Mededeelingen.
Extra-correctie. - Blijkens verslag in de couranten is in de jongste vergadering van de Vereeniging van Letterkundigen aan de orde geweest het netelige vraagstuk der extra-correctie. De één achtte het gewenscht dat de kopy getypt, de ander dat de kopy persklaar wordt ingeleverd, en misschien, het verslag meldt het niet, zijn meer denkbeelden geopperd. Ik geloof, dat bij de bestaande verhoudingen en gewoonten een oplossing niet te vinden is. Bij de prijsberekening raamt de drukwerk-leverancier een zeker bedrag hem te betalen voor het verwijderen van letterfouten en feitelijk onbeteekenende veranderingen, die moeten verbeteren de bij het letterzetten niet te vermijden vergissingen. Deze geldelijke onkosten, begrepen als zezijn in den totaalprijs, wordt de afnemer niet gewaar. Zoodra echter grootere verbeteringen worden aangebracht, vallende buiten het onvermijdelijke, staat de zaak anders. Dan zijn het veranderingen in het zetsel, die krachtens de techniek te vermijden waren, waarvan de onkosten niet vooruit te bepalen waren en bijgevolg niet konden worden opgenomen in de raming. Terecht moet de afnemer de onkosten daarvan betalen en eindelooze moeielijkheden, wel bekend aan ieder die met boekenaanmaak in aanraking komt, schrijvers, drukkers, uitgevers, zijn er het gevolg van.
M.i. bestaat het afdoende middel hierin, dat de eerste proef wordt afgeleverd volkomen gelijk aan de kopy. Elke nieuwe wijziging onverschillig of het is letter- of tekstcorrectie is dan, gezien uit administratief oogpunt, want daarom gaat het, het tegendeel van onvermijdelijk, integendeel desbewust en dus niet ten laste van de drukkerij. De drukkerij kan nu overeenkomstig den toestand der kopy schatten hoeveel de gewone correctie zal bedragen en dit mede als een factor bij de prijsberekening doen gelden. Als van zelf zal zij bij slechte kopyen hooger, bij goede kopy lager berekenen. Maar daarvoor is noodig, dat de drukkerij heeft een proeflezer, die zorg draagt voor de tekstueele en letterlijke overeenstemming tusschen kopy en uit te zenden eerste proef.
Verschillende voordeelen kunnen hiermede, geloof ik, bereikt worden. In de eerste plaats natuurlijk, dat geen correctie-loon meer in rekening gebracht kan worden, omdat dan elke correctie is buiten overeenkomst en dus extra, wat wel gehonoreerd moet worden volgens afspraak. Vervolgens, dat de auteur zich niet meer bezig behoeft te houden met omgekeerde of gebroken letters, verkeerde witverdeeling of een vergeten interlinie. Eindelijk, dat als b.v. de zetter bij vergissing een stuk kopy heeft overgeslagen en dit in de proef bijgeschreven vindt, deze werkplaats-fout niet als extra-correctie den besteller op rekening geschoven wordt. Dit laatste moet werkelijk niet van weinig belang geacht worden. Terwijl ik dit schrijf, heb ik een proef onder handen, gezet naar, ik durf zeggen, behoorlijke persklare kopy. De proef was beestachtig; voldoende ruimte om aan te teekenen alle zetfouten en verkeerde lezingen ontbrak. Ik heb de overtuiging dat, ten onrechte, den uitgever de noodige extra-correctie in rekening gebracht zal worden, waarvan de schuld niet ligt bij hem of mij, wel bij de drukkerij.
Wil in deze richting iets tot stand gebracht worden dan is een gewijzigde organisatie onzer drukkerijen noodig, opdat grootere ruimte worde gegeven aan het proeflezen. Dat het kan, bewijst mijne ervaring met het buitenland. Immers, de weinige keeren dat ik als auteur met buitenlandsche drukkerijen, met name in Frankrijk, in aanraking ben gekomen, vond ik een andere werkwijs. De eerste proef mij toegezonden was een schoone. Alleen met den tekst had ik mij te bemoeien en zelfs taalfouten vond ik reeds verbeterd. Ik herinner mij niet daarin nog noemenswaardige correctie te hebben moeten aanbrengen In ieder geval waren de kosten voor den besteller tot een minimum gereduceerd. In onze nederlandsche drukkerijen schijnt echter voor een dergelijke organisatie geen plaats te zijn, hoewel partijen over en weer er mede gebaat zouden kunnen zijn. Wie nader mijn denkbeelden over dit netelige vraagstuk uiteengezet wil lezen, kan die vinden in de nummers van 7, 14 en 21 Juli 1906 van het niet meer bestaande weekblad Uitgever en debitant, waar ik bovendien aandring op het bewaren van oude kopy, proeven en correctie, om bij de afrekening als contrôle-middel te kunnen dienen.
J.W. Enschedé.