| |
Boekbesprekingen.
Bibliographisches Jahrbuch für deutsches Hochschulwesen. Bearb. u. herausgeg. v.O. E. Ebert U.O. Scheuer. I. Bd. Berichtsjahre 1910 u. 1911. Wien u. Leipzig. Ed. Beyers Nachf. 250 blz.
Dr. Ebert beschrijft in een Vorwort zeer nauwkeurig het plan van deze belangrijke bibliografie, die behalve boeken en tijdschriftartikelen ook opstellen in verzamel werken en in couranten vermeldt. De grootoctavo bladzijden, in twee kolommen verdeeld met zeer breede marge, bevatten ruim 5000 titels, die uit beginsel - met zeer weinig uitzonderingen - aan de werken zelve ontleend zijn. Het is dus voor de bewerkers, ook al hadden zij hulp van vele kanten, een reuzenwerk geweest, dat zij slechts hebben kunnen volbrengen doordat zij de twee groote bibliotheken te Weenen, en nog 14 vakbibliotheken aldaar tot hunne beschikking hadden. De vermelding in de eerste rubriek van een honderdtal tijdschriften, waarvan in den regel drie jaargangen weer moesten worden doorgewerkt, stelt dit sprekend in het licht. Ons treft het bij het doorloopen van deze geheele lijst van Duitsche hoogeschooltijdschriften zeer sterk, dat dat alles zoo ver van ons af staat. Zooveel we bij- | |
| |
na op elk gebied te maken hebben met de Duitsche wetenschap, zoo vreemd is ons in 't algemeen gesproken het leven aan de universiteiten en hoogescholen waar deze wetenschap gekweekt wordt. En deze indruk versterkt zich bij het aandachtig doorzien van het geheele boek. Duitschland, Oostenrijk en de drie Duitsch-Zwitsersche universiteiten vormen blijkbaar een kring waar vreemden, ook buren en verwanten, feitelijk buiten staan.
Wie van hetgeen in dien kring omgaat meer wil weten, zal zeker voortaan dit boek moeten raadplegen. Het is een eerste deel, over 1912 en 1913 zal een tweede moeten volgen, en zoo zal het, volgens het plan, geregeld moeten doorgaan. Voor den vroegeren tijd kan men raadplegen de Bibliographie der deutschen Universitäten, van W. Er-man u.E. Horn, 3 Bde. Leipz. 1904/1905, die van de uitvinding der boekdrukkunst tot 1899 loopt. Een aanvullend werk zal nog de tusschenruimte van 1900 tot 1909 moeten behandelen.
De indeeling is met veel zorg gemaakt; ze is dan ook zeer een voudig en overzichtelijk. Eerst een algemeen deel, dat achtereenvolgens het doel, de geschiedenis, het bestuur, het personeel, de geldmiddelen, de studie, en daarna hetstudentenleven en de vereenigingen behandelt. Dan de afzonderlijke universiteiten en hoogescholen, ongeveer 60 in getal. De Universiteitsbibliotheken zijn niet opgenomen, omdat daarvoor eene bibliografie van het boek- en bibliotheekwezen, zooals die reeds door het Zentralblatt für Bibliothekswesen gegeven wordt, de juistere plaats is.
B.
| |
Karl Bücher. Eine Titelfrage. Leipzig, Joh. Wörner's Verl. 1912. 40 bladz. 8o.
Een aardig boekje, dat over de keus van een boektitel handelt, en een aantal voorbeelden geeft van titels die slecht gekozen zijn. Aan omslachtige, niet pakkende titels wordt door den auteur de onverkoopbaarheid van sommige boeken toegeschreven. Een voudige, korte, pakkende titels zooals b.v. Heineen Nietzsche die wisten te kiezen, zijn voor een boek van veel waarde. De meeste schrijvers en uitgevers hebben hiervan echter heel weinig begrip. De titel moet volstrekt niet den geheelen inhoud van een boek willen aangeven, maar moet kort en sprekend het onderwerp aanwijzen; behalve dit moeten schrijver en uitgever duidelijk uitkomen. Maarniet alleen kort moet een titel zijn, hij moet ook iets eigenaardigs hebben. Hij moet voorts taalkundig juist en logisch zijn, en ook waar zijn. Een ‘Grundriss’ van 1300 bladzijden is een onding; wij denken hier als vanzelf aan de zware, dikke ‘zakwoordenboeken’ die we in onze jonge jaren gebruikten. De aanwijzingen, voor welke lezers een boek bestemd is, zijn bijna altijd onjuist, en schrikken dikwijls vele lezers af, in plaats van aan te lokken, wat toch de bedoeling is; zoo iets behoort in 't geheel niet in den titel, hoogstens in een voorrede of inleiding, waar de schrijver zijn plan uiteenzet. Meestal verkeerd zijn ook de dubbele titels, die men in allerlei soorten vindt. Een titel die een raadseltje opgeeft is ook niet aan te bevelen. Kort, juist, en helder moet een titel vóór alles zijn. Ook is het aan te bevelen, vooral met 't oog op catalogiseering, het hoofdbegrip voorop te zetten, en het geheel moet zich gemakkelijk laten citeeren. Ook op de typografische uitvoering van een titel komt veel aan; de mode van onzen tijd om een titel links boven te laten beginnen en in regels van gelijke lengte, zoo noodig nog met quadraten aangevuld, te laten doorloopen, zoodat de schrijversnaam en het hoofdbegrip niet in 't oog vallen, maar gezocht moeten worden, is
| |
| |
niet aan te bevelen. Den schrijversnaam verlangt Bücher voluit met de voornamen, vermelding van het beroep kan haar nut hebben, maar bijvoeging van eeretitels, onderscheidingen en waardigheden is geheel misplaatst. Uitgeversfirma en plaats en jaar van verschijning moeten juist zijn; ook de opgaaf van 2e of 3e uitgave. In dit laatste opzicht wordt in de nieuwste Duitsche boeken heel veel geknoeid door meedeelingen als ‘Ie-3e oplaag’, of Ie-2e duizend.’
Het boekje, dat een afdruk is van een voordracht in de Leipziger Universiteits-aula gehouden, is zeer lezenswaard. Maar heeft het zelf een goedgekozen titel? Kort is hij zeker, maar juist en duidelijk? Hij wordt eerst begrijpelijk door de meedeeling op de keerzijde van den omslag, datde voordracht liep over de vraag: ‘Welche Rücksichten sind bei der Wahl eines Buchtitels zu beobachten?’ Hier is de schrijver, dunkt mij, in tweeërlei opzicht aan zijne beginselen ontrouw geweest. Vooreerst moest deze meedeeling, die voor verklaring van den titel volstrekt noodig is, in het boekje zelf staan, en niet op den omslag. Ten tweede was er zeer goed een titelwoord te bedenken dat zulk eene verklaring niet noodig had; waarom niet ‘Die Wahl eines Buchtitels’, of nog korter ‘Titelwahl’?
B.
| |
Two select bibliographies of mediaeval historical study.
I. A classified list of works relating to the study of English palaeography and diplomatic. II. A classified list of works relating to English manorial and agrarian history from the earliest times to the year 1660. By Margaret F. Moore, M.A. (Edinburgh), Carnegie scholar in palaeography and early economic history. With a preface by Hubert Hall, F.S. A.., University reader in palaeography and early economic sources, and a description of the mediaeval historical classes at the London school of economics. London, Constable & Co. ltd. 1912. 185 bladz.
Dit boekje biedt zeker geen navolgenswaardig voorbeeld van eene goede, practische titelkeuze. Vóór den hier weergegeven titel zit nog eenblad, waarop ons wordt meegedeeld dat het behoort tot de ‘Studies in economics and political science, edited by the Director of the London School of economics’, en dat het is ‘No. 2 in the series of Bibliographies by students connected with the London school of economics and political science.’ We hebben dus verscheidene aanwijzingen die onze aandacht vestigen op die school, een paar maal de meedeeling dat ons hier iets van bibliographischen aard geboden wordt, maar in den heel langen titel als 't ware verstopt een toch weer omslachtige omschrijving, wat de bibliografieën eigenlijk inhouden. Trouwens de combinatie zelve van deze twee op zich zelf staande bibliografietjes, elk met zijn eigen alfabetisch register, in één bandje en onder één hoofdtitel schijnt niet bepaald practisch. Maar we zullen in 't oog moeten houden, dat het een werkje is van een leerling der school voor hare medeleerlingen, en dat die waarschijnlijk de beide lijsten voor hun studie noodig hebben. Natuurlijk zullen ze ook aan anderen, die op dit gebied iets zoeken, diensten kunnen bewijzen.
B.
| |
Monographien des Buchgewerbes, 6.
Het jongste zesde deeltje van de Monographien des Buchgewerbes (vgl. p. 271) is het tweede stukje van de Beiträge zur Entwicklungsgeschichte der Schrift. Hierin behandelt dr. R. Stübe de Bilderschriften. Allerlei teksten van inwoners uit Noord-Amerika, Mexico, Malakka, Mongolië, Lapland enz. passeeren
| |
| |
de revue en worden verklaard en behandeld zoo, dat iemand, die niet te huis is in de moeielijkheden aan deze materie verbonden het kan begrijpen. Misschien is het geheel in al zijn beknoptheid te breed opgezet om precies op zijn plaats te zijn bij het Deutsche Buchgewer beverein; voor de practische nuttigheid is zulk een overweging natuurlijk van geen beteekenis.
J.W.E.
| |
N. Snouck Hurgronje, De bibliothecaresse eener openbare leeszaal. - A.J. Servaas van Rooijen, De archivaris. (Morks' Beroeps-bibliotheek No. 11). Dordrecht. C. Morks Cz. 1913. 46 blz. 8vo. Gld. -.50
In een vijf-en-twintigtal bladzijden zet Mej. N. Snouck Hurgronje, bibliothecaresse der Dordrechtsche Openbare Leeszaal uiteen, wat een Openbare Leeszaal en Bibliotheek bedoelt, welke de werkkring is van een bibliothecaresse en welken weg moet ingeslagen worden om zich daarvoor te bekwamen.
Terecht vestigt zij er den nadruk op, dat zij, die ‘een schitterende financieele toekomst’ gewaarborgd willen zien, beter doen, dit vak niet te kiezen.
Slechts zij, die ‘nuttig willen zijn voor hun medemenschen’, zij, die een werkkring zoeken, ‘die den werklust in den mensch niet doodt, maar een prikkel geeft om wakker door het leven te gaan’ zullen hier bevredigd worden.
De Heer Servaas van Rooijen geeft eenige inlichtingen over het ambt van archivaris.
| |
B. Busse, Wie studiert man neuere Sprachen? Ein Ratgeber für alle, die sich dem Studium des Deutschen, Englischen und Französischen widmen. 2e Aufl. Stuttgart. W. Violet. 1912. 186 S. 8vo. 2 M. 50.
Dit ongetwijfeld voor studeerenden in de nieuwe talen zeer nuttige werkje kan ook voor den bibliothecaris zijn diensten bewijzen bij de keuze van literatuur op het gebied der nieuwere philologie, vooral bij deinrichting van Seminar-bibliotheken, waarmede ook bij ons een begin is gemaakt. Behalve over de in den titel genoemde talen vindt men ook literatuur-opgaven over Italiaansche, Spaansche, Portugeesche, Rumeensche, Noorsche, Friesche en Nederlandsche taal- en letterkunde. Voor een nieuwe uitgave bevelen we voor de twee laatste de volgende aanvullingen en verbeteringen aan:
blz. 113. Friesch: Waling Dijkstra en F. Buitenrust Hettema. Friesch Woordenboek 1896-1911. 4dln.
blz. 110. Nederlandsch: A. Kluyver in plaats van Kluger.
blz. 110. Nederlandsch: J. Franck en N.v. Wijk. Etymologisch woordenboek der nederlandsche taal. 1912.
blz. 110. Nederlandsch: Van Dale's Woordenboek der nederlandsche taal. Neue Ausgabe. Im Erscheinen.
blz. 128. Nederlandsch: J. te Winkel. De ontwikkelingsgang der nederlandsche letterkunde. Im Erscheinen.
blz. 137. Tijdschriften: De nieuwe taalgids. Seit 1907.
| |
Alex. J. Philip. The business of bookbinding. London, Stanley Paul & Co. 1912. 223 p. 8vo. cloth.
6 sh.
Dit boekje vormt het tweede deel van de ‘Series of library technical manuals’. Men vindt hier geen geschiedenis van het binden, geen beschouwingen over bindwerk als kunst, doch practische raadgevingen voor hen, die hetzij als uitgever, hetzij als bibliothecaris, dagelijks te maken hebben met het binden van groote hoeveelheden boeken. Wel- | |
| |
ke technische hulpmiddelen staan tegenwoordig den binder ten dienste voor het leveren van soliede en niet te dure banden, welke eischen kunnen uitgever en bibliothecaris daarvoor aan den binder stellen, welk materiaal wordt daarvoor geproduceerd. Op deze en dergelijke vragen zal men elders niet licht zulk een volledig antwoord bekomen. Stalen van leder en linnen op eenige ingevoegde kartons vereenigd, maken het gemakkelijk daaruit eene keuze te doen. Het hoofdstuk over leder is bewerkt door Prof. H.R. Procter, director of the leather industries department of the Yorkshire College, Leeds. Voor een uitvoerig ‘Glossary of terms in use in bookbinding, leather- and clothmanufacture’ werd de medewerking verkregen van J. Drew Appleby. E. Egerton en B. Riley.
| |
Bibliographie der Originalausgaben deutscher Dichtungen im Zeitalter Goethe's. Nach den Quellen bearbeitet von Ernst Schulte-Strathaus. Erster Band. Erste Abteilung. München & Leipzig, 1913.
Waar de Bibliophilie in Duitschland en ook elders een zoo lange en energieke neiging voor het tweede Duitsche bloeitijdperk vertoont, kon de al te wetenschappelijksober gedrukte en buitendien te omvangrijke Grundriss van Goedeke op den duur niet voldoen - te minder daar hij niet altijd in de voor den verzamelaar noodige bibliographische details ingaat, en vooral omdat hij voor dit laatste tijdperk niet opgeeft, in welke bibliotheken rarissima te vinden zijn. Al deze gebreken en vele andere schijnt de bibliographie van E. Schulte-Strathaus te willen verhelpen, en naar het uitzien van het eerste halfdeel verhelpt zij ze inderdaad. Mooi papier, mooie druk, welgeslaagde facsimile's der meest interessante titels, nauwkeurige opgaven der gravures, vignetten, paralleldrukken - alles vindt de verzamelaar hier bijeen. Er ontbreken slechts nog de prijzen, besteed in de belangrijkste verkoopingen der laatste jaren - en het boek zou ook als ‘Vademecum voor den bibliophiel, afdeeling Duitsche Letterkunde XVIIIe eeuw’ kunnen doorgaan.
Het deel, dat verschenen is, 272 bladzijden groot octaaf beslaande, behandelt eerst de twee Noordduitsche padvinders van den zg. Sturm und Drang Joh. Georg Hamann, den ‘Magus des Nordens’ en diens leerling Joh. Gottfried Herder, benevens hun landgenoot Th. G. v. Hippel. Daarna volgen de vrienden van den jongen Goethe uit Zuid-Duitschland: Wagner, Jung Stilling, Lenz, Klinger, Merck, Goué, F.H. Jacobi, Lavater. En eindelijk eenige ‘Sturm und Dränger’, die verder af van Goethe staan: Heinse, Mahler, Müller, Schubart, L. Ph. Hahn.
De schrijver heeft blijkbaar Goedeke's Grundriss tot grondslag genomen, zijn personen beantwoorden aan Goed. § 228 Nr 2, 3, 4, 5, § 229, § 230 nr I, 2 (3 Leuchsenring heeft niets gepubliceerd) 4, 6, 7, 12, 13, 16, 17, met een kleine uitzondering allen in dezelfde volgorde (er ontbreken alleen Goedeke § 230 nr. 5, Henrich Wagner, nr. 8-11, Bahrdt, Raufseysen, J.A. Braun, W.L. Wekhrlin). Een zeer verstandige maatregel, waardoor het overzicht vergemakkelijkt wordt.
Met groote belangstelling zien wij het vervolg van dit mooie boek tegemoet.
E.F.K.
| |
Répertoire des thèses de droit soutenues dans les facultés françaises. Période 1911-1920. Paris, Librairie centrale des facultés.
Van deze bibliografie van Fransche rechtsgeleerde dissertaties verschenen de afleveringen 1 en 2, loopende over de jaren 1910-1911 en 1911- | |
| |
1912. De rangschikking is alphabetisch op den naam der schrijvers met een register der onderwerpen.
| |
H. Füchsel, Wie benutzt man die Universitätsbibliothek. Leipzig, E. Wiegandt, 1912. 46 S. kl. 4to. Mk. 0.50.
Korte aanwijzingen voor hen, die, nog in den aanvang hunner studiën, bij hunne eerste schreden in de universiteitsbibliotheek niet gaarne aan de ambtenaren hun volkomen onbekendheid met hetgeen een bibliotheek kan geven en niet kan geven, willen doen blijken. De in paragraaf 2-4 geciteerde bepalingen gelden natuurlijk alleen voor Duitsche bibliotheken en zullen dus slechts weinigen Nederlanders interesseeren. De in paragraaf 1 gegeven wegwijzer door de allervoornaamste bibliografieën, catalogi en Nachschlage-Werke kan ook voor onze studeerenden als eerste orientatie van nut zijn.
| |
E. Wiegandt, Bibliographie der Hochschulpädagogik. Leipzig, E. Wiegandt, 1912. 43 S. 8vo. Mk. I.-
Eene eerste proeve van een bibliografie van de literatuur over de onderwijsmethoden bij het Hooger Onderwijs door den samensteller bijeengebracht ter gelegenheid van de derde vergadering van de ‘Gesellschaft fürHochschulpädagogik’. Zij, die zich interesseeren voor de hervorming van ons Hooger Onderwijs, zullen hier allicht een en ander van hun gading vinden.
| |
Books that count. A dictionary of standard books, edited by W. Forbes Gray. London. A and Ch. Black. 1912. 630-LVIII, p. 8vo.
5sh
Een nieuwe poging om een overzicht te geven van de voornaamste boeken, geschreven in de Engelsche taal over de verschillende takken der wetenschap. Naast of in plaats van de grootere werken van Nelson en van Sonnenschein zal ook deze keuze-katalogus wel in vele gevallen een gemakkelijk hulpmiddel blijken te zijn bij de keuze van boeken. In 14 rubrieken zijn 5500 titels vermeld; een korte noot geeft een nadere toelichting van den inhoud. In de afdeeling ‘Literature’ is achter den schrijversnaam het jaartal van geboorteen van overlijden geplaatst. Een ‘Index of authors’ en een ‘Index of titles’ maakt het zoeken gemakkelijk. De prijs brengt het onder bereik van onze kleine bibliotheken, welke nog geen groot bedrag voor bibliographische hulpmiddelen beschikbaar kunnen stellen.
| |
Der Buchhändler und die verschiedenen Reproduktions- Verfahren. Ein Leitfaden für Verleger und Sortimenter. Mit 60 Beilagen, die verschiedenen Reproduktions-Verfahren darstellend. Leipzig-Reudnitz. Julius Mäser. 127 S. 8vo.
Mk. 5.-
Hoewel het op den titel niet wordt aangeduid, is dit werkje een 4e omgewerkte druk van het in 1903 voor de eerste maal verschenen ‘der Buchdrucker und die verschiedenen Reproduktions-Verfahren’. Het is bestemd om hen, die in den boekhandel werkzaam zijn eenig idee te geven van de talrijke reproductiemethoden, waarvan zij dagelijks de producten onder de oogen krijgen. Ook voor leeken, die in beknopten vorm daarover iets willen lezen, kan het van nut zijn. Achtereenvolgens worden behandeld: de houtsnede, de ets, de autotypie, de gravure, de steendruk, de photolithographie, de lichtdruk en eenige photographische reproductiemethoden.
| |
| |
| |
V. Grundtvig, Nögle til Danske Bogfortegnelser, 1482-1908 for bibliotheker og boghandlere. Köbenhavn. G.C.E. Gad. 1913. 12 S. 4to.
Kr. -.25
Een index op de Deensche bibliographieën van 1482-1908, met ongeveer 100 trefwoorden, in drie hoofdgroepen: Vakliteratuur,Fraaie letteren, Encyclopedische werken gerangschikt. Een aanhangsel vermeldt de voornaamste Deensche vakbibliographieën.
| |
Bildung und Staat. Volksbibliotheken. Wien - Leipzig. W. Braumüller. 76 S. kl. 4to. Mk. 1.-
De bekende organisator van de volksbibliotheken te Weenen, Prof. Ed. Reijer, geeft hier een overzicht van de ontwikkeling daarvan in de laatste jaren. Die ontwikkeling is daarom zoo merkwaardig, omdat in tegenstelling tot de Anglo-Amerikaansche bibliotheken de kosten bijna geheel bestreden worden uit leesgelden en particuliere bijdragen. De Vereeniging ‘Zentral-Bibliothek’, had in 1911 een inkomen van 308.000 kronen, waarvan slechts 5300 kr. uit openbare kassen. De verschillende statistische tabellen zijn ook voor ons een bestudeering ten zeerste waard. In verband met de onlangs gehouden discussie in de ‘Vereeniging voor Openbare Leeszalen’ vestigen we ook de aandacht op Prof. Reijers' beschouwingen over lectuur. Interessant zijn ook de mededeelingen over de in 1905 opgerichte muziekbibliotheek, welke nu per jaar 140,000 deelen uitleent.
Dr. I. Himmelbauer geeft verslag over de werkzaamheid van de ‘Wiener Volksbildungverein’; Prof. J. Martin en Dr. J. Auerhan van de Volksbibliotheken in Bohemen. Ten slotte een opstel van William E.A. Axon over ‘The Manchester Public Libraries.
| |
Les nouveaux livres scientifiques et industriëls. Vol. II. Années 1907-1912. Bibliographie des ouvrages publiées en France du 1er juillet 1907 au 30 juin 1912. Paris. H. Dunod et Pinat. 1913. 448 p. 8vo.
In het tweede deel van deze technische bibliografen worden vermeld 6693 werken; elke titel is voorzien van een korte toelichtende noot. De indeeling is als volgt:
1. Généralités sur les sciences et l'industrie; 2. Électricité; Industries électriques; 3. Mécanique; Industries mécaniques; 4. Chimie; Industries chimiques; 5. Pharmacie; Hygiène; Alimentation; 6. Architecture; Travaux publics et privés; 7. Géologie; Mines; Métallurgie; 8. Agriculture; Industries agricules; 9. Photographie; 10. Mathématique; Physique; Astronomie; 11. Législation générale; Administration; 12. Législation industrielle; Commerce; Économie politique; 13. Colonies; Pays étrangers.
Een table alphabétique des noms d'auteurs en een table alphabétique des sujets traités, maken het zoeken zeer gemakkelijk. Over allerlei speciale onderwerpen kan men de nieuwste fransche literatuur hier spoedig vinden.
| |
Kathleen Schlesinger, A bibliography of musical instruments and archaeology, intended as a guide to the study of the history of musical instruments. [Reprinted from ‘Early records of the precursors of the violin family’]. London, William Reeves. 1912.
De schrijfster heeft een goeden naam; zij publiceerde in 1910 een boek over de moderne orkestinstrumenten, dat een gunstige pers heeft gehad. Mijn verwachtingen waren dus gespannen, en ik werd teleurgesteld, zeer teleurgesteld. Ik meende te krijgen een systematisch ge- | |
| |
schikte titellijst, waar zoo veel doenlijk is opgenomen alles wat gepubliceerd is over muziekinstrumenten o.a. ook in de verhandelingen der geleerde genootschappen, die zich bezighouden met de studie der classieke en voor-classieke oudheid. Het blijkt, dat de afdeelingen ‘Archeology’ (blz. 33-100) niets hebben te maken met muziekinstrumenten. Het zijn een aantal titels over van alles en nog wat, waarin ik geen basis kan vinden, alfabetisch geschikt onder een aantal hoofden: beeldhouwkunst; muurschilderingen; oud christelijke antiquiteiten; catalogussen; varia over het oosten.
Wat beteekent b.v. de afdeeling: grieksche en romeinsche classieke auteurs; waar niet meer dan 70 titels zijn onder gebracht, een Aeschylus, twee, heusch niet meer dan twee edities van Cicero, maar 7 van Pindarus, maar ook een vertaling uit 1771 van Vitruvius? Zoo is het ook met blz. 3-33, waar de muziek behandeld wordt. Eerst een amalgama over muziekinstrumenten en orkest in bonte rij: een boekje over viool (van 1874), 3 boekjes over instrumenten in het algemeen van 1768, 1528, 1873, een boekje over orgels van 1889, over fagot (sic) van 1539, weer over viool van 1884, 1882, 1895, over trompet van 1795 enz. enz. Dan volgt een afdeeling algemeene werken over muziek; bibliographien en bibliotheekcatalogussen; woordenboeken en muziektijdschriften, telkens alfabetisch en alles even verward. Sommige titels hebben een sterretje, andere hebben zelfs twee sterretjes; een verklaring is niet te vinden. De voorrede is een herdruk van die uit haar muziekinstrumentenwerk van 1910, waarin schrijfster haar beschouwingen ten beste geeft over den oorsprong der strijkinstrumenten. Die herdruk is zelfs niet naar omstandigheden gewijzigd: er wordt verwezen naar bladzijden en tabellen, die in deze bibliografische lijst niet te vinden zijn. Wat dat alles beteekent, begrijp ik niet. Ik mag van een schrijfster van naam en van haar uitgever Reeves, een bekenden muziekantiquaar in Londen, niet verwachten, dat zij iets in de wereld zullen zenden, dat is minder dan een lor. Welke qualificatie ik er dan aan moet geven weet ik niet, omdat blijkbaar mijn inzicht om dit ding te waardeeren te kort schiet.
J.W.E.
| |
Charles Thomas Jacobi, Printing. A practical treatise on the art of typography as applied more particularly to the printing of books. Fifth edition (revised). London, G. Bell and Sons Ltd. 1913.
Van het welbekende handboek Printing dat Jacobi, de ‘managing partner’ van de Chiswick press te Londen in 1887 deed verschijnen, zag een vijfde druk het licht. Er zijn boeken en schrijvers, die geen recensie meer behoeven, omdat zij sedert lang hun doeltreffendheid bewezen hebben. Zoo ook hier De simpele mededeeling dat deze verbeterde herdruk verkrijgbaar gesteld is, volsta dus. Alleen wil ik opmerken, dat thans onder de 184 afbeeldingen is opgenomen een typograaf-zetmachine en dat de papiermonsters niet, als in de vorige editie, ontleend zijn aan de nieuwe soorten van 1904 tot 1907, maar aan de jaren 1908 tot 1912.
J.W.E.
|
|