| |
Boekbesprekingen.
De Spiegel der Minnen door Colijn van Rijssele. Met inleiding, aanteekeningen en woordenlijst uitgegeven door Dr. M.W. Immink. Utrecht, A. Oosthoek. 1913.4o. (Deel VIII van de Utrechtsche Bijdragen voor Letterkunde en Geschiedenis).
De rederijkers-poëzie mag zich over het algemeen nog slechts matig verheugen in de waardeering van het nageslacht, dat zich bij de beoordeeling van dit tijdvak meestal te veel op modern standpunt plaatst. Zoo ergens echter dan kan men hier niet volstaan met de noodige dosis geduld om de vaak onduidelijke taal, de allegorische voorstellingen, den gekunstelden vorm der dobbelsteerten, kreeft-, ketting- en andere knutseldichten door te worstelen; vóór alles moet men zich kunnen verplaatsen in de tijdsomstandigheden om te begrijpen hoezeer de volkssmaak behagen kon scheppen in de poëzie en de vertooningen van dit tijdvak.
Met belangstelling mag derhalve kennis worden genomen van de verschillende pogingen, die er in de laatste jaren zijn gedaan om - hetzij door algemeene, hetzij door speciaal-studiën - een juister licht op deze ‘miskende’ periode te doen vallen, te meer wanneer dit geschiedt met een zoo groote toewijding als waarvan bovengenoemde uitgave
| |
| |
door Mej. Dr. M.W. Immink getuigt.
De ‘Spiegel der Minnen’ door Colijn van Rijssele, een ‘Spel van Sinne’,dat ons de hopelooze liefde, het lijden en sterven van Dierick den Hollander en het arme linnennaaistertje Katharina Sheermertens schildert, beleefde in de 15de en 16de eeuw drie drukken, resp. in 1561, 1577en 1617. Dr. Immink beschrijft ons elk dezer uitgaven nauwkeurig, met opgave van hare onderlinge afwijkingen en met vermelding van de plaatsen, waar de verschillende exemplaren te vinden zijn. De uitgave, welke wij thans in haar werk bezitten, ziet er keurig verzorgd uit: ze vormt een flink 4o deel, de druk is helder en prettig; goed geslaagd is de reproductie van het titelblad der oudste uitgave - door Coornhert in 1561 bezorgd - met het octroy aan de achterzijde, welke vóór den tekst is gevoegd.
In de inleiding worden achtereen volgens de inhoud, het stuk als spel, de dichter, rijm, versbouw en taal en de reeds genoemde bibliographie, varianten en wijze van uitgeven besproken, waarbij de drie eerste hoofdstukken wederom in onderdeden worden behandeld. Zoo worden in het tweede hoofdstuk eenige bladzijden gewijd aan het stuk als burgerlijk drama, de vertooning en de moraal, welke mij tot de beste van dit boek schijnen te behooren, daar zij een zeer goeden blik op den tijd geven. Belangwekkend ook is hetgeen in het volgende hoofdstuk over de verhouding van Colijn van Rijssele tot zekeren Colijn Keyart, bijgenaamd den amoreusen Colijn, wordt medegedeeld; na de meeningen hierover van Kalff, Van Veerdeghem, De Vreese en Knuttel tegen elkander te hebben opgewogen, komt de schrijfster tot de conclusie, dat wij hier wel degelijk met verschillende Colijns te doen hebben en wel hoofdzakelijk op grond hiervan, dat het stuk van Colijn van Rijssele tal van goede hoedanigheden vertoont, welke men vergeefs in andere rederijkers-stukken zal zoeken.
De karakterteekening, welke in het tweede hoofdstuk wordt gegeven, noopt mij tot het maken van een kleine opmerking. In dit verband toch komt mij de opvatting van Knuttel in zijn ‘Rederijkers Eerherstel’ (Gids 1910, 1e kwart, blz. 466/7), die in het verloochenen der liefde de toepassing der begrippen van de minnezangers omtrent maagdeneer ziet, de eenig juiste voor, waar Dierick in ons stuk, zelfs in hoonende bewoordingen, tegenover anderen zijne liefde voor Katharina ontkent. Dr. Immink doet mijns inziens verkeerd (Inleid. bl. XX) door hierin een bewijs voor de zwakheid van Diericks karakter te zien. De woorden toch van ‘Jalours ghepeyns’, één der ‘Sinnekens’, die de kwellingen der menschelijke ziel voorstellen:
vs. 3447 vgg.
Twas contrarie zijn meeninghe dat hy sprack,
Om dat hij liefs secreet soude helen.’
en het antwoord van ‘Vreese voor schande’:
‘Dat en vermoede sy niet’
bevestigen, dunkt mij, ten duidelijkste de bovengenoemde opvatting. Onder vier oogen zijnde, winden de ‘Sinnekens’ hier en elders waarlijk geen doekjes om hetgeen zij te zeggen hebben!
Een andere opmerking, die wellicht eerder een aanvulling mag heeten, betreft het derde hoofdstuk, waar Dr. I., sprekende van Coornherts uitgave, schrijft: (bl. lx) ‘Evenals hier C. trekt later Schonaeus te velde tegen het Latijnsche blijspel met zijn ‘lenones en meretriculae’. Met verwijzing naar de Amsterdamsche Boekdrukkers door Dr. C.P. Burger Jr. uitgegeven (dl. IV, afl. 15,bl. 212) dient hier met nadruk opgemerkt, dat de rector Schonaeus juist met de even te voren genoemde
| |
| |
spelen van Terentius een besliste uitzondering maakt, door ze niet alleen van andere verderfelijke te onderscheiden, doch zelfs te prijzen en tot voorbeeld te stellen!
Thans tot de eigenlijke uitgave komende wil ik nog de aanteekeningen noemen, die menige aardige folkloristische bijzonderheid bevatten. Een woordenlijst, waarin men misschien nog de verklaring van een enkel woord (b.v. van leken, druppelen) had mogen verlangen, vergemakkelijkt de lezing van dit ‘Spel van Sinne’, dat zich in vele opzichten boven het gewone peil verheft en met name in de duidelijke en prettige uitgave van Dr. Immink inderdaad alleszins lezenswaardig mag worden genoemd.
B.v.d.S.
| |
Graesel, A., Führer für Bibliotheksbenutzer mit einer Zusammenstellung bibliographischer und enzy klopädischer Hilfsmittel sowie einem Verzeichnis wissenschaftlicher Bibliotheken. Zweite völlig umgearbeitete und vermehrte Auflage. Leipzig, Verlag von S. Hirzel 1913. 265 S. 8vo. 5 M. 60. geb. 6 M.
De eerste in 1905 verschenen druk van dezen gids bevatte slechts 101 bladzijden; de daarin voorkomende lijst van Latijnsche plaatsnamen is, daar inmiddels eene nieuwe uitgave van Graesse's Orbis latinus verscheen, nu weggelaten, zoodat van het overige gedeelte een geheel omgewerkte tekst voor ons ligt. De eerste afdeeling is natuurlijk voor ons van niet zooveel belang als voor de geregelde gebruikers van Duitsche bibliotheken; wat hier medegedeeld wordt over de voorschriften voor het gebruik van leeszalen en catalogi, over het leenen van boeken door de bibliotheken onderling, de bepalingen betreffende handschriften enz. zal echter vooral bij de inrichting van nieuwe bibliotheken ook hier veelal diensten kunnen bewijzen.
Van algemeen belang is de 125 blz. (in de eerste uitgave slechts 25 blz.) beslaande lijst van bibliographische en reference-werken. Ook nu is natuurlijk van een streven naar volledigheid afgezien en is slechts bedoeld het voornaamste voor de dagelijksche praktijk noodige te geven. Niet alleen de beginner zal er veel profijt van trekken, doch ook de ervaren bibliothecaris zal deze handige compilatie gaarne altijd bij de hand hebben. De nauwkeurigheid van alle opgaven na te gaan zij aan de vakkundigen op verschillend gebied overgelaten, hier slechts enkele opmerkingen. Als aanvulling tot het op blz. 247 vermelde artikel ‘Libraries’ in de Encyclopaedia Brittannica zij hier gewezen op het beknopte overzicht dat het ‘The Library Journal’ van Februari 1912 geeft van alles wat in dat woordenboek voorkomt over boeken.
Van de Nederlandsche vakliteratuur is de samensteller niet goed op de hoogte. Had hij den catalogus, samengesteld door de tentoonstellingscommissie der Nationale tentoonstelling van het boek in 1910, geraadpleegd dan had hij verschillende fouten kunnen vermijden. Het tijdschrift ‘Het Boek’ 1912, enz. had op blz. 5 bij het ‘Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen’ vermeld kunnen worden. In de lijst van Nederlandsche bibliographieën op blz. 108-109 komen dubbelen voor onder verschillende titels; ze is daardoor voor niet met de materie bekenden onduidelijk. Op blz. 123 vinden we als Nederlandsche Encyclopedie vermeld alleen die in 1864 in Zutfen verschenen is. Bij Geschiedenis op blz. 155 vindt men voor Nederland Fruin's repertorium, niet dat van Petit. Voor eene volgende uitgave dient de afdeeling Nederland herzien te worden. Het derde gedeelte van den Führer geeft een lijst van de voornaamste biblio- | |
| |
theken. Deze had veilig achterwege gelaten kunnen worden. De Duitsche vindt men elk jaar beter in het Jahrbuch der deutschen Bibliotheken, en het lijstje van de niet-Duitsche is te onvolledig. Wel worden onze drie rijksuniversiteits-bibliotheken genoemd, niet de Universiteits-bibliotheek te Amsterdam en niet de Koninklijke Bibliotheek.
v.H.
| |
Beiträge zur Forschung. Studien und Mitteilungen aus dem Antiquariat Jacques Rosenthal, München. I Folge, Heft I (München 1913). gr. 8o. 6 Hefte Mk. 16.
Wat de antiquaren Leo Olschki te Florence in zijn Bibliofilia en Jos. Baer te Frankfort in zijn Büicherfreund sinds jaren voor de wetenschap doen, gaat thans ook verricht worden door de bekende Münchener firma Jacques Rosenthal. In hare Beiträge zur For schung, van welke jaarlijks 4-6 afleveringen zullen verschijnen (6 afll. vormen één band), zal zij de voornaamste schatten van haar antiquariaat door bekende vakgeleerden eenigszins uitvoerig laten beschrijven. Daardoor wordt niet alleen de belangrijkheid van een bepaald boek of handschrift in het licht gesteld, en wordt tegelijkertijd garantie gegeven omtrent den prijs, die ervoor gevraagd wordt, maar ook wordt aan hen, die nooit in staat zullen zijn, dergelijke kostbare zaken in handen te krijgen - en dat is verreweg het grootste gedeelte van het geleerde menschdom - de gelegenheid gegeven, nader kennis te maken met den inhoud ervan, en aldus toch wat meer ervan te weten te komen, dan een simpele beschrijving in een gewonen antiquarischen catalogus ons pleegt mede te deelen. Een en ander is te meer toe te juichen, omdat verschillende kostbaarheden van dien aard meermalen als 't ware voorgoed verloren zijn voor het vasteland van Europa, wanneer zij worden aangekocht door Engelsche of Amerikaansche bibliotheken of boekenliefhebbers. Dan is er over het algemeen geen sprake meer van uitleenen.
In deze 1e aflevering bespreekt Paul Maas een Aanteekenboek uit het jaar 1436 van Cyriacus van Ancona, die koopman was van zijn vak, doch op zijne reizen ook oude monumenten en opschriften verzamelde en daarover zijn aanteekeningen maakte. Het is slechts mager dilettanten-werk, dat Cyriacus leverde, en toch heeft hij aan de wetenschap ontzaglijk veel dienst bewezen, daar hij nog veel heeft gered en overgeleverd, wat anders geheel zou verloren zijn gegaan. Paul Lehmann behandelt twee inventarissen, een 15e-eeuwschen van kerkelijke boeken en gewaden uit Landshut, en een van het begin der 16e eeuw meer bijzonder over gewijde vaten van het Collegium ducale te Weenen. Speciaal interessant voor onze Nederlandsche kunstgeschiedenis is het artikeltje (S. 22-25; met twee reproducties buiten den tekst), dat Morton Bernath geeft over een vlaamsch-fransch Livre d'heures, waarin zich 20 groote miniaturen bevinden. Men heeft dit hs. willen toewijzen aan den miniaturist-architect Jacques Coene (omstr. 1400), doch Bernath meent, dat het omstreeks dienzelfden tijd vervaardigd is door een zelfstandigen vlaamschen meester te Doornik, wiens werk staat tusschen dat van Melchior Broederlam en den meester van Flémalle (Robert Campin). Als kunstenaar kan hij zeker naast Coene staan. Laat mij hierbij even opmerken, dat naar het schrift op de reproducties te oordeelen, het hs. mij wel wat, ofschoon niet veel later toeschijnt dan 1400. En wellicht zou een nader onderzoek van den inhoud van het hs. een nadere preciseering van den datum mogelijk maken. Dr. Erwin Rosenthal bespreekt daarna een rijk geïllustreerd duitsch
| |
| |
hs. van de eerste helft der 15e eeuw, waarin in aansluiting aan het bekende Ludus scacorum van den Dominicaan Jacob de Cessolis, de gemoraliseerde beteekenis van de figuren van het schaakspel wordt aangegeven. Een philologische toelichting van Otto Mauser plaatst het hs. in Noord-Elzas.
In een afzonderlijke rubriek volgen nu nog diie korte ‘Mitteilungen’, nl. over een Augsburger houtsnee van omstr. 1500, die als kunstuiting in een overgangstijdperk staat tusschen den incunabeltijd en de latere voortbrengselen van de graveurs Burgkmair en Breus; verder over een volledig exemplaar van ‘La fleur des commandemens de Dieu’, welk werk 7 Maart 1500 gedrukt werd voor den bekenden kunstzinzigen uitgever Antoine Vérard te Parijs (het eenig bekende ex. te Besançon is incompleet), en eindelijk over een tot nu toe onbekend Missale Illerdense (Lerida), in 1524 te Saragossa gedrukt door den ‘Teutonicus’ George Cocus, welks versieringen in houtsnee over het algemeen wel een specifiek-spaansch karakter dragen, doch waarvan de Canonplaten (Christus aan het kruis, met Maria en Johannes) nog geheel aansluiten aan fransche voorbeelden.
Men ziet, dat de inhoud van Jacques Rosenthal's Beiträge rijk en verscheiden genoeg belooft te worden. De verschillende reproducties (in deze aflevering bevinden zich ook 6 platen buiten den tekst), maken daarenboven een eenigszins zelfstandig oordeel bij den lezer mogelijk. Wellicht was het voor belangstellenden nuttig, indien ook werd vermeld, in welken Catalogus ieder der besproken kostbaarheden wellicht reeds is opgenomen, en welke prijs ervoor gevraagd wordt. Dan is ten minste éénige berekening mogelijk omtrent de bereikbaarheid ervan.
W.
fr. B.K.
| |
W.C. Berwick Sayers. The grammar of classification. Croydon, 1912. 12 p. 8vo. 6 d.
De Sub-Librarian of the Croydon Public Libraries en President of the Library Assistants' Association geeft hier in een kort bestek de hoofdzaken van de regelen voor classificatie. Zij die verbonden willen worden aan een Openbare leeszaal en bibliotheek, en veelal opzelf-studie zijn aangewezen en hun taak zonder breede opleiding moeten aanvaarden, zullen wel doen de hier gegeven regelen nauwkeurig door te lezen. Voorkeur voor een bepaalde classificatie heeft de schrijver niet. Alleen waarschuwt hij er tegen, op eigen houtje wijzigingen te brengen in bestaande stelsels; wil men veranderingen maken dan dienen de voordeelen daarvan wel ontwijfelbaar vast te staan.
H.
| |
A.A. Stewart. Modern methods of printing. Brief descriptions of the relief surface, intaglio surface, and lithographic printing processes with some notes on printing, paper and inks. Boston, The school of printing, 1913. kl. 8vo.
Een beknopt leerboekje van 31 kleine bladzijden te schrijven zoo, dat er veel wetenswaardigs in staat in begrijpelijken niet te gecondenseerden vorm, is waarlijk niet gemakkelijk. Het is den auteur niettemin gelukt allerlei nuttige dingen te zeggen in weinig woorden; over boekdruk, persen, auto's, plaatdruk, lichtdruk, steendruk, zink- en aluminiumdruk, offset, drie- en vierkleurendruk, papierfabricatie, en drukpapier worden onderscheidene dingen verteld, die waard zijn in de praktijk geweten te worden.
J.W.E.
| |
| |
| |
The Libraries, Museums, and Art galleries year book 1914. Being the fourth edition of Greenwood's ‘British Library Year Book’. Revised and brought up-to-date by Alex. J. Philip, editor of ‘the Librarian and Book world’. London, Stanley Paul & Co., 470 p. 8vo.
8 sh. 6
Greenwood's Jaarboek der Engelsche bibliotheken was verouderd, de nieuwe bewerker heeft het dan ook aan een grondige herziening onderworpen. De zeer uitvoerige lijst van bibliotheken en museums van het Vereenigde Koninkrijk, welke 350 blz. beslaat, wordt voorafgegaan door eenige mededeelingen over de Library Association, een chronologische lijst der bibliotheken, welke de bekende ‘libraries act’ van 1848 hebben aangenomen, speciale collecties in bibliotheken en musea, korte biografieën van de bekendste bibliothecarissen, enz. Het plan bestaat het voor de kennis van Engelsche bibliotheektoestanden onmisbare boek voortaan jaarlijks uit te geven en aldus den titel recht te doen wedervaren.
H.
| |
Peddie, R.A., Fifteenth-Century books: A guide to their identification with a list of the latin names of towns and an extensive bibliography or the subject. London. Grafton & Co. 89 p. 8vo. 5 sh.
Voor de eerste maal vindt men hier de voornaamste literatuur over incunabelen bijeengebracht. Deze is vooral in de laatste jaren met zoovele publicaties vermeerderd dat een duidelijk overzicht voor allen die zich met de bestudeering ervan bezig houden, zeer wenschelijk was. Na eene korte beschrijving dergroote algemeene incunabel-bibliografieën volgt een lijstje der catalogi van groote incunabel-bibliotheken, dan van die van boeken handelende over drukwerken uit de 15de eeuw uit een bepaald land en vervolgens een voor alle beoefenaren van de geschiedenis van verschillende wetenschappen zeer nuttige opsomming van de bibliografieën der oudste werken over speciale onderwerpen. De samensteller heeft het onderwerp uit alle oogpunten bezien. Hij geeft eene beschrijving van Haebler's Typen-Repertorium, van de werken met facsimile's, van die over muziekdruk, houtsneden, initialen, drukkers-merken, watermerken enz. enz.
In eenige appendices zijn verklaard de Latijnsche namen der steden waar gedurende de 15d eeuw boeken gedrukt werden, en vermeld de belangrijkste incunabel - collecties van verschillende plaatsen benevens de werken over de geschiedenis der boekdrukkunst in verschillende steden.
H.
| |
The international Directory of booksellers and Bibliophile's manual including lists of the Public Libraries of the world, publishers, book collectors, literary and scientific societies, universities and colleges; also a select bibliography of bibliographies. Edited by James Clegg. Rochdale: Printed and published by James Clegg, Aldine Press. 1914.644 p. 8o. 6 sh.
Reeds voor de negende maal verschijnt dit nuttige handboek, natuurlijk weder op menige plaats aangevuld en verbeterd. Wat het bevat blijkt voldoende uit bovenstaanden titel en voor allen die iets met den internationalen boekhandel te maken hebben is het dan ook een onmisbare gids. Ook bibliothecarissen zullen er echter veel van hun gading bijeen vinden, waarvoor zij anders verschillende bronnen moeten raadplegen. De lijst van bibliotheken is zeer uitvoerig; in geen ander boek vindt men wellicht zulk een volledige vermelding der bibliotheken in Centraal- en Zuid-Amerika, in
| |
| |
Afrika, Azië en Australië. Daniel Hipwell's ‘Select bibliography of bibliographies’ beslaat 60 compres gedrukte bladzijden. Men vindt daarin de voornaamste bibliographieën over: Anonymen en pseudoniemen. Beroemde schrijvers, Boekbinders, Ex-libris, Prijzen van boeken, Boekhandel en Uitgeverij, Verboden boeken, Hebreeuwsche boeken, Indices op periodieken, Bibliotheekwetenschap, Boekdrukkunst, Incunabelen, Topographie van het Vereenigde Koninkrijk, enz. enz.
H.
| |
The American Library Annual 1913. Including index to dates of current events, bibliographies, statistics of book production, lists of library and booktrade periodicals and organizations, select lists of libraries, directories of publishers and booksellers, etc. New-York Office of the Publishers' Weekly 1913. 468 p. 8o. 5 D.
Deze tweede jaargang verschilt wat de behandelde stof betreft niet veel van de eerste, (zie ‘Het Boek’ I. blz. 342). Een groot gedeelte wordt nu ingenomen door een ‘Index to dates of current events’ in 1912, een aardig kijkje gevende in wat men in Amerika belangrijk genoeg vindt om na voleindiging van het jaar nog eens nauwkeurig geregistreerd te worden. Zoo zijn b.v. in niet minder dan 10 kolommen, vermeld de voornaamste ‘moorden’ in het jaar 1912, met namen van daders, enz.; in een ‘Library Annual’ zou men dat nu niet zoo direct zoeken. Voor wie iets te maken heeft met het Amerikaansche boekwezen of belang stelt in de Amerikaansche bibliotheken is het jaarboek onmisbaar.
H.
| |
Collins F. Howard, Authors' & Printers' Dictionary. A Guide for Authors, Editors, Printers, Correctors of the Press, Compositors, and Typists. With full list of Abbreviations. An Attempt to codify the best Typographical Practises of the Present Day. Fifth lmpression. London, Henry Frowde. 1912. 408 p. sm. 8o. 1 sh.
Een handig woordenboekje dat zeker in Engeland onmisbaar is, daar sedert 1905 vijf drukken verschenen. Ook hier kan het bij correctie van een Engelschen tekst zijn diensten bewijzen en wellicht vindt men nergens elders zulk een volledige lijst van Engelsche afkortingen, welke soms voor ons ware raadsels zijn.
H.
|
|