Het Boek. Jaargang 3
(1914)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 374]
| |||||||||||
Pastoor Johannes Phoconius (Zwolle ± 1527 - Deventer 1560) en zijn Bibliotheek.I.
|
1. | Lexicon graecum.
Het is onmogelijk uit te maken, welk lexicon bedoeld is. Zie vele bij Fabkicius-Harles, Vi, 689 sqq. |
2. | Basilii opera greca.
Van Basilius, de bisschop van Caesarea, verscheen een Grieksche folio-uitgaaf bij Froben en Episcopius te Bazel met voorrede van Erasmus in 1532; daarna een te Venetië bij Steph. Sabius in 1535, een aanvulling van de eerste editie. In 1551 verscheen er een derde te Bazel bij Froben en Episcopius met een Grieksche voorrede van Janus Cornarius, een samenvatting van de beide vorige edities. Niet alles wat hierin aan Basilius wordt toegeschreven is van hem afkomstig. Het ligt eenigszins voor de hand, dat Phoconius, die na 't verschijnen van de laatste uitgave zijn boeken is gaan verzamelen, deze volledigste editie van 1551 heeft gekocht. Zie o.a. Jacob. Le Long, Bibliotheca Sacra (Paris. 1723), II, 628; Fabricius-Harles, IX, 12 sqq.; Graesse, I, 306 en Brunet, I, 688. |
4. | Micro presbitricon. Bedoeld wordt: Mikropresbutikon, veterum quorundam brevium Theologorum, sive Episcoporum sive Presbyterorum, aut sacri ordinis aliorum qui aut tempore Apostolorum, aut non multo post vixerunt, elenchus. Basil., Henr. Petrus, 1550. 20.
Dit boek bevat een reeks theologische verhandelingen, ten deele niet vroeger uitgegeven, van Ignatius, Polycarpus, Dionysius Areop., Justinus Mart, S. Maximus, etc. etc. Voor zoover ik heb kunnen nagaan is dit de eenige uitgave van deze bloemlezing. Het exemplaar op de Athenaeum-Bibliotheek te Deventer is niet afkomstig van Phoconius, maar van het Heer-Florenshuis. Zie Fabricius-Harles, IV, 746 en Graesse, V, 270. |
6. | Opera Theophilacti.
De verzamelde werken van Theophylactus, Bulgaarsch aartsbisschop uit de 11e eeuw, zijn eerst uitgegeven in de 18e eeuw (Bertella, Venetië, 1754-1763); we moeten hier dus te doen hebben met een verzamelband, waarin eenige van zijn afzonderlijke uitgaven zijn vereenigd. Van zijn werken, hoofdzakelijk bijbelcommentaren, zijn de volgende uitgegeven vóór 1560 en komen dus in aanmerking voor de bibliotheek van Phoconius: Commentaria in XII prophetas minores (1e ed.: Frankfort, 1534). Commentaria in IV evangelistas (1e ed.: Bazel, 1522). Commentaria in Acta apostolorum (1e ed.: Keulen, 1557). Commentaria in Epistolas Pauli (1e ed.: Rome, 1469; zeer veel edities uit de 16e eeuw, o.a. Keulen 1527 en 1531 ). Zie over zijn werken o.m. Jacob. Le Long, l.c. II, 986; Fabricius-Harles, VII, 586 sqq.; Graesse, VI, 127 sq. en Herzog, Realtencyklopädie3, XIX, 672 sq. |
7. | Antidagma cum Alphonso de castro.
In de Catalogus Bibliothecae Publicae Daventriensis, bewerkt door P.C. Molhuysen, ao. 1832, wordt onder no. 400 een verzamelband beschreven, waarin zoowel het Antididagma (ook daar staat toevallig de schrijffout Antidagma!) als het bekende werk van Alfonsus de Castro tegen de ketters voorkomt. Het samenbinden van deze werken, die wel beide tegen de Protestanten gericht zijn, maar verder zeer weinig gemeen hebben, is hoogst willekeurig; en hel zou dan ook al een merkwaardig toeval zijn, indien nog een tweede verzamelband van andere herkomst, eveneens terecht gekomen in de Athenaeum-Bibliotheek, op dezelfde wijze was samengesteld. Band 400 is dus heel klaarblijkelijk van Phoconius afkomstig geweest; thans is het boek niet meer aanwezig. Het was al verdwenen, toen in de jaren 1889-1892 de kaartcatalogus werd gemaakt. Dat de band behalve het Antididagma en Alfonsus de Castro nog twee andere werken bevatte, is, de gebrekkige catalogizeering van onze lijsten in aanmerking genomen, heel verklaarbaar. De volledige titels van deze bundel, onder no. 400, Catal. 1832 beschreven, luiden (alle in 2o): 1o. Antididagma seu christianae et catholicae religionis per reverend. et illustr. dominos canonicos metropolitanae eeclesiae Coloniensis propugnatio adversus librum quendam universis ordinibus, seu statibus dioecesis eiusdem nuper Bonnae titulo Reformationis exhibitum ac postea (mutatis quibusdam) consultoriae deliberationis nomine impressum. Sententia item delectorum per venerabile capitulum ecclesiae Coloniensis, de vocatione Mart. Buceri.... Col., Jasp. Gennep, 1544. 2o. Iudicium Deputatorum Universitatis et secundarii Cleri Coloniensis de doctrina et vocatione M. Buceri ad Bonnam. 1543. 3o. Alphonsus de Castro, Adversus omnes haereses libri XIV. Col., 1543. 4o. Controversiarum praecipuarum in comitiis Ratisponensibus tractatarum explicatio, auctore Alberto Pighio Campensi. Col., 1542. |
Het Antididagma is een strijdschrift tegen het reformatie-ontwerp, dat door Melanchton en Bucer aan Hermann von Wied, aartsbisschop van Keulen, was aangeboden en op de Landdag te Bonn van Juni 1543 behandeld was. Dit ontwerp, dat door Hermann von Wied op 't eind van 1543 was uitgegeven onder de titel ‘Eyn christlich bedencken einer christlichen Reformation’ en ook in 't Latijn vertaald verscheen, verwekte een machtige oppositie van Katholieke zijde. Namens het Domkapittel werd dan ook in de eerste maanden van 1544 een weerlegging van het geschrift uitgegeven, eerst in 't Duitsch: ‘Christliche und Catholische gegenberichtung eyns Erwirdigen Dhomkapittels zu Cöllen uff junxtem Landtage zu Bonn vorgehalten, und nun under dem Tittel eyns Bedenckens im Truck uszgangen ist’, spoedig daarop in 't Latijn vertaald door de Karmeliet Everhard Billick, onder de titel van Antididagma. Het belangrijkste aandeel in de samenstelling van de ‘Gegenberichtung’ schijnt Johannes Gropper, de bekende Keulsche tegenstander van de Reformatie, te hebben gehad. W. van Gulik, Johannes Gropper (Freib. i. Br. 1906), 99 sqq. en A. Postina, Der Karmelit Eberhard Billick (Freib. i. Br. 1901), 61 sqq. u. 143. De Sententia, achter het Antididagma gedrukt, is een verbod om te preeken door 't Keulsche Kapittel tegen Bucer uitgevaardigd; het dateert van Januari 1543. Van Gulik, a.a. O., 92 sq. Bucer verdedigde zich tegen deze Sententie in het geschrift ‘Was im Namen des hl. Evangelie unseres Herrn Jesu Christi jetzund im Stift Köln gelehret und geprediget wird’ (Maart 1543); hiertegen is No. 2, het Iudicium vanwege clerus en universiteit gericht, dat achter het Antididagma gebonden was. Het is de 2e uitgave van dit geschrift; de titel van de 1e luidt: ludicium cleri et universitatis Coloniensis de doctrina et vocatione Martini Buceri ad Bonnam. Col., Jasp. Gennepaeus, 1543. 4o De 2e uitgave, die Phoconius bezat, met de toevoeging ‘secundarii’ bij ‘cleri’ is in 2o en verscheen bij Melchior von Neusz in 't zelfde jaar. Het geschrift is zeer kort na de verdediging van Bucer verschenen; de samensteller is Everhard Billick. Zie Postina, a.a. O., 45 sqq. u. 143 en van Gulik, a.a. O., 94; verder voor de wordingsgeschiedenis van deze geschriften ook F.J. von Bianco, Die alte Universität Köln (Köln 1855), I, 410 sqq. No. 3 is de eerste druk van het bekende werk tegen de ketters door Alfonso de Castro, biechtvader van Karel V. Zie Graksse, II, 67. No. 4 is een verhandeling over de disputen, die de beide godsdienstige partijen voerden op de Rijksdag van Regensburg in 1541, opgesteld door Albert Pighius, de bekende Nederlandsche tegenstander van de Lutheranen. |
|
10. | Platina de vitis Pontificum.
Platina († 1481), directeur van de Vaticaansche Bibliotheek onder Sixtus IV, schreef o.m. dit leven van de pausen ‘Liber de vitis summorum pontificum romanorum’, waarvan de 1e uitgave verscheen bij Joh. de Colonia in Venetië (1479). Het werk maakte groote opgang en beleefde veel drukken bijna twee eeuwen lang. De bibliografen roemen vooral de Keulsche editie van 1529 bij Cervicornus in 2o. Mogelijk heeft Phoconius deze bezeten, waarschijnlijker nog een van de latere Keulsche drukken (1540 en 1551, in 2o). Zie o.a. Fabricius-Mansi, Bibliotheca latina (Florent. 1858), V, 288; Graesse, V, 312 sq.; Brunet, IV, 692 en vooral A. Potthast, Bibliotheca historica medii aevi, II (Berlin 1896), 931. |
12. | Dionysii Chartusiani opera in 4 Evangelia.
Dionysius Carthusianus, alias de Leeuwis sive Rikel († 1471), de bekende ‘doctor ecstaticus,’ was Karthuizer monnik in Roermond en in zijn tijd een man van groote beteekenis en invloed, die streefde naar verbeteringen en hervormingen in de kerk. |
Vandaar dat zijn werken, meerendeels bijbelcommentaren, tijdens de Reformatie door bemiddeling van de Keulsche Karthuizers zijn uitgegeven, om deze Hervorming binnen de Katholieke Kerk als wapen tegen de ketters te gebruiken. Van 't hier bedoelde werk ‘Enarrationes in IV Evangelia’ bestaan van vóór 1560 de volgende uitgaven: Keulen 1532, 1533, 1538 en 1543; Parijs 1536, 1539, 1541, 1542, 1545, 1548, 1549, 1552, 1554 en 1555. Vermoedelijk zal onze pastoor, die zijn boeken te Keulen gekocht heeft, een van de Duitsche edities gehad hebben. Zie Herzog, Realencyklopädie3, IV, 698 sqq.; voor de bibliographie Jac. Le Long, l.c., I, 829, maar vooral Doctoris ecstatici D. Dionysii Cartusiensis opera omnia, Tom. I (Monstrolii [= Montreuil] 1896), LIII. | |
14-15. | Postilla Joannis feri de sanctis germanice. Eiusdem postilla de tempore germanice.
Johannes Ferus of Wild († 1544), Katholiek domprediker in Mainz, is er eerst op 't eind van zijn leven toe overgegaan zijn geschriften, uitsluitend preekenbundels en bijbelcommentaren, uit te geven. Het eerste werk van onze catalogus, de Postilla de Sanctis in 't Duitsch, is een verzameling preeken voor heiligendagen. Het is in twee deelen uitgekomen, een winter- en een zomerstuk. Mogelijk had Phoconius er één van, mogelijk ook beide. De titel van het winterstuk luidt: J. Wild, Postill De Sanctis, Auff die Fest der Heyligen... vom Advent an bisz auff Ostern. Widmung von Wild an Erzbischof Sebastian, 31 Juli 1544. Mainz, Franz Behem, 1554. 2o. (latere uitgaven Mainz, 1557, 1559, 1561). Het zomerstuk draagt tot titel: J. Wild, Sommertheyl der Postill De Sanctis. Mainz, Franz Behem, 1555. 2o. (latere uitgaven Mainz 1557, 1559, 1561). Aan deze Postilla was het werk, dat hier Postilla de tempore wordt genoemd, voorafgegaan. Ook dit is in een winter- en een zomerstuk verdeeld, waarvan Phoconius er één of beide kan hebben bezeten. Het zijn eveneens preeken, verklaringen van de Evangeliën, tien voor iedere Zondag. De titels van deze bundels luiden I: J. Wild, Postill... über die Evangelien, so... vom Advent an bisz auf Ostern gelesen werden... Durch J. Wild gepredigt und in diese Form gestellt. Widmung von Wild an Erzbischof Sebastian, 1 März 1552. Mainz, Franz Behem, 1552. 2o. (latere uitgaven Mainz, 1556, 1558 en 1561). II: J. Wild, Sommertheyl der Postill... über die Evangelia, so... von Ostern an bisz auff den Advent auff die Sontag gelesen werden, Widmung von Wild an Erzbischof Sebastian, 12 März, 1554. Mainz, Franz Behem, 1554. 2o. (latere uitgaven Mainz 1556, 1558, 1561). Deze beide werken, de Postilla de sanctis en über die Evangelien, hooren bij elkaar en zijn dan ook later in korter vorm samen uitgegeven onder de titel van Kurze Postill (Mainz, Franz Behem, 1560, 4 dln. in 8o; en latere drukken). De gewone bibliographische werken zijn vooral voor de Duitsche uitgaven van Joh. Wild zeer onvolledig; een uitgebreide bibliographie van zijn werken vindt men echter in N. Paulus, Johann Wild. Ein Mainzer Domprediger des 16. Jahrhunderts (in Schriften der Görres-Gesellschaft, Köln, 1893). Zie aldaar, S. 70-71. Verder over hem o.m. F. Falk, Bibelstudien. Bibelhandschriften und Bibeldrucke in Mainz (Mainz 1901), 196-203. |
16. | Josephi antiquitatum opera Latina.
Het aantal Latijnsche uitgaven van Flavius Josephus in de 15e en 16e eeuw is zoo oneindig groot, dat gissingen naar de editie van Phoconius volslagen nutteloos zouden zijn. Alleen van Erasmus zijn er tusschen 1534 en 1557 elf uitgaven verschenen ([v. d. Haeghen], Bibl. Erasmiana, II, 37), o.a. één te Keulen in 1534 bij Cervicomus. Er is altijd iets meer kans, dat Phoconius een Keulsche uitgave heeft gekocht. - Gewoonlijk zijn de Libri XX antiquitatum judaicarum van Flavius Josephus |
samen gedrukt met andere van zijn werken; bijna altijd met ‘de bello judaico’, dikwijls ook met ‘contra Apionem’ en het boek ‘de Maccabaeis sive de imperio rationis’. Zie voor de talrijke uitgaven van het werk o.m. Gesner, Bibliotheca Uttiversalis (Tigur. 1574), 197; Jac. Le Long, l.c., II, 801; Fabricius-Harles, V, 27 sqq.; Julius Fürst, Bibliotheca judaica (Leipz. 1849), I, 119 sqq.; Graesse, III, 481. | |
17. | Cipriana opera.
De werken van Thascius Caecilius Cyprianus, bisschop van Carthago in de derde eeuw, zijn vele malen uitgegeven. De eerste druk is die van Rome (1471); in de 16e eeuw werd een uitgave van Erasmus dikwijls herdrukt, en 't is vrij waarschijnlijk, dat ook Phoconius hiervan een exemplaar heeft gehad. De eerste editio Frobeniana van Cyprianus verscheen in 1520 te Bazel; de bibliografen noemen tusschen 1520 en 1558 15 gedateerde uitgaven van deze bewerking; zij zijn het er echter over eens, dat de editie van Erasmus niet heel betrouwbaar is en veel twijfelachtigs daarin aan Cyprianus wordt toegeschreven. Zijn werken bestaan uit opstellen over godsdienstige onderwerpen en brieven, die ook dikwijls op theologische verhandelingen lijken. Zie o.m. Herzog, Realencykl.3, IV, 368; Graesse, II, 316 en Biblioth. Erasmiana, II, 23 sq. |
18. | Epiphanii Paniricon (var.: Panarion contra Haereses).
Epiphanius, bisschop van Constantia († 403), was in zijn dagen een groot ketterjager en hij kantte zich heftig tegen Origenes. Te oordeelen naar de Grieksche uitgang van de titel op onze catalogus - voor de opsteller van lijsten I en II scheen het woord groote moeilijkheden op te leveren! - zal in de bibliotheek van Phoconius wel de Grieksche uitgave van het Panarion geweest zijn, waarvan de Latijnsche ondertitel luidt: S. Epiphanius Episc. Constantiae, Contra octoginta haereses opus eximium Panarium sive capsula medica appellatum. Liber ancoratus. Contra octoginta haereses, operis a se conscripti Summa. Libellus de ponderibus et mensuris. Basil., Hervagius, 1543. 2o. Zie Fabricius - Harles, VIII, 261; Graesse, II, 487 Brunet, II, 1018-1020 en Herzog, Realencykl.3, V, 417 sqq. |
25. | Thome Aquinatis duo volumina.
Een aanduiding te vaag om er iets uit af te leiden. Het ligt voor de hand te vermoeden, dat Phoconius het meest beroemde werk van Thomas van Aquino, de Summa totius theologiae heeft bezeten; doch mogelijk zijn ook de Bijbelcommentaren of de Opuscala bedoeld. Zie A. Michelitsch, Thomasschriften, I: Bibliographisches (Graz u. Wien 1913): over de werken S. 177-189, over de uitgaven ervan S. 197-252. |
26. | Biblia germanica Dietenbergii.
De Katholieke Duitsche Bijbel van de Dominikaan Dr. Johann Dietenberger, in 1534 te Mainz verschenen bij Pt. Jordan, onder de titel van ‘Biblia beider Allt unnd Neuen Testamenten.’ Heel oorspronkelijk is 't werk niet; voor 't N. Testament volgde hij Emser (Das new Testament, 1528), en over 't algemeen nam hij veel van zijn voorgangers, zelfs van Luther, over. 't Geheel werd in overeenstemming met de Vulgata gebracht. Deze Bijbel, later meermalen herzien, maakte groote opgang. Vrij waarschijnlijk is het, dat Phoconius een van de beide Keulsche drukken heeft gehad, die van 1550 of van 1556. Zie over deze bijbel Jac. le Long, l.c, I, 379; Herzog, Realencykl.3, III, 79; F. Falk, Bibelstudien, Bibelhandschriften und Bibeldrucke in Mainz (Mainz 1901), 165-168 en Historical catalogue of... the British and foreign Bible Society, compiled by T.H. Darlow M.A. and H.F. Moule M.A., II (Lond. 1911), 493. |
27. | Biblia latina Castalione interprete.
De eerste uitgave van deze bijbel verscheen in 1551; de titel luidt: Biblia latina, interprete Sebastiano Castalione. Una cum eiusdem Annotationibus per Jacob. Parcum, sumptibus Joann. Oporini, Basil., 1551. 2o. Bij zijn leven verschenen er nog twee verbeterde drukken bij Oporinus in 1554 en 1556; de titel van deze beide is uitgebreid met de mededeeling ‘Totum opus recognovit ipse, et adiecit ex Flavio Josepho historiae supplementum ab Esdrae temporibus usque ad Machabaeos, itemque a Machabaeis usque ad Christum.’ Na zijn dood verschenen er nog meer edities. Deze bijbel is opgedragen aan Eduard VI van Engeland. Sébastien Castellion, de vader van het liberale Protestantisme, was een zeer geleerd theoloog en fijn taalkenner († 1563), die er zich vooral op heeft toegelegd de Bijbel in goed en sierlijk, klassiek Latijn te vertalen. Iets nieuws was ook, dat hij het Oude Testament aanvulde met uittreksels uit Flavius Josephus en dus de Bijbel als een verzameling historische boeken beschouwde. Aangevallen om zijn moderne opvattingen door Beza, schreef hij in 1562 een Defensio suarum Translatiorum bibliorurn et maxime Novi Foederis. Basil., Oporinus. Een exemplaar van Castellion's Bijbel van 1554, is op de Deventer Ath.-Bibliotheek (cat. II, 216); het schutblad is er uitgescheurd en misschien mede 't ex-libris. Onmogelijk is het niet, dat dit boek aan Phoconius heeft toebehoord; de band vertoont echter geen bizondere kenmerken. Zie over Castellion en zijn Bijbel: Herzog, Realencykl.3. III, 53; Graesse, I, 394; Historical Catalogue of... the British and foreign Bible Society, vol. II, part. III, 937 en 940 (ns. 6131 en 6137) en vooral ook F. Buisson, Sébastien Castellion, Sa vie et son oeuvre (Paris, 1892), I, 301 sqq. en E. Giran, Sébastien Castellion et la Réforme calviniste (Haarl. 1913). |
29. | Concordantia maioris Bibliae.
Concordantiae maiores noemde men de concordanties, waarin niet alleen de nomina en verba, maar ook de partikels voorkwamen. Zulk een Concordantia is o.a. tallooze malen gedrukt bij Froben in Bazel. De titel van de eerste uitgave luidt: Concordantiae majores cum declinabilium tum indeclinabilium utriusque Testamenti dictionum praemissa praefationejo. Frobenii editoris, pars secunda quaedictionum indeclinabilium concordantias continet a Joanne de Secubia. Bas., Froben, 1496. Verdere uitgaven: 1506, 1516, 1521, 1523, 1525 en 1526. Dan bestaan er andere Concordantiae majores, uitgegeven in Straatsburg 1526 en 1530; in Bazel 1543 en 1552; in Lyon 1526, 1528, 1540 en 1545; in Parijs bij Robert Stephanus in 1555. De keuze is dus groot. Behalve bovengenoemde Johannes de Segovia worden nog als vermoedelijke samenstellers van de Concordantiae genoemd: Conradus Halberstadiensis, Johannes de Derlingtonia, Johannes, abbas Nivicellensis en Richardus Stavenesby. Zie Jac. Le Long, l. c., I, 457; Herzog, Realencykl.3, X, 699 sq. en vooral Fabricius-Mansi, I, 377 sq. et I, 382 sq.; bij Graesse, II, 246 zeer onvolledig. |
32. | Calepinus magnus ultimus.
Ambrosius Calepinus, Augustijner monnik, maakte een Dictionarium latinum. De titel van de eerste uitgave, te Reggio verschenen in 1502, luidt ‘Cornucopiae’. Steeds door lateren met andere talen vermeerderd is het Dictionarium tot in de 18e eeuw herdrukt. Al in 1590 kwam er bij Petrus in Bazel een editie in elf talen uit. Terwijl nu ondertusschen deze vermeerderde edities verschenen, bleven ook de kleinere in omloop: zoo was b.v. in 1546 een vijftalige Calepinus aan 't licht gekomen ‘Latina, Graeca, Germanica, Flandrica et Gallica’ bij Aegidius Copenius Diesth in Antwerpen, maar in 1558 kwam het Dictionarium, ‘una cum Gesneri Onomastico’ weer alleen in 't Grieksch en Latijn uit, te Bazel. Het ‘magnus ultimus’ wil dus zeggen: de laatste groote uitgave. De bibliographische handboeken noemen wel veel |
edities, maar vermelden niet, welke talen ze inhouden. De omvangrijkste, mij bekende editie vóór 1560 is bovengenoemde Pentaglottos van 1546. Ik vermoed echter, dat er al wel grootere waren uitgegeven. In 1564 verscheen ten minste in Bazel een editie in 9 talen: tusschen de 5- en 9-talige Calepinus liggen denkelijk nog een of meer andere. Zie o.m. Du Cange, Glossarium ad scriptores mediae et infimae Latinitatis (Paris. 1733-1736), I, Praefatio XLVIII sqq.; Panzer, Annales typographici (Norimb. 1793-1803), VIII, 243; Fabricius - Mansi, I, 298 sq.; Graesse, II, 15; Brunet, I, 1473 sq. Zie ook edities bij Meinsma, Catalogus Librye St. Walburgskerk te Zutphen (Zutph. 1903), ns. 388 en 389 en Catalogue Burgersdijk en Niermans, vente du 28 mai-7 juin 1912, pag. 283. | |
33. | Cronica coloniens. germanice.
Bedoeld is: Die Cronica van der hilliger Stat [vā] Coellen, in 1499 bij Joh. Koelhoff te Keulen verschenen in 2o, met vele houtsneden. Dit is de eenige editie. Als schrijver van het werk wordt vermeld A. Milman en de Dominicaan Hamelmannus; Potthast neemt aan, dat beide een en dezelfde persoon zijn. In deze kroniek komt de bekende en veelbesproken mededeeling voor, dat Gutenberg wel te Mainz de boekdrukkunst heeft uitgevonden, maar dat zijn kunst een navolging is van de wijze, waarop vóór die tijd (1440) in Holland Donaten werden gedrukt (ib., fol. CCCXIb-CCCXIIa): ‘so is doch die eyrste vurbyldung vonden in Holland uyss den Donaten, die dae selffst vur der tzijt gedruckt syn.’ Het exemplaar op de Athenaeum-Bibliotheek te Deventer is niet uit de verzameling van Phoconius afkomstig. Zie Hain, Repertorium bibliographicum (Stuttg. et Paris. 1826-1838), no. 4989; Graesse, II, 139; Brunet, I, 1886 sq. en vooral Potthast, Bibl. hist. medii aevi (Berlin 1896), I, 242. Over de passage omtrent de ontdekking van de boekdrukkunst: Ch. Enschedé, Technisch ondersoek naar de uitvinding van de boekdrukkunst (Haarlem 1901), 51 vlgg. |
34. | Vetus Latina Biblia.
De aanduiding is te vaag, om er eenige conclusies uit te trekken. Zie voor een volledige lijst van oude bijbeldrukken (c. 1455-1520): F. Falk, Die Bibel am Ausgange des Mittelalters (Köln 1905), 91-97. |
35. | Libri sententiarum.
De IV libri sententiarum van Petrus Lombardus, zóó beroemd dat men de schrijver zelfs niet behoefde te noemen, zijn gedurende de Middeleeuwen het leidende handboek gebleven bij het theologisch onderwijs. De ‘magister sententiarum’ heeft ze tusschen 1145 en 1150 geschreven; vele theologen hebben commentaren op het werk gegeven. Het aantal uitgaven is vrij groot, en 't is niet mogelijk te gissen naar de druk, vermoedelijk een Duitsche of Nederlandsche, die Phoconius heeft bezeten. Zie de drukken bij Fabricius-Mansi, V, 249 sq.; Graesse, IV, 249; Brunet, III, 1149 en Wetzer und Welte, Kirchenlexikon2, IX, 1916 sqq. |
36. | Epitome Bibliothece Gersneri (var.: Epithome Biblie Geseneri). De titel van het bedoelde werk luidt: Conr. Gesner, Epitome Bibliothecae (uitgegeven door Josias Simler met voorrede van Gesner zelf). Zürich, Froschover, 1555. 2o.
Dit boek is een verkorting van Gesner's groote werk, de Bibliotheca universalis sive Catalogus omnium scriptorum locupletissimus, waarvan 't eerste deel in 1545, 't tweede in 1548 en nog een boek in 1549 verschenen is. Het is een uitgebreide bibliographie met levensbeschrijvingen van de schrijvers, waarbij ook nog een theologische encyclopaedie is gevoegd. Deze eerbiedwaardige arbeid op bibliographisch |
gebied heeft Gesner heel alleen in 8 jaar voltooid. Weldra verschenen er verkorte uitgaven, die het groote werk eenigszins op zij schoven; de eerste in 1551 bij Oporinus te Bazel door Conr. Lycosthenes bewerkt, de Elenchus sriptorum onnium, de tweede zijn bovengenoemde Epitome. Zie over Gesner en zijn werk o.m. Graesse, III, 68 sq.; Brunet, II, 1565 sqq. en Encyclopaedia britannica i.v. Gesner. | |
37. | Biblia greca latina 3 volumina.
Een Grieksch-Latijnsche Bijbel in drie deelen vóór 1560 wordt nergens genoemd. Over 't algemeen is het aantal Grieksch-Latijnsche Bijbels klein, zoodat er slechts weinige in aanmerking kunnen komen. Ik houd het er voor, dat we hier te doen hebben met de Biblia graeca et latina per Nicolaum Brylingerum. Basil., 1550. 8o, in 4 vll. Evenals aan het exemplaar, in de Hist. Catalogue etc. (z. o.) beschreven, het laatste deel, de Apocriefe Boeken, ontbreekt, kan dit ook bij het exemplaar, dat Phoconius bezeten heeft, het geval zijn geweest. Nà de Complutenser Bijbel is dit de vroegste editie van een Grieksch-Latijnsche Bijbel. Zie Hist. Cat. of... the British and foreign Bible Society, vol. II, part. III, 587, No. 4621; ook genoemd Herzog, Realencykl.3, III, 5. |
38. | Sleidanus de quatuor imperiis.
Johannes Sleidanus is de bekende historieschrijver van de Hervorming, wiens hoofdwerk De statu religionis et reipublicae Carolo quinto Caesare commentarii door de Protestanten zeer hoog is geschat. Het hier bedoelde werk is uitgegeven eenige maanden vóór de dood van Sleidanus. De tilel van de eerste uitgave, door vele gevolgd, luidt: Joa. Sleidanus, de quatuor summis imperiis libri III, in gratiam juventutis confecti. Argent., per Rihelios Fr., 1556, mense Junio octavo. 8o. Het is een werk over de geschiedenis van de vier groote wereldrijken, Babylonië, Perzië, Griekenland en Rome, dat tot in de 19e eeuw als leerboek in trek is gebleven. Phoconius zal de eerste editie van 1556 gehad hebben. Herzog, Realencykl., 1e druk, XIV, 482 noemt nog een editie van 1557 uit Straatsburg, maar deze wordt niet meer vermeld in de beide volgende drukken van de Realencyklopädie (2e, XIV, 369 en 3e, XVIII, 446) en nergens vond ik 't bestaan ervan bevestigd. Zie over het werkje van Sleidanus o.m. Graesse, IV, 421 en Brunet, V, 409 sq. |
39. | Ecclesiastes Erasmi.
Een homiletiek van Erasmus, een jaar voor zijn dood verschenen; een werk dat veel opgang maakte. De titel van de eerste editie luidt: Des. Erasmus, Ecclesiastae sive de ratione concionandi libri quatuor. Antv., Mart. Caesar, 1535. 8o. Er worden tusschen 1535 en 1554 tien afzonderlijke uitgaven van het boek vermeld, zes bij Froben in Bazel, drie in Antwerpen en een te Lyon verschenen. Het is niet uit te maken, welke van deze edities Phoconius heeft gehad. Zie de volledige lijst Bibliotheca Erasmiana, I, 78. |
41. | Institutio Hebrea Helie.
Een Hebreeuwsche grammatica van de geleerde Israëliet Elias Levita (‘Levita Electus’, † 1542 in Venetië), door Sebastian Munster bewerkt. De titel van de eerste editie luidt, in het Latijn: Seb. Munster, Institutio elementaria in hebr. et lat. et habagur ‘L. Electus’ Eliae Levitae (hebr. et lat.); acc. Accentuum hebr. Compendium.... atque Tabula omnium hebr. conjugationum etc. (secundum Levitam). Basil., Froben, 1525. 8o. Latere edities ibid., 1532 en 1537; Basil., Froben et Episcopius, 1543 en 1552. Zie vooral M. Steinschneider, Bibliographisches Handbuch über die theoretische und praktische Literatur für hebräische Sprachkunde (Leipz. 1859), S. 96, No. 1375. Minder volledig bij Jac. Le Long, l.c., II, 1172, bij Graesse, IV, 190 en bij Brunet, II, 961. |
42. | Institutions Joannis Isac Hebraice.
Een Hebreeuwsche grammatica van Joh. Isaac, een bekeerde Jood, die in 't midden van de 16e eeuw te Keulen leefde en er de Hebreeuwsche taal onderwees. De Lat. titel luidt: Joann. Isaac Levita, Introductio ad verba elegantiae. Absolutissimae in hebraicam linguam institutiones in usum stud, juventutis.... Col., Adam. Orpheldius excudebat prope D. Lupum, 1553. 4o. Een tweede druk verscheen daar in 1557, door enkele latere gevolgd. Zie vooral M. Steinschneider, a.a.O., 68, No. 975; en Jac. le Long, l.c., II, 1174. |
43. | Psalterium trilingue.
Er zijn in de 16e eeuw tal van Souters in drie talen uitgekomen. Zeer bekend was die van Petrus Artopoeus, rector en pastoor in Stettin († 1563). De titel van de eerste uitgave luidt: Psalmorum liber Prophetae Davidis, Hebraice, Graece et Latine, ad veterum, orthodoxorumque exemplarium fidelem lectionem per Petrum Artopoeum emendatus et explicatus. Basil., Henr. Petrus, 1545. 8o. Een andere editie in 16o van 't zelfde jaar wordt genoemd en eenige van 1548. Dan wordt verder vermeld een Psalterium in dezelfde drie talen, door Erasmus en Conr. Pellicanus bewerkt, in 1518 te Bazel gedrukt bij Amerbach; een ander zonder naam van de bewerker in 1531 te Lyon bij Greif, en een in 1545 te Parijs bij Guillard. Ik vermoed, dat Phoconius een van de Bazelsche edities van 1545 of 1548 heeft gehad. Zie over deze edities Joann. Clessius Wineccens., Elenchus librorum ab anno 1500 ad 1602 (Francof. 1602), 74; Jac. le Long, l.C., I, 43; Graesse, V, 469 en Hist. Cat.... Brit. and foreign Bible Society, vol. II, 6-7. |
44. | Commentaria grecae linguae Bud. (var.: Budeii).
Een werk van Guillaume Budé († 1540), een van de grootste Graecisten van zijn tijd, bibliothecaris van François I. De titel luidt: Guill. Budaeus, Commentarii linguae graecae. Paris., 1529. 2o. In volgende drukken is 't werk zeer uitgebreid; er bestaan folio-edities van Florence, 1530; Bazel, 1530; Keulen, 1530; Parijs, Rob. Steph., 1548; Bazel, 1556. Phoconius, die meest Duitsche uitgaven bezat, zal vermoedelijk een van de Bazelsche en dan waarschijnlijk de laatste van 1556 gekocht hebben. Zie o.m. Jöcher, Allgemeines Gelehrten Lexikon (Leipz. 1750-'51), I, 1455 sqq.; Fabricius-Harles, VI, 653; Graesse, I, 565 en Brunet, I, 1374. |
Voor ik thans overga tot de persoon van Phoconius, de eigenaar van deze bibliotheek, nog met een enkel woord de verdere historie van de boeken, nadat ze in 1560 stadseigendom waren geworden.
Voorloopig liet de Magistraat ze in de pastorie staan en droeg op aan zekere Michell Kistemaecker er een kast voor te maken:
Michell Kistemaecker bet. voir 1 kaste ind. wedemen gemaickt daer de statt boecken in staenn ende 1 Raemvenster met 1 slott tsamen IIIJ lb IIIJ st. b. (= stuiver brabantsch).Ga naar voetnoot1)
Daar waren ze nog op 2 Augustus 1565, toen ze blijkens het opschrift van lijst I officieel werden overgeleverd aan M. Johan Oostendorp, die 't vorige jaar pastoor van de Mariakerk was geworden. Een
verhaal, dat onder lijst I is gekrabbeld, licht ons in over hun verdere lotgevallen:
Alle die vurss. boken sinnen int Frater huess gebracht opt. 13 Septembris anno LXIX, iussu et presentibus, Peter Doyss, Herman van Mouwick vanden Rhade Winolt van Mouwick vander Meenthe kerckmeisteren van S. Lebuinus kercke.
Jorrien Voeth Secretarius.
Vóór deze mededeeling is nog ingevoegd met een verwijzingsteeken na ‘gebracht’:
vermits die wedeme met eenen soldaat belecht geworden ende dat die boken tott behoiff der wedemen am best verwaert solden sijn.
Men ziet het, de tijden waren bedenkelijk geworden. In Juni 1568 was de eerste bezetting van Duitsche ruiters onder Johann Barner Deventer binnengerukt; in Februari 1569 volgden 5 vendels Walen onder Mondragon. De ‘wedeme’ kreeg inkwartiering. Misschien stond het huis ook in een slechte reuk: sinds de dood van Phoconius had er menig pastoor met Hervormde neigingen gewoond. Onder die omstandigheden kreeg de Magistraat angst voor zijn boeken en besloot ze veilig op te bergen in de Bibliotheek van het Heer-Florenshuis. In optima forma, onder toezicht van drie kerkmeesters, als vertegenwoordigers van Raad en Gemeente, geschiedde die verhuizing.
Zoo hebben de boeken van Phoconius de verdere lotgevallen gedeeld van de fraterbibliotheekGa naar voetnoot1). Samen hebben ze in 1571 de censuur moeten verduren. En op die wijze kwamen ze ook in 1597, met heel wat meer recht dan de boeken uit het Heer-Florenshuis, in de Stads-Bibliotheek, waarvan ze nu reeds ruim drie eeuwen deel uitmaken.
Deventer.
M.E. Kronenberg.
(Wordt voortgezet.)
- voetnoot1)
- Dev. Archief, Camer. Rek., ao 1560. fol. 7 vo.
- voetnoot1)
- Zie over de geschiedenis van deze boeken Cat. Ath.-Bibl. te Deventer, I, XV vlgg. en mijn opstel over De Bibliotheek van het Heer-Florenshuis te Deventer, in Ned. Arch. v. Kerkgesch., IX (1912), 153 vlg.