medeslepen, tast werkelijke artisten in hun eer, en handelt onrechtvaardig tegenover ons antiquaren, die door de hulp dier restaurateurs vaak nog iets dat anders verloren zou gaan, voor liefhebbers en voor U, bibliothecarissen, bewaren. Gij trekt te velde tegen menschen, die nimmer, voor zoover mij bekend, mede hebben gewerkt tot vervalsching, maar op hun gebied hetzelfde verrichten wat restaurateurs van schilderijen voorde picturale kunst doen; ik kan toch niet aannemen, dat gij ook deze groep zoudt willen doen verdwijnen. Die menschen, door U zoo gelaakt, zouden niet aan het Prentenkabinet verbonden zijn, als hun arbeid niet ten nutte dier instelling, en daardoor ten nutte van ons allen kwam. En dat zij ook voor ons prenthandelaren, die onze waren toch ook weer onder hetzelfde publiek brengen, werken, wat voor kwaad steekt daarin? Is het beter, dat een titelprent, als in casu met mijn boekje het geval was, defect blijft en daardoor een verkeerd beeld geeft van het voorgestelde, dan dat het door kundige en wetenschappelijke restauratie het originele karakter terugkrijgt en dus een beteren indruk kan geven van hoe het eenmaal was, dan dien het ooit in fragment kon wekken? Immers niet, tenzij de antiquaar werkelijk wil vervalschen en het nieuwe voor oud wil doen doorgaan, maar dan moet gij ook natuurgetrou we reproducties van prenten, boeken of teekeningen afkeuren, omdat die den gewetenloozen stof kunnen bieden voor hunne praktijken, - en gij zult toch niet het nuttige van dergelijke reproducties ontkennen. En dat kan ik U wel verzekeren, de antiquaren en prenthandelaren, voor wie de heeren Boland en Dik bereid zijn te werken, geven nauwkeurig aan of een titel of prent gerestaureerd of geremargeerd is.
Laat ik U één voorbeeld noemen, om het nut der restauratie te illustreeren. Gij hebt natuurlijk het groote profiel van Amsterdam, door Kaerius gesneden, bij ons gezien, vóór het in de veiling- Van Gogh verkocht werd, - maar gij hebt niet gezien hoe het er uitzag, toen ik het op den zolder van Van Gogh vond. Onooglijk in een rol lag het daar in een hoek en toen ik het openmaakte, vielen op alle plekken de schilfers af van de prent die, op linnen geplakt en toen geolied, overal afbladderde. Hadden wij toen niet die door U zoo gewraakte restaurateurs bereid gevonden, het moeilijke en veel kundigheid vereischende werk op zich te nemen, om die prent te restaureeren, ik had het onooglijke ding weg kunnen gooien, en wees verzekerd dal op die wijze menig stuk is verdwenen wat ge nu gaarne zoudt bezitten. Maanden lang met onuitputtelijk geduld hebben Boland en Dik er aan gewerkt en aan hen alleen is het te danken, dat dit eenig bekende exemplaar behouden is gebleven. Dat ik hun gaarne die eer gaf en ook niet wilde verbergen, dat het exemplaar gerestaureerd was, blijkt uit den catalogus. Ik zou verscheidene dergelijke voorbeelden kunnen aanhalen, ontelbaar is het aantal prenten door Boland voor ondergang bewaard, maar waartoe is dat noodig; dit eene voorbeeld zal U den arbeid der restaurateurs wel in een ander licht doen zien, en ge zult hieruit zeker wel begrijpen dat ge te ver zijt gegaan.
Juist het feit, dat het personeel van het Prentenkabinet zich met dergelijk werk belast, geeft het vertrouwen, dat het goed en oordeelkundig geschiedt en dat het niet wordt verricht om fraude te plegen. Of het aan het Kabinet zelve gebeurt, doet in deze kwestie niets ter zake; dat is een zaak van administratieve orde, waarover de Directeur heeft te beslissen. Theoretisch is het natuurlijk volkomen goed gezien, om een ambtenaar te beletten in den rijkstijd werk voor particu-