| |
| |
| |
De Internationale Grafische Tentoonstelling te Amsterdam.
Juli tot September 1913.
Deze, de derde groote expositie gehouden in de hoofdstad in het jaar 1913, was in de wandeling bekend naar haar initialen als de I.G.T.A. Georganiseerd door den Nederlandschen Bond van Boekdrukkerijen, had deze de inrichting der tentoonstellingsruimte opgedragen aan den architect H.A.J. Baanders te Amsterdam. Onder diens leiding was de holle ruimte van het Paleis voor Volksvlijt tot onherkenbaar wordens toe bebouwd met een reeks show-rooms en was in den tuin op expresselijk aangelegde betonijzeren fundeeringen een ruime machinehal opgebouwd voor allerlei werktuigen in practisch gebruik.
Was deze tentoonstelling belangrijk? Een vraag, moeielijk te beantwoorden. Zij was overwegend technisch. Boekschoon, typografisch wel overwogen werk in kleur, lijn of verdeeling was zoo goed als niet uitgestald. De vakman, de typo, vond er eigenlijk niets nieuws, waaruit natuurlijk niet volgt, dat er niet allerlei dingen te kijk waren, die individueel zijn kennis vermeerderd hebben. Iemand die geheel buiten het bedrijf staat, wat heeft hij er aan? Hij vindt het natuurlijk aardig zetmachines als de linotype en die nog wel in drie onderscheidene typen in de stand Winkler, Fallert & Co., de typograaf en de Lanston monotype, deze in twee typen in werking te zien, maar de eigenaardige voor- en nadeelen dezer werktuigen ontgaan hem. Hij bespeurt niet dat alleen de laatste zetsel met losse letter levert, wat correctie vergemakkelijkt. Ik liet mij de linotype uitleggen, maar zou iemand, die niet al reeds eenigszins op de hoogte was, deze explicatie begrepen hebben? Ik twijfel. Een vouwmachine maakte de nieuwsgierigheid gaande van twee jonge dames, die tegelijk met mij voor het in beweging zijnde werktuig stonden; van hetgeen geschiedde konden zij maar geen hoogte krijgen, volstrekt onbekend als zij er mede waren, dat een vel gevouwen moest wor- | |
| |
den. Wat was dat raar, die machine, waar altijd maar velletjes - het was n.b. een vel van 16 blz. - ingaan en waar nooit wat uit komt! Zoo was er meer. Voor een stansmachine, die in de stand der firma Faddegon & Co. uit een reep speelkaarten uitsneed, was het dringen; toch zag ik aan het werktuig niet zoo veel merkwaardigs.
Andere dingen, die wel belangrijk zijn, kunnen het leekenpubliek weinig belang inboezemen. Daaronder de zelf in- en uitleggers. Ingezonden door Stolberg & Co. (Amsterdam) zag ik een snelpers van Rockstroh & Schneider Nachf. A.G. (Dresden-Heidenau) met een lucht-inlegger. Zoo zeer werd vertrouwd op de zekerheid der werking en zuiverheid van register, dat bij het draaien der machine zelfs geen toezicht gehouden werd. Bij een later bezoek - ook toen was er weer geen toezicht - zag ik dat zes drukkerijen zich die machine hadden aangeschaft. In diezelfde stand was een andere machine met automatische luchtuitlegger. Dat scheen werkelijk een heel nuttig apparaat te kunnen worden om drukwerk mogelijk te maken zoo in snelheid als in aard, dat tien jaar geleden niet gemaakt kon worden. Beide machines werden bewerkt door de firma Lindenbaum & Co. (Amsterdam), die er voor gezorgd had van geschikt werk voorzien te zijn om de ter I.G. T.A. aan haar toevertrouwde machines voortdurend aan het werk te kunnen houden.
Zoo was er natuurlijk wel een en ander, dat werkelijk zijn beteekenis had. Om zulks te weten te komen, nu de catalogus niet veel meer inlichting gaf dan de namen en de branche der inzenders, richtte ik mij tot ieder hunner met verzoek om mededeeling over hun stand, daarbij den wensch te kennen gevende, dat het mij welkom zou wezen te ontvangen de reclame-drukwerken (prospectussen, adreskaartjes, monsterboekjes en derg.), die bij hun inzending ter wegneming door het publiek gereed gelegd waren. De meeste inzenders gaven aan mijn begeerte gehoor. Ik kreeg van allerlei firma's: papierhandelaars, lettergieters, drukkers, cliché-makers, agenten in drukkerij-materiaal de meest uitvoerige inlichtingen; ik kreeg stapels drukwerk in huis, waaronder werkelijk heel goede nijverheidskunst en zoo zit ik dan nu met mijn aanteekeningen ter tentoonstelling gemaakt, mijn brieven en mijn reclame-drukjes om daarvan verslag te doen, voor zoover dat in dit tijdschrift van belang kan zijn.
Mijn eerste indruk was weinig bevredigend. Op deze internationale uitstalling was het buitenland bijzonder slecht vertegenwoordigd, in hoofdzaak slechts door meest in Amsterdam gevestigde agenturen en commissiehandelaars; uit de Scandinavische landen, uit Rusland,
| |
| |
uit Spanje en Portugal, uit België, uit Oostenrijk, was er niets. Van buitenlanders, die rechtstreeks ingezonden hadden, vond ik er slechts vier, zegge vier. Eerste-rangs bedrijven met eerste-rangs werk, waar waren hun inzendingen? Ik noem b.v. Gebr. Klingspor, Genzsch & Heyse en Peignot, Koenig & Bauer, de Rijksdrukkerijen te Berlijn en te Weenen, Poeschel & Trepte, Berger-Levrault, Drugulin, Fischer & Wittich, Brockhaus en de Chiswick Press, de Doves Press, de Ballantyne Press, de Kelmscott Press en zooveel meer andere engelsche private drukkerijen.
Ook in ander opzicht was deze tentoonstelling bijster onvolledig. Er was geen gieterij, geen handzetterij, geen rond-stereotypie-inrichting, geen rotatiepers. Een kalander en meer dergelijke hulpwerktuigen in het drukkerijbedrijf in gebruik waren niet aanwezig. Zethaken, elsen, sluitmateriaal, kooien, ramen, scheenen enz. enz., ik heb van dat alles, behalve hetgeen op een pers lag, heel weinig gevonden. Een lichtdrukkerij was er evenmin als een blikdrukkerij. Ook was er geen Mertens’ drukinstallatie, maar daarvan gaf de Nederlandsche rotogravure-maatschappij (Leiden) in den Catalogus (pag. LXVI) voldoende verklaring. In het voorbijgaan, wat is het door deze maatschappij gedrukte weekblad Panorama tot dusver een teleurstelling en zou het inderdaad waar zijn, dat deze maatschappij ook gedrukt heeft de roto's, die zij in haar stand vertoonde? Het slecht geteekende vredespaleis uit het weekblad vrij stellig, maar ook al de andere? Waarom hadden de boekdrukkerijen zoo weinig animo betoond en was b.v. het boekdrukkerijbedrijf te Amsterdam alleen vertegenwoordigd door een aantal drukken van Ellerman, Harms & Co., wier directeur was voorzitter van het uitvoerend comité der I.G. T.A.?
Opmerkelijk was het eveneens, dat geen onzer circa 32 papierfabrieken had ingezonden. Groothandelaren waren het, welke deze taak hadden overgenomen. Bovenaan, ook in letterlijken zin, want de inzending was eenige meters boven den beganen grond op het orkestpodium van het Paleis, stond de firma P. Proost & Zoon (Amsterdam). Zij exposeerde allerlei werktuigen over papieronderzoek, een klein model eener papiermachine van de firma T.J. Marshall & Co Ltd. (Londen) en een klein handschepvormpje, beide in bedrijf. Ook bezienswaardig voor iemand, die het nooit gezien had, was hetgeen G.H. Bührmann (Amsterdam) vertoonde aan grondstoffen (lompen, espartogras, hout- en stroocellulose enz.); het reclameboekje over haar bedrijfslokaliteiten is een uitnemend specimen van lichtdruk
| |
| |
van Emrik & Binger (Haarlem) op daartoe geëigend papier. De firma H.F. de Charro & Zonen ('s Gravenhage) bepaalde zich tot papier en tot papier alleen, dat zij, vereenigd tot monsterboeken, uitstalde in een glazen kast.
Drukletters werden zoo goed als niet vertoond. Enschedé (Haarlem) liet kijken het ontstaan der letter van stempel tot druktype; de lettergieterij Amsterdam gaf alleen letterafdrukken te zien, wat Enschedé natuurlijk ook deed. Beide bedrijven gaven niets nieuws. Buitenlandsche firma's waren niet vertegenwoordigd.
In eenige stands o.a. die van L. van Leer & Co. (Amsterdam) en van Corns. Immig & Zoon (Rotterdam) waren cliché's in lijnwerk en in raster (auto's) te zien. Ook was het vrij jonge procédé van vernikkelde typen en nikkelgalvano's aanwezig bij Enschedé en J. van Boekhoven (Utrecht); de laatste vooral had daar veel werk van gemaakt.
A.W. Sijthoff's Uitg. Mij. (Leiden) liet een paar opgebonden bladzijden zien. Ook de drukkerij E.J. Brill (Leiden) zond eenige octavo bladzijden oostersch zetsel in, heel aardig voor iemand, die het nooit gezien heeft, dunkt me; een proef van haar niet-latijnschriften gaf de firma mij ten geschenke.
Drukinkt was er van de bekende buitenlandsche firma's: Kast & Ehinger, Beit & Co., Gleitsmann, Lorilleux en Berger & Wirth. Van hun agenten, van Beit & Co. in het bijzonder, ontving ik fraaie proefbladen, waarover uit den aard der zaak niets te zeggen valt. Voor het publiek belangrijk leek mij een reclameboekje van Chr. Hostmann over normaal-inkten, omdat hier door proeven wordt aangetoond, dat niet elk normaal-geel, blauw of rood een vaste toonwaarde heeft en driekleurendrukken, gedrukt met verwen, door de leveranciers als normaal-inkt verkocht, daarom nog niet noodwendig een zuiver kleurgetrouw resultaat moeten geven. De eenige nederlandsche fabriek in deze branche, die van P. van Son & Co. (Deventer) begunstigde mij ook met proeven. ‘Waar wij geen gemakkelijke taak hebben om den strijd met de buitenlandsche concurrenten vol te houden, bevelen wij ons in Uwe welwillendheid aan’, schreef zij mij.
Na verwant aan drukinkt is de hollandsche waterverf (Haarlem), waarmede ter demonstratie allerlei dingen beschilderd werden. Ik noem dit product volledigheidshalve, hoewel het buiten de eigenlijke drukkerijbedrijven staat.
Voor de aanmaak van boekdruk-illustratie was er onderscheiden materiaal (electrische lampen, reproductie-camera's en derg.) inge- | |
| |
zonden door de firma Klimsch & Co. (Frankfurt a. M.) en door Herman Levée (Amsterdam) als agent van de firma A.W. Penrose & Co., Ltd te Londen. Deze laatste, die in deze samenwerkte met de firma Van Leer, verspreidde een nuttig catalogusje van zijn stand met tekst in het engelsch, nederlandsch, fransch en duitsch.
De vlak-sterotypie-installatie in de stand Winkler, Fallert & Co., door deze firma genoemd autotypie-stereo-procédé zag ik niet in werking. Wordt inderdaad de snelheid in bewerking van 3 tot 7 minuten bereikt, waarmede deze apparaten werden aangeprezen, dan was hier ongetwijfeld iets te kijk dat ten volle waardeering verdient. De mij gezonden papiermatrijzen met auto's van 80 lijnen per cM. als ik mij niet verteld heb, want de punten zijn moeielijk te onderscheiden, waren, evenals de matrijzen en looden clichés ter tentoonstelling aanwezig, de aandacht waard.
Drukpersen waren er in soorten, van Rockstroh & Schneider (vertegenwoordiger Stolberg & Co.), van de machinefabriek Johannesberg (vertegenwoordiger H.B. IJdo), van de Babcock Printing Press Manufacturing Company (vertegenwoordiger Lettergieterij Amsterdam), een tweetoerenpers van de Linotype Machinery Ltd (vertegenwoordiger P. van Dijk), een drukpersenfabriek, die, schrijft het Börsenblatt van 5 Sept. naar aanleiding der gentsche expositie op geen tentoonstelling ontbreekt e.a. Als clou der tentoonstelling werd gepropageerd een vlakdruk rotatiepers Heureka van de machinefabriek Heidelberg (vertegenwoordiger C.B. Diem). Het toegepaste stelsel van indirecten gummidruk met drie exemplaren schoon- en weerdruk tegen één karbeweging, is stellig vernuftig gedacht en uitgewerkt. Te oordeelen naar het tentoonstellingsblad I.G.T.A., dat dagelijks gedrukt werd op deze machine in een oplaag van 5 à 10000 exemplaren (4 blz. 56½ ☓ 40½) laat het bereikte resultaat in het kleurhouden te wenschen over, in weerwil dat, naar mij elders verhaald werd, dure inkt verdrukt werd. De drukkwaliteit van deze methode werd dan ook zelfs in de niet-vakpers bestreden ( Telegraaf 3 Juli Av. II; De Ploeg 1 Sept.) en het is wel eigenaardig dat, toen de polemiek wat geluwd was, het blaadje I.G.T.A. zelf in het nummer van 28 Augustus zich als het ware liet ontvallen, dat ‘van drie afdrukken telkens het eerste het scherpst het derde het vaagst is’. De jury bekroonde de machine met een diploma voor de gouden medaille. Voor de provinciale pers, alsook voor snelle massa-productie b.v. van bulletins, die nog korter leven hebben dan een krant, is het systeem, geloof ik, zeer bruikbaar.
| |
| |
Jammer, dat, zooals gezegd door het ontbreken van een rotatiepers, bij het publiek de meening moest gewekt worden dat deze Heureka de manier van krantendrukken is.
Rollenspecie was natuurlijk geëxposeerd o.a. door Beit & Co. en Ottomar Swanten, beiden te Amsterdam. De eerste had daarvan gegoten een groote buste van H.M. de Koningin, kunstig maar leelijk, de laatste verwierf de hoogste onderscheiding voor deze afdeeling toegekend.
Een stand, die veel bekijks had, was de speelkaarten-fabricatie. De firma Faddegon & Co. (Amsterdam) in 1912 eigenaar geworden van den inventaris en de machineriën der in staat van faillissement verkeerende Nederlandsche speelkaartenfabriek en steendrukkerij te Amsterdam, een paar jaar te voren door een utrechtsch vakgenoot begonnen, had een onderdeel harer kaartmachines opgesteld. Natuurlijk niet het atelier, de steenen, persen, kalanders, de poedermachine, de droog- en appretuurmachines, maar wel de roteer-snijmachine en de reeds vermelde stansmachine. Van de finesses van dezen bedrijfstak kreeg het publiek niets te zien, d.w.z. de moeielijkheid van deugdelijke speelkaarten-aanmaak is gelegen in de keuze en bewerking van het uit drie lagen bestaande carton, dat niet mag kromtrekken en in het glanzen, vernissen en saniteeren der vellen, dat aan de kaarten zelf een eigenaardige stroeve gladheid moet geven.
Wat de steendrukkerij-branche te zien gaf, moet ik voorbijgaan als niet competent tot oordeelen; de plaatdrukkerij was vertegenwoordigd door de firma Roeloffzen, Hübner en Van Santen (Amsterdam) met een handpers, waarop gedrukt werden photogravures voor Martinus Nijhoff, bestemd voor Onze mannen ter zee van Scheurleer; een aardig etsje door Wenckebach werd mij als belangstellende aangeboden.
Papier, letter, inkt, pers, dat alles dient om te drukken: boek- en smoutwerk. Het was in overvloed aanwezig, zoowel reclame-dingen van de inzenders, als boeken en kaarten gereed ter verkoop. Ik heb niets gezien der vermelding waard; het goede was reeds lang bekend, het nieuwe scheen zonder bijzonder belang. 't Is waarlijk onnoodig hier nogmaals den lof te gaan zingen van de facsimile-reproductie's (kleurenlichtdruk en combinatiedruk met lichtdruk) van Emrik & Binger (Haarlem) en van drukwerk met nieuw gietsel uit oud-materiaal, den autotypiedruk en drie- en vier kleurendrukken van Enschedé (Haarlem). Toch merk ik even op, dat deze laatste firma het aangedurfd heeft de aquarel-origineelen te hangen boven de reproducties
| |
| |
om daarmede het overtuigende bewijs te leveren, dat haar boekdruk-reproductie kleurgetrouw kan zijn; zij was de eenige, die deze proef waagde. Eveneens is het eigenlijk overbodig te wijzen op de facsimile-drukken van Albert Frisch (Berlijn), een ieder welbekend als de uitvoerder van Sijthoff's Breviarium Grimani. al moet worden erkend, dat de algemeene kleur van zijn inzending niet die disstinctie had, die bij de reproductie-inzendingen uit ons land viel waar te nemen; een beschouwing van het kleurwerk viel stellig uit ten nadeele der duitschers. Moet hier loffelijk gewag gemaakt worden van de chromolitho's, de lichtdrukken en de auto'svan Van Leer (Amsterdam), van de technisch bijzonder kranige kleurendrukken van Meisenbach, Riffarth & Co. (Berlijn), van de aluminium-drukken van Mouton & Co. ('s Gravenhage), van de grafische zaken van Roeloffzen, Hübner en Van Santen (Amsterdam), van de welbekende grafische leerboeken van De nieuwe tijd (Amsterdam), ongeveer den eenigen fondshouder op dit gebied in ons land, van de zincografische krantenreproductie uit 1813 van de Erven Tijl (Zwolle) en van de vermaarde cartografische werken der topografische inrichting van het Departement van Oorlog te 's Gravenhage? Wat moet gezegd worden van de omvangrijke collecties modern drukwerk, mij blijkbaar ter bespreking toegezonden, door De IJsel te Deventer en door de Drukkerij Levisson te 's Gravenhage?
Ik noem niettemin uit de eerste verzameling een portret gedrukt op een offset, dus indirecte druk, René de Clercq's Toortsen (Amst. S.L. van Looy 1909), Molt's Spiegel onzer vader landsche geschiedenis (Amst., S.L. van Looy 1912) en Apeldoorn en omgeving (4e dr. Deventer, R. Borst & Co.), en uit de tweede collectie een modelboek De hersens er in gelegd met veel specimina ontleend aan de eigen uitgaaf Maandblad voor de typografie. En eindelijk hoe kan ik in dit tijdschrift een richtige waardeering geven van hetgeen de cliché-fabriek Utrecht (Utrecht) mij toezond, nl. een portret van wijlen mgr. G.W. van Heukelum, Jutfaas' kunstzinnigen pastoor, in autotypie naar B.v.d. Heuvel, en een driekleurendruk naar een bladzijde uit de Hieronymus-bijbel 1464, geschreven in het Fraterhuis te Utrecht (thans in de Universiteits-Bibliotheek te Utrecht), welk facsimile gepubliceerd zal worden in Ronner's Van leerling tot zetter? Wat te zeggen van haar clicheer-conserveer middel CCC, dat, blijkt het doeltreffend, welgevallig kan zijn o.a. aan secretarissen van geleerde genootschappen om gebruikte auto's en zinco's onbeschadigd te bewaren?
Een paar dingen moet ik echter afzonderlijk noemen. In de stand
| |
| |
Van Dijk werd uitgegeven een rond portret van de Koningin met Prinses Juliana in duplex-autotypie van Enschedé (middellijn 45 cM. inkt van Lorilleux, papier van Proost & Zoon). Vervolgens moet ik wijzen op de kanten in natuurzelfdruk van Van Boekhoven en van Enschedé. Het procédé, in 1852 in Oostenrijk gepatenteerd, kwam weinig in gebruik; uit Nederland ken ik er alleen van een handleiding van Wilson, bij den auteur in 1857 te Meppel verschenen en een proefboek van de Algemeene Landsdrukkerij te 's Gravenhage (1867). In de derde plaats vestig ik de aandacht op de waardedrukken van Geuze & Co's. drukkerij (Dordrecht) en de italiaansche waardedrukstof der firma Pietro Miliani (Fabriano). Vervolgens noem ik om de opvatting de verzameling werkstukken vervaardigd door leerlingen der vakschool voor de typografie te Utrecht, die, hoewel niet gelukkig in de paar bladzijden platwerk, in de smoutjes des te beter is. Ten slotte memoreer ik de door M.A. Sipman, ter gelegenheid van de I.G. T.A. gereedgemaakte beschrijving der drukkerij G.J. Thieme te Arnhem-Nijmegen, geïllustreerd met drukkerij-kiekjes en portretten o.a. van C.A. Thieme (overl. 1847) en zijn echtgenoote, beiden in typografischen kleurendruk naar J.A. Kruseman. De uitvoering, geheel in den stijl S.H. de Roos, is natuurlijk te prijzen; toch zou iets anders ter afwisseling niet onaardig geweest zijn. Op de 25ste niet gepagineerde bladzijde is te zien een der dubbele snelpersen, waarop de De Prins gedrukt wordt; het blijkt uit vergelijking met het reclameboekje over dit weekblad door den uitgever N.J. Boon verspreid.
In een afzonderlijke afdeeling was bijeengebracht een collectie beeldende kunst: etsen, litho's, kopergravures, houtsneden enz. kortom prentkunst. In die dingen - ik kom er rond voor uit - stel ik geen belang. Het eenige, wat mij de vermelding waard schijnt, is de inzending van R.W. P. de Vries Jr, leeraar aan de Vakschool te Utrecht, die voor zijn linoleumsneden gebruikt een grondstof op de zetterijen gebezigd voor het maken van ondergrondplaten; zijn werk was het eenige, dat daardoor verband hield met de boekdrukkerijtechniek.
Een afgedrukt boek wordt gebonden. Alleen over het afgewerkte product, nl. den band, heb ik een leekenoordeel. De firma Brandt & Zoon gaf ‘mooie’ banden naar ontwerpen van allerlei hedendaagsche sierartisten; A. Oosterbaan, ook te Amsterdam, deed een inzending, waarin hij, met succes, het moderne princiep der vlakdecoratie, het handvergulden, ook zelfs van het stempelwerk als repro- | |
| |
ductie-element in toepassing bracht. Men kan het werk dezer beide binders mooi of niet mooi, goed of niet goed vinden al naar mate den persoonlijken smaak. Een groot vraagteeken meen ik echter gerechtvaardigd of deze toch in ieder geval vrij prijzige werkstukken wel van veel invloed kunnen zijn op onze uitgeversbanden, die als massa-fabricaat geleverd worden, op de behoeften die bibliotheken en volksleeszalen, op de eischen die b.v. schoolboekerijtjes en gymnasiasten stellen. Wat Elias P. van Bommel (Amsterdam) inzond, weet ik niet; mijn aanvraag om inlichting werd niet beantwoord.
Het geheel gereed gemaakte boek eindelijk, het handelsobject van uitgever en debitant kon in onderscheidene soorten bekeken worden in een lees- en studiezaal, waar door fondshouders een keurcollectie bijeengebracht was. In de afdeeling vakliteratuur was Het Boek natuurlijk aanwezig.
Genoemd heb ik tot dusver niet een inzending, die misschien wel de meest belangrijke was nl. die van de Oxford University press te Oxford en te Londen. Ongunstig geëxposeerd in een kiosk van verouderd model, maakte deze uitstalling een vrij armoedig figuur. Mijn circulaire om inlichting naar haar stand ter I.G. T.A. geadresseerd, kreeg ik met ‘naam onbekend’ terug; een vertegenwoordiger was er niet, evenmin een catalogusje of zoo iets, alleen hier en daar een klein etiket met opschrift. Dit nu wees mij eenigszins den weg, want ik las zinnetjes van mij zelf afkomstig. In het begin van Juli kreeg ik een spoedvraag van prof. de Zwaan te Leiden, wien verzocht was door prof. Lake te Oxford de vertaling o.a. van enkele technische drukkerijtermen. Zoo weet ik dan, dat in de kiosk te kijk zullen geweest zijn onderscheidene bijbels en gebedenboeken, gedrukt op haar India paper en haar Oxford Bible paper, wat men aan het gesloten boek niet zou zien, zink- en aluminiumdrukken (metalithografie), facsimile-drukken, o.a. van de eerste folio-Shakespeare van 1623 met het Shakespeare-portret van Droeshout, uitgevoerd in 1901 in lichtdruk naar het Chatsworth-exemplaar, destijds toebehoorende aan den hertog van Devonshire en eindelijk een muziekdruk, waarvan de muzieknoten in boekdruk gezet zijn uit zetsel, gegoten naar stempels (matrijzen) gesneden omstreeks 1695 door Peter Walbergen, denzelfden hollander, die vroeger met een Voskens het compagnies-drukwerk te Batavia behartigd had.
Eigenlijk niet behoorende tot de drukkerij in engeren zin, maar toch ten allernauwste er mede verband houdende, was de demon- | |
| |
stratie van de Vereeniging tot bevordering der gezondheid in de grafische vakken in Nederland, die door het veel gebruikte beeld en tegenbeeld een indruk wilde geven van een vuile en niet vuile, hygiënisch ingerichte drukkerij en tevens propaganda maakte voor haar doel, waarvan wel als hoofdzaak aangezien mag worden het verkrijgen van een eigen sanatorium voor tuberculeuse typo's. De niet-behoorlijk ingerichte zetterij was enkele maanden, naar men zegt, nog in gebruik bij een vrij groote drukkerij te Amsterdam, die gefailleerd is.
Van deze industrieele expositie, waaraan, en ik acht dit een blijk van juist inzicht, geen retrospectieve afdeeling verbonden was, zal weinig overblijven. Het modellenboek van de Vakschool en de beschrijving der drukkerij Thieme zijn reeds genoemd. Ook zal men wel vinden een groot-octavo-boekje Archief-papier, waarin de firma P. Proost & Zoon bepleit het denkbeeld om van een oplaag enkele exemplaren, die dan in bibliotheken, archieven enz. bewaard moeten worden, te drukken op duurzaam papier. Daartoe beveelt zij aan een fabrikaat van de Koninklijke papierfabriek v/h. Pannekoek & Co. te Heelsum. Naar ‘gedrukt op papier van Pannekoek’ moet het heen, wat de groene Amsterdammer van 10 Augustus, letterlijk opgevat, gekscherend een wonder der techniek noemde. Ik vrees, dat deze begeerte wel tot de pia vota zal blijven behooren.
Wat zal er op dit papier terecht komen van een illustratievorm met fijn raster bestemd voor kunstdruk? Geheel verloren zal niet gaan De moderne drukkerij, een door S. Brons gestelde geïllustreerde beschrijving der drukkerij Corns. Immig & Zoon te Rotterdam, die juist tijdens de tentoonstelling haar 40-jarig bestaan herdacht (N. Rott. Crt. 1 Sept. Av. C) en evenmin zal verdwijnen het prentenboekje met 15 roto's en bijschriften over A.W. Sijthoff's Uitg. Mij. te Leiden. Ik ontleen er aan, als misschien aardig voor de lezers van dit tijdschrift, dat het Nieuw nederlandsch biographisch woordenboek van Molhuysen en de Geschiedenis van het nederlandsch volk van prof. Blok uitgevoerd zijn in monotype-zetsel. Ook zullen op aucties voorkomen één der 50 nummers van het krantje I.G.T.A., dat onder redactie van den directeur der stadsdrukkerij van Amsterdam E.J. de Groot dagelijks het licht zag, en exemplaren van de beide catalogussen. De hoofdcatalogus, waarvoor de heer D. Smit, de bibliothecaris van het amsterdamsche Leesmuseum een uitvoerig artikel publiceert over de technieken der grafische bedrijven, werd uitgegeven door de Nederlandsche Kiosken-Maatschappij te Rotterdam.
| |
| |
Als drukwerk is het boek bijzonder middelmatig, daarmee het gemiddeld gehalte van ons drukwerk typeerende. De tweede catalogus, die der prenten, is heel wat beter, maar er ontbreekt toch aan dat individueele in opvatting, dat juist hier zoo zeer gewenscht zou zijn.
En mijn eindoordeel? Het tentoongestelde was onvolledig en onvoldoende, en in het goede aanwezige niet buitengemeen. Toch was de tentoonstelling dat wel. Het geëxposeerde werd gedragen door de wijze van exposeeren. De man, die de I.G. T.A. gemaakt heeft tot een succes, is geweest Baanders, de architect. De indeeling en opzet van het geheel en de met neutrale tonen gedecoreerde gangen en kamertjes, gaven aan alles een bijzonder gedistingeerd cachet. Die architectuur was wel het beste van alles en daarvan was vooral aantrekkelijk de tea-room met het salon-orchestje (twee violen, cel, fluit, klavier), dat vol temperament moderne lichte muziek speelde met een gloed en een klank, die zeer ten goede werd geïnfluenceerd door een voortreffelijke warme acoustiek, zoo goed als het Paleis, toen het 25 jaar geleden nog voor concertzaal diende, nooit gehad heeft. Daar te zitten in getemperd diffuus rustig licht, onder den invloed van goede architectuur om zich heen, zich vermeiende in genoeglijke doorkijkjes vol lijnen en schaduwvallingen, terwijl schwungvol gespeelde eerste-rangsmuziek van licht gehalte haar werking deed, was werkelijk iets zeer eigen aardigs. Niet in de machinehal, noch bij het drukwerk, maar daar bij het toedienen van Heureka-thee, was het inderdaad een Ik-heb-gevonden. Zou het waar zijn, wat het tentoonstellingsblaadje schreef, dat er een publiek was, dat zijn entree betaalde alleen om in die omgeving zijn afternoon-tea te gebruiken en de expositie liet voor wat zij was? Zou, ook gegeven de leemten van het tentoongestelde, deze uitstalling werkelijk nut gedaan hebben? Aanstichters en exposanten hopen het natuurlijk en ik help het hen hopen.
J.W. Enschedé.
|
|