een deel van het bedrag voor hunne rekening namen. Het is aangenaam, tegelijk met al deze giften aan onze bibliotheek in 't algemeen belang gedaan, ook te kunnen vermelden, dat onzerzijds weer andere nuttige instellingen konden geholpen worden. Aan de boekerij van de nieuw opgerichte Handelshoogeschool, die onder het bestuur van onzen vroegeren conservator Dr. T.P. Sevensma wordt georganiseerd, konden door mij een vrij groot getal boeken worden afgestaan, sinds jaren van verschillende zijden tot mijne beschikking gesteld om ze òf tot aanvulling van onze bibliotheek òf tot nuttige plaatsing elders te doen dienen. Voorts werd in overleg met den Hoofdcommissaris van politie een stel kleine bibliotheekjes ingericht, om te circuleeren in de politie-wachtlokalen hier ter stede; de daartoe noodige boeken verstrekte de in een vorig verslag vermelde Tusschenschoolbibliotheek. Na circuleering komen ze bij ons terug en kunnen wellicht met der tijd weer dienen voor de op te richten openbare leeszaal. Voorts wordt vermeld de vervanging van Dr. T.P. Sevensma als Conservator, door Dr. Bertha M. v.d. Stempel, en de ontdekking van een Vondelhandschrift, door ons reeds vroeger medegedeeld (III 75, 409; IV 49 v). De werkzaamheid van de andere conservatoren ging geregeld door. De heer Mendes da Costa kon door merkbare vooruitgang in krachten, weer geregeld aan de Bibliotheek zijn werk komen doen, zoodat de groote brievencatalogus - deel IV van den handschriftencatalogus - de voltooiing steeds meer nadert. De heer Montijn arbeidde gestadig voort aan den grooten systematischen catalogus; hij werd door de inrichting van de Piersonkamer uit zijn rustige werkvertrek verdreven, en moet zich nu behelpen op een niet zeer geschikte bovenkamer - een van de toenemende aanwijzingen dat onze gebouwen al te ondoelmatig zijn om nog lang te kunnen dienen. De aankoop van boeken ging geregeld door. Die van nieuwere boeken geschiedde op de reeds vroeger geschetste wijze in overleg met de daartoe aangewezen vertegenwoordigers van de faculteiten en de Kamer van Koophandel. De ruimer dan vroeger beschikbare geldmiddelen maakten, dat in vele richtingen meer tot bevrediging van de vakmannen kon worden gekocht. Voor het Engelsch reikten de middelen echter niet toe om de standaardwerken, door den nieuwen hoogleeraar noodig geacht, te koopen, zoodat hiervoor, evenals voor de vakken van de andere nieuwe professoraten in een vorig jaar geschied was, een extra-krediet zou worden gevraagd. De druk van de nieuwe titels en de invoeging van de gedrukte titels in de groote catalogussen geschiedde naar de vaste daarvoor geldende regels. Ook het opplakken van een stel oudere titels voor den nieuw op te stellen catalogus werd met kracht voortgezet; de heer De Man, theol. docts., verleende vrijwillig zijn hulp door het invoegen van titels en het maken van de noodige verwijzingen, zoodat er uitzicht begon te komen op de eindelijke opstelling op het bovenportaal, dat hiervoor reeds in gereedheid werd gebracht, en van ameublement en verlichting voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens wordt melding gemaakt van de voorbereiding van de bijbeltentoonstelling bij gelegenheid van het eeuwfeest van het Nederlandsch Bijbelgenootschap (zie Het Boek III 336 v.). In de openingsrede op 17 Juni werd er met recht de nadruk op gelegd, dat de tentoonstelling ook een beeld gaf van den rijkdom der Nederlandsche boekerijen, en we mogen dit wel nader specificeeren, door er bij te voegen, dat juist de rijkdom van onze Rosenthaliana en van de Universiteitsbibliotheek zelve er zeer krachtig aan het licht kwam. Voor het einde van Juli was de tentoonstelling gesloten en de omvattende arbeid van het terugzenden en op de plaats brengen van al de inzendingen geëindigd. Onmiddellijk daarop volgde het uitbreken van den oorlog, die als overal, zoo ook in onze bibliotheek een zeer ernstige stoornis, en in vele opzichten stilstand en achteruitgang bracht. Twee van onze amanuensissen en de leerling Molenaar werden tot krijgsdienst opgeroepen. Dat de bibliotheek niet gesloten behoefde te worden, lag deels aan het feit, dat sommige afwezigen vóór den afloop van hun verlof terugkeerden, en dat het bezoek op eens zeer schaarsch werd. Gelukkig was kort tevoren een tweede jeugdige leerling, W.C. Kok, aangesteld, die nu op eens bijna alleen voor de taak van het halen en wegbrengen van de boeken stond. Toen dan ook in September het bezoek weer toenam om geleidelijk tot op en boven de gewone drukte te stijgen werd het noodig door tijdelijke hulp te voorzien, en zoo werd eerst een tweede jongmensch voor het boekenhalen, daarna eene jongedame voor hulp bij het bureauwerk, in tijdelijken dienst genomen. Ook voorden kacheldienst moest, daar onze oude stoker ons verliet, een helper worden aangenomen; de aanstelling van een vasten bediende voor dit en ander werk, waarvoor reeds een post was uitgetrokken, werd nog eenigen tijd uitgesteld. Ook de boekenaankoop moest gestaakt worden; de uiterste zuinigheid werd voorgeschreven, en zoo werd ten slotte ten bate van de Stedelijke schatkist, maar zeer ten nadeele van het lezende en studeerende publiek voor bijna ƒ 4000 minder gekocht dan waarop gerekend was. Van de extra-aanvraag voor de noodige Engelsche werken kwam natuurlijk niets. Ook op de nieuwe begrooting werd zeer belangrijk besnoeid; in 1915 moet nu ƒ 5000 minder worden uitgegeven dan reeds uitgetrokken was, en ook de bedragen voor zoogenaamde seminaarbibliotheken werden geschrapt, en een bescheiden voorstel tot personeel-uitbreiding werd ter zijde gelegd. Een en ander brengt natuurlijk in den eerstkomenden tijd stijgende moeilijkheden. Niet beter staat het met het bouwplan; de magazijnaanbouw bleef rusten, en zoo komen we weer dagelijks voor de moeilijkheden die we uit eene vroegere soortgelijke periode reeds kenden, maar die nu, met het zoozeer toegenomen bezoek, en het zoo geheel gevulde voorgebouw, wanneer de nieuwe ruimte langer op zich laat wachten, bijna onoverkomelijk zullen worden. Het grootere bouwplan is onder deze omstandigheden natuurlijk nog niet ter hand genomen, al voelen we ook het onvoldoende van de inrichting onzer gebouwen steeds sterker. Geen behoorlijke entree, geen voldoende jassen- en rijwielberging, geen ruimte voor de catalogus-opstelling, geen voldoende leeszaal voor het groote publiek, geen behoorlijke studiezaal met gelegenheid voor vakopstelling, en geene werklokalen voor onze eigen werkers. Een en ander uitvoeriger te bespreken zou nu geen nut hebben. Voorloopig kan hiervoor naar de beide vorige verslagen verwezen worden, en als er betere tijden aanbreken zal een volgend verslag op nieuw op deze groote levenskwestie van onze bibliotheek moeten ingaan.
De Bibliothecaris, C.P. Burger Jr. De bezoekstatistiek, als altijd aan het verslag toegevoegd, deelden we reeds woeger mede (IV 46); die van de aanwinsten volgt hier. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanwinsten van de Bibilotheek over 1914.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen. - Stedelijke volksboekerijen. - Het Nieuwsbl. v.d. boekh. ontleent aan eene mededeeling van den onderbibliothecaris der stedelijke volksboekerijen te Antwerpen opgaven over de lectuur aldaar in de laatste maanden. Uitgeleend werden in de maanden Januari tot Juli van het vorige jaar 108.323 boeken, in dezelfde maanden van dit jaar 242.321. Van de uitleeningen in het hoofdlokaal gedurende Juli 1915 geeft hij dit lijstje:
Leeuwarden. - Provinciale bibliotheek. - De aanwinstenlijsten van de Provinciale bibl. over 1913 en 1914, aansluitendeaan de vroeger (jaarg. III 43) door ons vermelde, vullen elk 44 bladzijden. Zij zijn met de gewone zorg en nauwkeurigheid opgemaakt, en zijn weder belangrijk van inhoud. De rangschikking, zeker moeilijk te veranderen in een eenmaal aangenomen systeem, is behoudens een klein Aanhangsel dat een waar mengelmoes is, logisch en eenvoudig: 3 algemeene, 10 vakrubrieken en eene afdeeling Handschriften. In elke rubriek een alfabetische orde naar auteursnaam en eerste substantief, hier en daar met doelmatige verwijzingen. Tijdschriftjaargangen staan op het alfabet tusschen de boeken in. Eene eigen afdeeling vormen de genootschapswerken, op de namen der genootschappen gerangschikt, met uitvoerige aanwijzingen over den inhoud waar dat noodig is. Over Friesche letteren vindt men de titels afzonderlijk, Friesche geschiedenis is niet van de Nederlandsche gescheiden. Onder geschiedenis vindt men (1913) een Verzameling geschriften betreffende de regeeringsgeschiedenis enz. van Friesland, 1644-1870, in eene portef. 8o, bestaande uit 13 stukken uit de aangegeven, meer dan 2 eeuwen uiteenliggende, jaren; of het gedrukte of geschreven stukken zijn, is niet aangegeven. Onder de Handschriften zijn nog belangrijke stukken uit de nalatenschap van Eekhoff vermeld: een opgaaf van pseudonymen die Van Doorninck niet geeft; de correspondentie over de oude stedenkaarten van Van Deventer, dat allerbelangrijkste werk, door Eekhoff herkend, die hier juister zag dan Frederik Muller; en eene verzameling brieven van Friesche geleerden, waaronder Ubbo Emmius (1622) en Bogerman (1594). De Buma-Bibliotheek, die in de Provinciale bibl. is opgenomen, maar een zelfstandige vak-boekerij is voor classieke letteren, gaf een zesde en een zevende vervolg op haar Catalogus, loopende over de jaren 1907-1912 en 1913, het eerste gedateerd van 1915, het tweede reeds van 1914, resp. van 148 en 46 bladzijden; onlangs volgde reeds weer het 8e vervolg over 1914 (29 blz.). Als gewoonlijk toonen deze catalogen een vast systeem en een geoefende hand. De oude schrijvers zijn vet gedrukt, de moderne in kapitaaltjes; alle te zamen in één alfabet geschikt. Voor de beoefenaars der classieke letteren in Nederland is de bijwerking van den catalogus van de rijke verzameling over deze reeks van jaren een zeer welkome verschijning. |
|