| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.
's Gravenhage. - Openbare Leeszaal. - Kort geleden (blz. 47) gaven we eenige mededeelingen uit het verslag van de Haagsche leeszaal over 1913; nu is het verslag over 1914 verschenen, waarvan de inhoud veel belangrijker is.
Het Algemeen verslag begint met de vermelding van bezuiniging met het oog op den financieelen toestand, en van afwijzing van een aanvraag om provinciaal subsidie, en geeft verder eene beschrijving van de inrichting van lees- en schrijfzalen voor militairen. ‘Op 6 Aug. werd de hulp ingeroepen van den Commandant der Residentie, van het Gemeentebestuur en van de Burgerij. Van het Gemeentebestuur werd in gebruik ontvangen het perceel Piet Heinplein 4, met vrij gebruik van gas en water. Dit huis werd boekendepôt en weldra kwamen aanbiedingen van boeken in, als antwoord op den oproep in alle kranten. Deze boeken en tijdschriften werden per auto, fiets of kar gehaald. Er waren ruim 800 aanbiedingen, in totaal ruim 8000 boeken en 4000 tijdschriftjaargangen en ook ƒ 60.- aan contanten. Vele leeszalen werden ingericht, nl. in Ons Huis, Kurhausbar, Logegebouw Fluweelen Burgwal, Instituut Treffers en Princessroom, alles in samenwerking met het Damescomité uit het Steuncomité 1914. Ook onderwijzers maakten zich hierbij verdienstelijk. Reeds aanstonds waren ruim 50 zendingen, elk van 80 à 150 boeken en tijdschriftjaargangen naar de kazernes gezonden; door de goede zorgen van den heer Pieters werden deze een paar malen geruild. Ook werd samengewerkt met ‘Onze Vloot’ en het Algemeen Nederlandsch verbond. Later werd de hulp der Leeszaal ingeroepen voor leeszalen voor werkloozen.
De Penningmeesteresse vermeldt eene vermindering van het nadeelige saldo, maar waarschuwt voor optimistische gevolgtrekkingen hieruit: de boekaankoop is geheel stop-gezet, en dat zal misschien nog lang moeten duren. Verdere dringende uitgaven, zooals voor uitbreiding der lokaliteit en voor salarisverbetering van het personeel worden voorloopig niet eens op de agenda geplaatst; zelfs werd de reeds gehuurde woning voor den concierge, waardoor eindelijk de noodige ruimte voor een Bibliothecariskamer en voor betere berging der boeken zou vrij komen, weer tijdelijk verhuurd, omdat de tijdsomstandigheden tot voorzichtigheid manen. Voor de katalogiseering van nieuwe rubrieken der bibliotheek kon voor 1915 weer geen geld beschikbaar worden gesteld, hoe dringend noodig het ook is, door goede katalogi onze boeken tot het publiek te brengen. Al deze eischen verliezen door het wachten niets aan rechtmatigheid, integendeel, zij zullen zich steeds krachtiger opdringen, zoodat er jaren van sterk toenemende uitgaven in het vooruitzicht zijn.
Het Verslag van den Bibliothecaris wijst allereerst op de buitengewoon gestegen belangstelling, te beginnen met Augustus. ‘De oorlogsberichten trokken honderden naar de krantentafels; militairen en werkloozen, later gevluchte Belgen, hebben den weg naar de leeszaal gevonden’. Zeker heeft ook de aanschaffing van enkele buitenlandsche dagbladen aantrekkingskracht gehad. Door deze buitengewone omstandigheden was er eene stijging met 4248 bezoeken, 2179 mannen en 2069 vrouwen; maar het normale bezoek bleef zich langzaam ontwikkelen. Het totale bezoekcijfer bedroeg nu 73436
Het boekenbezit nam toe met 1745 banden, een betrekkelijk niet hoog getal. De aankoopen werden uitgesteld, maar vele geschenken kwamen leemten aanvullen en brachten doubletten van veel gelezen boeken. Over een aanwinst van beteekenis, de Muziekbibliotheek is reeds vroeger (blz. 47) hier iets meegedeeld; zij bezit thans 600 banden en leende er 317 uit.
| |
| |
Het aantal ‘lezers’ steeg van 1983 tot 2184, het getal uitleeningen van 33249 tot 36846. Het percentage van de uitgeleende ‘romans’ daalde van 60.56 op 59.42; daarentegen rezen de percentcijfers voor de rubrieken ‘Geschiedenis en Aardrijkskunde’ van 2.25 en 2.38 tot 5.37 en 4.07; een duidelijk en trouwens niet onverwacht gevolg van de uitgaaf van den katalogus dezer rubrieken in 1913. Jammer is het dan ook, dat wegens geldgebrek niet kon worden voortgegaan met deverdere katalogus-drukplannen.
Een toegevoegd verslag van de assistente Mej. Schultz deelt nadere bijzonderheden mede over de uitleening aan militairen, reeds in het Alg. Versl. vermeld. Bij deze uitleening is het romanpercentage iets lager, dat der technische werken belangrijk hooger dan bij de uitleening aan gewone lezers.
Het verslag eindigt met een noodkreet over de te kort schietende ruimte.
Rotterdam. - Bibliotheek en leeszalen der gemeente. - Verslagen over 1913 en 1914. Het loont de moeite deze beide verslagen eenigszins nauwkeurig, en in samenhang te bestudeeren.
Het verslag over 1913 vermeldt eerst de benoeming en in-functie treding (1 Sept.) van den nieuwen bibliothecaris J.A. vor der Hake, met een woord van lof aan den heer F.J. Hoogeveen voor de toewijding waarmede hij anderhalf jaar het beheer gevoerd had. Voorts werd op haar verzoek eervol ontslag verleend aan Mej. Voorhoeve en werd de heer H.A. van Velzen tijdelijk tot ambtenaar benoemd. Voor hoognoodige uitbreiding van het personeel werden voorbereidingen getroffen. In 1914 verloor de bibliotheekcommissie, die uit 4 leden van den Raad, en 3 uit de burgerij bestaat, haren secretaris Mr. G. Moll, op 20 Juli overleden, die vele jaren lid van de Commissie was geweest. In zijne plaats werd de Bibliothecaris als secretaris gekozen. De ambtenaar Van Velzen kreeg eene vaste aanstelling; op 15 Mei werden twee dames tijdelijk aangesteld, en met 15 Sept. kreeg nog een dame verlof om als volontaire voor catalogus-arbeid te helpen.
Door de personeel-uitbreiding werd het nu mogelijk den catalogus-arbeid met kracht aan te vatten. De onderbibliothecaris Hoogeveen begon met de zoo noodige omwerking van den systematischen catalogus de afdeelingen Algemeene werken en Bibliografie kwamen klaar, met Geschiedenis - de grootste afdeeling - werd een begin gemaakt. Met dezen arbeid die natuurlijk geruimen tijd zal eischen, wordt voortgegaan. De nieuwe volontaire werkte aan de afdeeling Letterkunde. De oorlog was oorzaak dat de nieuwe laden voor beide catalogi nog niet uit Amerika werden afgezonden, waardoor de invoeging van 35000 kaarten in de nieuwe catalogusladen moest uitgesteld worden. Reeds in 1913 werd besloten tweemaandelijksche lijsten van aanwinsten uit te geven; in April 1914 kwam dit besluit tot uitvoering door de verschijning van no 1 van de Mededeelingen. Op een vel druks in klein 8o formaat worden de titels gegeven, naar vast stelsel accuraat geredigeerd, met den schrijversnaam vet gedrukt voorop, in 14 rubrieken gerangschikt. De cijfers en letters die de plaatsing aanwijzen zijn achter elken titel gedrukt. Voor de plaatsing is van systematische orde afgezien, en het gewone magazijnstelsel aanvaard. De ontspanningslectuur is van de letterkunde gescheiden, in afzonderlijke kasten geplaatst, vooraan, vlak bij het bureau van uitleening; zij vormt nu ook bij de catalogiseering een eigen rubriek. De catalogi van deze afdeeling zijn in 1914 herdrukt; ze vermelden voor de centrale bibliotheek 521 Fransche, 563 Duitsche, 1122 Engelsche, 3333 Nederlandsche romans, en 703 jongens- en meisjesboeken; voor de bijbibliotheek 1156 Nederlandsche en 470 jongens- en meisjesboeken.
Voor de uitleening werd reeds in 1913 het stelsel van reçu en contra-reçu ingevoerd, dat goede waarborgen biedt voor eene veilige administratie van den boekenvoorraad. In 1914 werden nog andere veranderingen in de uitleening gebracht, zeer ten gerieve van het publiek: het bureau werd ingericht in de benedenverdieping en den geheelen dag van 10 tot 10 uur onafgebroken opengesteld. Voor de Bijbibliotheek werd de uitleening over dag, waarvan weinig gebruik werd gemaakt, gesloten, en 's avonds de openstelling uitgebreid, nu van 5 tot 10 uur. De roman-uitleening werd, zooals reeds in 1913 besloten was, nieuw geregeld, met een boekkaart en een lezerskaart, wat praktisch goed voldeed en ook in de bijbibliotheek werd
| |
| |
ingevoerd. Wat de leeskaarten betreft, werd eene goede wijziging gebracht in de statistische opgaaf: ‘Het getal leeskaarten aan de Centrale bibliotheek steeg (in 1913) tot no 15.723, aan de Bijbibliotheek tot no 3056. Om deze cijfers echter tot hun juiste verhoudingen te herleiden, dient vermeld te worden, dat steeds werd doorgenummerd en geen rekening gehouden met overlijden, vertrek enz. van lezers. Het werkelijke getal lezers was aan de Centrale bibl. 4073, aan de Bijbibl, 1934’. In het verslag van 1914 zijn wijselijk die hooge volgnummers weggelaten en alleen de wezenlijke cijfers opgegeven: Centrale bibl. 4990, Bijbibl. 1874, in 't geheel 857 meer dan in het vorige jaar.
In het laatst van 1914 werden de voorbereidende maatregelen getroffen om ook de Hoek van Holland, die nu tot Rotterdam behoort, van lectuur te voorzien, waartoe de aldaar gevestigde Vereeniging t. bev. van geestelijke ontwikkeling haar diensten aanbood, zoodat daar een tweede bijbibliotheek zal ontstaan.
Van het Leeskabinet werden in 1913 528, in 1914 585 boeken geleend; voor die instelling werden in 1913 46 introducties afgegeven, en nog 30 buitengewone voor de tentoonstelling van rariora - zie onzen jaarg. 11, 156 -, in het volgende jaar 142. In dit jaar werd ook niet de bibliotheek der Handelshoogeschool een overeenkomst gemaakt, waardoor de bibliothecaris der gemeentebibliotheek lezers bij de zusterinstelling kan introduceeren.
Wat den boekenvoorraad betreft noemt het verslag van 1913 alleen de schenking van de Encyclopaedia Britannica door de Erasmus-stichting, dat van 1914 vermeldt een toeneming met 3300 deelen, en noemt eene belangrijke schenking van Mej. A.v. Dijke: Engelsche werken, en een Rembrandtbijbel. Beide geven zeer lange lijsten van schenkers. Daarna volgen uitvoerige statistische tabellen. In die van de uitleening, ingedeeld in 30 rubrieken, bedraagt het eindcijfer in de beide jaren resp. 87708 en 65241; de vermindering verklaart zich uit de tijdelijke sluiting ten behoeve van de nieuwe opstelling. De beroepsstatistiek van de leeners is zeer sterk uitgewerkt, zoodat men nu kan zien, dat slechts ééne baker iets leende uit de Centrale bibliotheek, terwijl daarentegen de eenige doodgraver de bijbibliotheek begunstigde. Het aantal bezoekers, ook al weer afzonderlijk opgegeven voor mannen en vrouwen, voor zondagen en werkdagen, voor de centrale en de bijbibliotheek, bedroeg in totaal resp. 120391 en 137852. De lijst van couranten en tijdschriften die in 1913 zes kolommen vulde, had er in 1914 bij volkomen gelijken druk acht noodig.
Beide verslagen geven eindelijk mededeelingen over de localiteiten, die wel den indruk geven dat het nieuwe gebouw dringend noodig is. Door allerlei kleine verschikkingen wordt er nog iets op gevonden, in 1913 is de voormalige bibliothecariswoning voor binderij en boekenberging in gebruik genomen, in 1914 is nog een leegstaand perceel in de nabijheid gevonden, dat dienst kon doen, maar alles is te klein, de leeszaal al lang, het nieuwe uitleenbureau ook al weer. Het verslag over 1914 vermeldt ten slotte de aan Van Rijn gebrachte hulde (zie onzen jaarg. III 31); het is te hopen dat ook het fraaie borstbeeld - dat echter geen bril draagt, zooals de onlangs door ons afgedrukte schets (blz. 124) het voorstelde - eerstdaags in het nieuwe gebouw eene waardige plaatsing zal vinden.
Intusschen is de kans, dat dit nieuwe gebouw niet al te lang meer op zich zal laten wachten, op eens weer grooter geworden, door een nieuw voorstel van B. en W. aan den Gemeenteraad; we laten het bericht hierover volgen, ontleend aan het Nieuwsbl. v.d. boekh. van 21 April.
Met het doel om in de dringende behoefte aan verkrijging van een nieuw gebouw voor centrale bibliotheek en leesgelegenheid te voorzien, stellen B. en W. van Rotterdam, in overeenstemming met het advies van de commissie voor de bibliotheek, aan den Gemeenteraad voor, te besluiten dat met de uitvoering van het raadsbesluit van 30 Dec. 1912 betreffende den bibliotheekbouw los van de motie-Van Aalten zou worden doorgegaan. Volgens dit besluit van 1912 keurde de raad goed de stichting van een gebouw voor de centrale bibl. op het terrein van de vroegere Prinsenkerk aan de Gedempte Botersloot met dat van het aangrenzende Boterhuis, terwijl voor den bouw ƒ 400.000 beschikbaar werd gesteld, ongerekend het bedrag van ƒ 100.000, waarop de gemeente
| |
| |
door vrijgevige beschikking van een harer burgers mag rekenen. In verband met het plan tot het maken van een verbindingsweg, dat door aanneming eener motie van den heer Van Aalten was aangehouden, was ook het besluit tot bibliotheekbouw nog blijven rusten, doch thans, nu door de gewijzigde tijdsomstandigheden een doortrek, noodig voor den nieuwen verkeersweg, is buitengesloten, achten B. en W. het oogenblik daar om bovengenoemd voorstel te doen. In de motiveering zeggen zij o.m.:
Het college is er natuurlijk niet blind voor, dat het denkbaar is, dat de omstandigheden voor ons land en onze stad alsnog van dien aard zouden worden dat men noodgedrongen van het besteden van het gevorderde bedrag van 4 ton zou moeten afzien. B. en W. aarzelen intusschen niet in overeenstemming met de commissie voor de bibliotheek als hun meening uit te spreken, dat het hier niet geldt een luxe uitgaaf, maar een uitgaaf ‘die in geestelijken zin productief genoemd moet worden, als strekkende om de geestelijke en intellectueele kracht van Rotterdam's bevolking te bevorderen’, zoodat niet dan om zeer dringende redenen tot verder uitstel zou mogen worden besloten, vooral niet nu, blijkens den grooten aandrang naar de leeszaal, in de bevolking zelve een zoo sterke wensch naar ontwikkeling leeft.
Rotterdam. - Leeskabinet. - 55e en 56e verslag, uitgebracht resp. op 28 Febr. 1914 en 27 Febr. 1915. De rekening over 1913 sloot met een nadeelig saldo van ƒ 1658.91, in 1914 steeg dit tot 6088.84, de begrooting voor 1915 wijst een nadeelig saldo aan van ƒ 3658.01. Het ledental bleef stationair: 1414. Het verslag over 1913 vermeldt een 50-jarig jubilee van den bediende Kees Lassooy - op 15 Mei - die daarbij de Oranje-Nassaumedaille kreeg, voorts door particuliere inzameling eene wekelijksche bijdrage van ƒ 2.-, en toekenning van zijn volle wekelijksche uitkeering, waarvoor hij alleen dienst heeft te doen voor zoover hem dit mogelijk is.
Als belangrijke aanwinsten worden vermeld de wapenboeken van Vorsterman van Oyen en Rietstap, het muntwerk van Cohen, en de reeksen Probleme der Weltwirtschaft en Kultur der Gegenwart. Voorts verzamelingen boeken geschonken door Mr. M. Mees en den heer W.v. Rede (brochures over munt- en penningkunde).
De kaarten van de afd. Documentatie van de Kon. Bibl. zijn systematisch gerangschikt in een stalen kaartenkastje met 6 laden op de studiezaal opgesteld. Voorts worden vermeld de tentoonstelling van rariora en het daarvan gegeven aardige catalogusje (zie onzen jaarg. II 156) en de catalogus 1813 (ib. blz. 350).
In het gebouw werden eenige noodige verbeteringen aangebracht. Aan de damclub Constant werd voor één avond in de week het gebruik van de spreekzaal afgestaan. Aan de studenten van de Handelshooge school werd tijdelijk toegang verleend, en ook faciliteiten ten aanzien van het gebruik van de spreekzaal, waarbij echter voor de belangen der leden - inzonderheid der schakers - gewaakt werd. Het contract met de gemeente werd verlengd, en door de gemeente-bibliotheek werd een toenemend gebruik van de boeken gemaakt: 646 werken.
Natuurlijk hield de Hoofdcommissie zich voortdurend met de vraag bezig wat de toekomst der instelling zal zijn, en zij meent dat deze in elk geval behouden moet blijven en een centrum moet worden voor de intellectueele beweging die zich juist in den laatsten tijd te Rotterdam openbaart. In verband hiermede zijn er zelfs grootere en kleinere verbouwingsplannen in overweging, waartoe enkele aangrenzende panden deels rechtstreeks deels door een bevriende combinatie zijn aangekocht.
In 1914 werd een nieuw collectief contract aangegaan met de Rotterdamsche Studenten-studievereeniging, ter vervanging van dat met de Handelshoogeschool; een dergelijk ook met de firma A.J. ten Hope. De verbouwingsplannen waren uitgewerkt, maar de slechte tijdsomstandigheden deden besluiten, ze voorloopig te laten rusten. Ook dit laatste verslag meldt zeer belangrijke geschenken in geld, en ook in boekwerken. Voorts een contract met de Orde van Advokaten, waarbij beide partijen zich tot getegelden aankoop van rechtskundige werken verbinden. Op ruime schaal werden vreemdelingen tot het Leeskabinet toegelaten; ook werden de te Rotterdam verblijvende officieren uitgenoodigd er gebruik
| |
| |
van te maken. De uitleening steeg belangrijk: 18902 deelen.
In het Leeskabinet werden een paar maal lezingen over onderwerpen van algemeen belang gehouden. Een tijdlang werden een 200-tal vluchtelingen uit Antwerpen in de Spreekzaal en Bestuurskamer geherbergd.
Rotterdam. - Nederlandsche Handelshoogeschool. - Aan het eerste jaarverslag der Ned. Vereen. v. hooger handelsonderwijs te Rott. (1913-1914) ontleenen wij de volgende mededeelingen overde Bibliotheek en het Economisch archief.
Ten einde den studenten gelegenheid tot kennisneming van boeken en tijdschriften te geven, werd tot eind Januari, dank zij de bereidwillige medewerking van het Hoofdbestuur van het Leeskabinet, een leeszaal ingericht in de groote benedenzaal dier instelling. Daar het Bestuur van het Leeskabinet deze regeling niet bestendigd wenschte te zien en tevens deze inrichting ten eenenmale onvoldoende was, werd tegen Februari 1914 van de Maatschappij Kosmos gehuurd een deel van het pand Gelderschekade 21b, waarin de bibliotheek werd gevestigd, een leeszaal werd ingericht en tevens het Economisch Archief werd ondergebracht. Deze laatste localiteit werd bovendien voor het geven van oefeningen gebezigd.
Tot de stichting dezer wel is waar beperkte en zich alleen op het gebied der handelswetenschappen bewegende bibliotheek werd overgegaan omdat eenerzijds de te Rotterdam bestaande algemeene bibliotheken niet voldoende op het gebied der handelswetenschappen gespecialiseerd zijn, om aan de behoeften van het onderwijs te voldoen, terwijl anderzijds voor dit onderwijs en wel speciaal voor de daarbij plaats hebbende wetenschappelijke oefeningen het noodzakelijk geacht wordt, dat de daarvoor benoodigde boeken zich onder het onmiddellijk bereik van docenten en studenten bevinden. Al is de Bibliotheek ook uitsluitend voor het onderwijs bestemd en wordt bij den aankoop van boekwerken ook alleen daarmede rekening gehouden, zoo zijn zoowel de leeszaal als de studievertrekken voor ieder toegankelijk en worden de boeken ook aan niet-studenten uitgeleend. In het Reglement is bepaald dat de Bibliothecaris betreffende den aankoop van boekwerken overleg zal plegen met de bibliothecarissen der overige te Rotterdam gevestigde bibliotheken, welke zich eveneens op het gebied der handelswetenschappen bewegen, waardoor gewaakt wordt, dat niet onnoodig boeken zullen aangeschaft worden welke zich reeds elders te Rotterdam bevinden.
Het Economisch archief, dat eene verzameling van verslagen, berichten, particuliere bescheiden en verder bronnenmateriaal, dienstig voor de kennis van den tegenwoordigen economischen toestand van handel en bedrijf en zijn ontwikkeling bevat, staat onder leiding van een Directeur, die wordt bijgestaan door een Commissie van toezicht en advies. Het is ook voor niet-studenten toegankelijk en zal ongetwijfeld tevens voor den Handel en de Industrie, die daar vele gegevens kunnen vinden, van belang zijn.
Op 17 Februari 1914 waren in het gebouw Kosmos de eerst noodige vertrekken in gereedheid gebracht, en kon de leeszaal voor bezoekers toegankelijk worden verklaard. De gehuurde ruimte bestaat uit: 1o. beneden; lees- of studiezaal, bureau voor informatie en uitleening, en garderobe; 2o. boven; administratiekamer, reserve-studiezaaltje en boekenmagazijn benevens achterin het gebouw een vertrek voor het economisch archief. Een ruime zolder kan nog voor tijdelijke berging dienst doen. Over het verloopen studiejaar is de ruimte voldoende gebleken; zelfs kon nog gedurende enkele uren per week de administratiekamer tot het geven van colleges worden afgestaan. Naar alle waarschijnlijkheid zal dus de voor een jaar gehuurde ruimte voorloopig toereikend zijn voor de boekenbergplaats en studiegelegenheid; voor belangrijke uitbreiding is echter de geheele inrichting ongeschikt.
Tot nu toe was de bibliotheek alleen overdag van 9½-5 uur geopend; overeenkomstig het reglement zullen een 3-tal avonden per week worden vastgesteld gedurende welke de bibliotheek ook toegankelijk zal zijn. Te oordeelen naar de verzoekenvan studenten bestaat hieraan wel behoefte. Door het snel aankoopen van belangrijke boeken voorraden, en vooral ook door het goed-werkende onderling ruil verkeer der grootere Nederlandsche bibliotheken, waarin de bibliotheek aanstonds heeft deelgenomen, kon
| |
| |
reeds in het afgeloopen jaar veel gebruik van de bibliotheek worden gemaakt. Het aantal bezoeken per dag bedroeg gemiddeld 15 â 20, het hoogste aantal was 53; in de vacantie per dag gemiddeld 4 â 5. Hieronder waren ook niet-studenten, en ook enkele buitenlanders. De uitleening heeft vooral ook door den steun der andere bibliotheken behoorlijk gefunctioneerd; zoo bedroeg het getal uitgeleende werken begin Augustus 166. Gelet op het korte bestaan mag de voorraad boeken (c. 5000 deelen) en geregeld aanwezige tijdschriften (c. 230) zeker vrij belangrijk worden genoemd. Dit is in de eerste plaats te danken aan het belangrijke bedrag dat in het verloopen jaar, naar door de docenten uitgebrachte adviezen bij het aankoopen, voor de bibliotheek besteed is, maar niet minder aan de vele geschenken die de bibliotheek van verschillende zijden mocht ontvangen. In de eerste plaats moeten hier genoemd worden de verschillende Ministeries, de Provincies, verschillende Gemeenten en Kamers van Koophandel, die met de meeste bereidwilligheid van hare voor de bibliotheek belangrijke publicaties exemplaren ten geschenke zonden. Verder had de bibliothecaris van de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek de welwillendheid een groote collectie werken, waarover hem de beschikking vrij stond, af te staan. In het begin van dit jaar is in ruimen kring een circulaire rondgezonden waarin een beroep werd gedaan op de belangstelling van de handelswereld, om eene bibliotheek van handelswetenschappen samen te stellen; enkele grootere en verscheidene kleinere geschenken waren het gevolg van dit rondschrijven. Ook de Bibliothecaris der Stedelijke bibliotheek in Rotterdam stond eenige dubbelen ten geschenke af. De Directie der Nieuwe Rott. Courant toonde hare belangstelling door voor de bibl. een exemplaar van haar blad te reserveeren, dat per kwartaal gebonden wordt en goede diensten bewijst.
Behalve den Bibliothecaris, Dr. T.P. Sevensma zijn aan de bibliotheek werkzaam een juffrouw-ambtenaar die naast administratieve bezigheden voor de bibliotheek ook voor Senaat en Rector-magnificus en verschillende studie-aangelegenheden werkzaamheden verricht; een bediende die geregeld den voorraad boeken catalogiseert en een looper die eenige dagen in de week belast is met de bezorging van bij docenten circuleerende portefeuilles met tijdschriften.
De werkzaamheden aan de bibliotheek hebben geregeld voortgang. Met de systematiseering der reeds geschreven titels is een aanvang gemaakt, zoodat aan het plan om zoo spoedig mogelijk een gedrukten catalogus te doen verschijnen, binnen afzienbaren tijd uitvoering kan worden gegeven.
Als voorlooper van dezen catalogus is inmiddels in Februari 1915 reeds een lijst van tijdschriften verschenen. Zij is zoo beperkt mogelijk gehouden. Zij bevat alleen de geregeld inkomende periodieken, niet tijdschriften die opgehouden hebben te verschijnen of door de bibliotheek niet worden voortgezet. Bovendien hebben geen plaats gevonden Nederlandsche en Nederlandsch-Indische statistieken en verslagen, jaarverslagen van ondernemingen enz. in bibliotheek en economisch archief aanwezig. De indeeling is gemaakt naar de aan de Handelshoogeschool gedoceerde takken van wetenschap. Het lijstje is dan ook in de eerste plaats bedoeld voor intern gebruik. De titels zijn op de aan al onze groote bibliotheken gebruikelijke wijze geredigeerd; zij vullen 15 bladzijden.
Uit het verslag van het Economisch archief mag hier nog worden meegedeeld, dat een groot deel van het jaar verloopen was, voordat een begin kon worden gemaakt met de inrichting er van. De besprekingen met het voor kort opgerichte Economisch-historische archief te 's-Gravenhage hadden de werkzaamheden eenigszins vertraagd. In het begin van Juni was eene Commissie van toezicht en advies gevormd; eene circulaire werd opgesteld en in ruimer kring rondgezonden, en tal van maatschappijen, personen en openbare lichamen zonden daarop de aangevraagde stukken. Door den oorlog is in de toezending weer eenige stagnatie gekomen. Intusschen is reeds, ook door aankoop op boekenveilingen een zeer omvangrijk materiaal verkregen dat heel wat bergruimte en werk van beschrijving vraagt. De op de achterbovenkamer in het gebouw der bibliotheek getimmerde stellingen zijn reeds gevuld. De werkzaamheden van sorteeren, opbergen en beschrijven worden verricht
| |
| |
door een vrijwillig medewerker, die reeds zoover is gevorderddat het aanwezige overzichtelijk geordend en grootendeels beschreven is. Ook het bijeenbrengen der kleine gegevens uit dagbladen en tijdschriften zal binnenkort ter hand worden genomen.
Met het oog op dit laatste onderwerp is het van belang, eenige beschouwingen van den heer S. Muller Fz. in het Archievenblad hier weer te geven, waarin hij zich uitspreekt over de vraag wat de Handelshoogeschool op het gebied van economische archiefcollecties niet zal moeten en niet zal kunnen doen. Het eigenlijk onderwerp van zijn opstel is het Economisch-historische archief, pas in Den Haag gevestigd, dat behalve gedrukte stukken ook oude koopmansboeken wil bewaren, en voor wetenschappelijke studie beschikbaar stellen. De heer Wiersum, archivaris van Rotterdam, had de meening uitgesproken, dat oude handelsarchieven thuis behooren in de openbare verzamelingen van de steden, waar ze ontstaan zijn. Desverlangd zou hij ze nog wel willen afstaan aan de Rotterdamsche Handelshoogeschool. Hierover schrijft nu de heer Muller (blz. 93):
‘De nieuwe onderneming (d. i. het Eco.-hist. arch.) zal natuurlijk uitermate nuttig zijn als hulp voor de nieuwe Handelshoogeschool,... maar het zou toch zeker weinig doelmatig zijn, als de jonge hoogeschool het tot stand komen en het bevorderen der zaak in hare eigene hand nam. Immers zij mist vooralsnog (en zal in afzienbaren tijd blijven missen) de gelegenheid en de middelen, om de omvangrijke en kostbare onderneming krachtig en goed aan te vatten en doelmatig tot stand te brengen. Hare hoogleeraren hebben niet den tijd en de noodige voorbereiding, om een werk als dit naar eisch te verrichten; en zij hebben evenmin ambtenaren, die tijd en gelegenheid hebben, om de reizen ter opsporing van het materiaal te ondernemen, om het dan behoorlijk te ordenen en te beschrijven, en om geregeld op bepaalde tijden per week ten dienste van het publiek in de lokalen aanwezig te zijn. Dat al dit werk, in de eerste plaats ten gevalle van de leerlingen der jonge Handelshoogeschool, haar door de nieuwe vereeniging uit de hand genomen worden zal, kon aan de Senaat dus zeker niet anders dan welkom zijn.’ En op blz. 97 lezen we weer: ‘... het Economisch-historische archief, dat niet anders verlangt dan ze [de archieven] ter beschikking van de Handelshoogeschool te stellen, maar dat veel beter dan zij geoutilleerd is om ze op te sporen en te beheeren.’
Heel duidelijk en overtuigend zijn deze beschouwingen niet. Men ziet niet zoo dadelijk in, waarom van deze beide pas opgerichte organisaties de eene wel, de andere niet in staat zou zijn, zich voor een taak die ze op zich zou willen nemen, behoorlijk te ‘outilleeren.’ En in één opzicht zou zeker de Handelshoogeschool het winnen; dat er op bepaalde tijden bevoegd personeel ten dienste van het publiek aanwezig zal zijn, daarvoor zal te Rotterdam, waar het Archief met eene sterk aangroeiende bibliotheek verbonden is, zeker goed gezorgd worden.
Nutsbibliotheken. - In April verscheen het 6e nummer van het Correspondentieblad (zie onzen jaarg. III, blz. 473), waarmee volgens het opgestelde plan de reeks gesloten wordt, om tegen den herfst, den aanvang van het nieuwe leesseizoen, met nieuwe plannen en onderwerpen een vernieuwd beroep te doen op de belangstelling van de lezers. Het bescheiden blaadje, in 't geheel 64 bladzijden, schijnt wel geschikt om die belangstelling gaande te houden. In een vijftal opstellen wordt over den catalogus der nutsbibliotheken uitvoerig gehandeld. Een afzonderlijk opstel handelt nog over het annoteeren van catalogustitels, waarbij zeer terecht de catalogus van Ons huis als uitmuntend voorbeeld wordt aangehaald. Wij schreven daarover iets in onzen vorigen jaargang blz. 445, en kunnen daar nu aan toevoegen, dat het voortreffelijke boekje het werk is van den heer C.A. Steenbergen. Andere opstellen handelen over de romanlectuur in de volksbibliotheken; over het uitschot der nutsbibliotheken, d.i. boeken die verwijderd worden, en naar een centraalbureau afgezonden dat trachten zal ze nog elders nuttig te doen zijn; ook worden enkele boeken kort besproken. Aan het slot van no. 6 vindt men een bloemlezing van leesregels, voorschriften voor zeer eenvoudige lezers, kort en sprekend geredigeerd; met voldoening zien we daarbij den catalogus der bibliotheek van ‘Handwerkers Vriendenkring’ te Amsterdam als bron aangehaald, een boekje zonder
| |
| |
eenige pretentie, maar met innige liefde voor de zaak en met groote kennis van het publiek waarvoor het bestemd is, opgesteld.
De Nutscommissie voor de reizende bibliotheken gaf haar verslag over het leesjaar 1913-1914. In 1908 was men, volgens de mededeeling op blz. 31 van Niederl. Bibliothekswesen, met 25 dorpen begonnen; in 1912 werden 94 zulke bibliotheekjes rondgestuurd (bij blz. 34 van dat werk vindt men een kastje met de boeken afgebeeld); het nieuwe verslag vermeldt 105 uitgezonden bibliotheken. Over de er mede opgedane ondervinding vindt men tal van meer of minder interessante bijzonderheden, o.a. over de verschillende rubrieken van boeken, en de mate waarin elke afdeeling lezers trok. Natuurlijk werden romans en werken voor de jeugd verreweg het meest gevraagd.
|
|