| |
| |
| |
Nog iets over de 16de-eeuwsche Hollandsche wereldkaart.
In den vorigen jaargang (blz. 291 en volg.) werd door mij een toelichtende tekst gegeven bij de merkwaardige oude Hollandsche wereldkaart, die kort te voren in het Britsch museum gevonden was. Ik trachtte daarin, door vergelijking met de in Nordenskjöld's facsimile-atlas afgebeelde kaarten, bij benadering te vinden waaraan de onbeholpene en toch in menig opzicht zoo eigenaardige voorstelling van onze kaart ontleend zou kunnen zijn, maar vond wel verwantschap met kaarten als die van Honterus en Apianus, maar geene identiteit. Ik had toen echter niet geraadpleegd de groote wereldkaart, die de hoofdbron is van al deze werken, de Universalis cosmographia van Waldseemüller, van 1507. Onlangs vestigde Dr. F.C. Wieder mijn aandacht op dit voor de geschiedenis der cartografie uiterst belangrijke werk, dat aan Nordenskjöld, toen hij zijn facsimile-atlas maakte, nog niet bekend was. Eerst in 1901 is door Prof. Jos. Fischer een exemplaar van deze kaart ontdekt in de bibliotheek van het slot Wolfegg in Wurtemberg, en spoedig daarna (1903) is zij door hem en Prof. Fr. R.V. Wieser met toestemming van den eigenaar Vorst Franz von Waldburg zu Wolfegg-Waldsee en met ondersteuning van de Ksl. Akademie der Wissenschaften te Weenen uitgegeven bij de Wagner'sche Universitäts-Buchhandlung te Innsbruck.
De titel van deze uitgaaf luidt: Die älteste Karte mit dem Namen Amerika aus dem Jahre 1507, und die Carta Marina aus dem Jahre 1516 des M. Waldseemüller (Ilacomilus).
Het is een mooie atlas in groot-folio formaat, bevattende een Duitschen en een Engelschen tekst, waarin een aantal toelichtende kaartreproducties, en de beide in den titel genoemde kaarten, elk in 12 bladen op werkelijke grootte en een overzichtsblad in sterke verkleining. Elk van deze beide kaarten bestaat uit twaalf aaneensluitende houtsneden van ong. 43 bij 60 centimeter; ze waren dus be- | |
| |
stemd om als wandkaarten te dienen, en daaraan is het toe te schrijven dat de talrijke exemplaren nagenoeg alle verloren zijn. Van de oudste kaart, die hier nader beschouwd dient te worden, waren blijkens een op de latere Carta Marina geplaatste mededeeling, 1000 exemplaren gedrukt.
De wereldkaart van 1507 is een van de hoofdwerken op het gebied van cartografie en geografie. Het is de eerste groote gedrukte kaart, waarop de nieuwe ontdekkingen van Spanjaarden en Portugeezen zijn aangegeven, de eerste kaart waarop de naam America voorkomt. Misschien kunnen we nog veel algemeener zeggen dat hiermee voor het eerst een gedrukte kaart op zoo groote schaal afzonderlijk in den handel is gebracht. De kennis van de aarde is zeker door deze uitgaaf algemeen verbreid geworden op een wijze, waarop zoo iets nooit te voren was geschied. Dit blijkt ook uit de talrijke navolgingen in kleiner afmeting, zooals o.a. de reeds vermelde kaarten van Honterus en Apianus.
Tot deze navolgingen van de kaart van Waldseemüller behoort nu ook onze onlangs ontdekte Hollandsche wereldkaart, en het schijnt daarom de moeite waard, aan de vroegere beschouwingen over deze kaart eene vergelijking met dit voorbeeld toe te voegen. Op het eerste gezicht lijkt het dwaas, hier van vergelijking te gewagen. De onbeholpen kaart die Jan Seversz. in 't licht gaf, is stumperwerk naast het meesterstuk van den grooten cartograaf. En toch, evenals een veel gebruikt schoolboek den boekenliefhebber en den geschiedvorscher belangstelling inboezemt naast een wetenschappelijk werk, zoo heeft ook deze kleine en zeker in haar tijd goedkoope houtsneeschets van de wereld haar belang naast het groote voorbeeld, dat, hoewel in duizend exemplaren verspreid, toch niet hetzelfde leergierige publiek kon bereiken, waarvoor de goedkoope copieën bestemd waren.
De kaart van Waldseemüller is ontworpen in de gewijzigde kegelprojectie van Ptolemaeus, met gekromde meridianen. De parallelcirkels loopen rechts en links zeer sterk opwaarts, zoodat de aequator aan de beide einden tot bijna in de bovenhoeken van de kaart reikt, en de meridianen buigen zich noordwaarts geheel horizontaal naar het midden toe. Het gevolg is dat de in het midden geplaatste landen, westelijk Azië en oostelijk Africa, behoorlijk recht op de kaart staan, maar de noordwestpunt van Africa ligt reeds veel hooger dan de oostelijkere kusten, Spanje is nog meer omhoog geraakt, en Engeland en Scandinavië hebben in plaats van een staanden
| |
| |
een liggenden stand gekregen. Nog veel erger is dit het geval met Noord-America, waarvan de oostkust, de eenige die bekend is, geheel in den linker bovenhoek horizontaal komt te liggen, terwijl de onbekende westkant naar boven gekeerd is. Hetzelfde zien we in het uiterste oosten, waar de Indische archipel in schuinen stand komt, en het groote eiland Zipangri, dat grootendeels tusschen den noordelijken keerkring en den evenaar ligt, geheel in den rechterbovenhoek geteekend is.
1. Noord-America, genomen uit blad 1 van de wereldkaart van Waldseemüller, 1507. Verkleind, 1: 3.
De Nederlandsche copiïst, die geene lengte- en breedtegraden teekende, maar alleen de omtrekken der landen weergaf, zooals hij ze zag of meende te zien, heeft dit niet goed begrepen. Wel heeft hij niet blindelings den vorm, dien hij vóór zich zag, nageteekend, met name heeft hij de westelijke middellandsche zee recht gezet, en
| |
| |
daaraan zelfs een juistere gedaante gegeven, waaruit we mogen opmaken dat hij hiervan een betere afbeelding, misschien een goede zeekaart gekend heeft; maar zijn teekening van Portugal en noordelijk Spanje, Engeland en Scandinavië toont duidelijk dat hij hier zijn voorbeeld niet begreep, en het domweg - en bovendien zeer slecht - copiëerde. Voor Noord-America werkte deze zelfde oorzaak nog veel noodlottiger; om dit duidelijk te doen zien geef ik hier een stuk van het eerste blad van Waldseemüller's kaart in sterke verkleining (ongev. 1:3) Vergelijkt men de afbeelding met de kaart van Jan Seversz., dan ziet men dat het land van Parias, dat bij Waldseemüller door den keerkring gesneden wordt, en dat ongeveer met Mexico overeenkomt, bij den copiïst in het uiterste noorden ligt, en dat de zuidelijke punt die in het voorbeeld bijna met Zuid-America samenhangt, er bij hem geheel van verwijderd is geraakt. De eilanden Isabella (Cuba) en Spagnola (Haïti) die zich op de groote kaart behoorlijk van het uitstekende zuidoostelijke schiereiland van Noord-America (Florida) af zuidoostwaarts uitstrekken, liggen bij den copiïst ten zuiden van datzelfde Parias, zelfs nog iets westelijker. En evenals Parias in het westen, is in het uiterste oosten Zipangri geheel naar het noorden verdwaald.
Een tweede groote afwijking van zijn model beging onze copiïst, doordat hij Europa te groot nam. Zijn manier van werken, waarop ik vroeger reeds wees, verklaart dit; hij neemt overal de ruimte die hij voor zijn bijschriften noodig heeft, en hoe schraal zijn meedeelingen over Europa ook zijn, hij had hier toch meer te vertellen, dan mogelijk zou geweest zijn, als het kleine werelddeel tot zijne werkelijke proportie was teruggebracht. Het gevolg is geweest, dat Azië en Africa in verhouding zeer veel kleiner zijn geworden, en vooral dat voor noordwestelijk Africa slechts die rare, smalle strook beschikbaar bleef, terwijl het bij Waldseemüller integendeel bijzonder breed en massief is uitgevallen.
Juist in Waldseemüller's teekening van Africa zien we duidelijk, wat ons bij de bestudeering van de Hollandsche copie ook al uit den inhoud bleek, dat hier naar twee zeer verschillende bronnen gewerkt is. Hij heeft het Ptolemaeische Africa, d.i. Noord-Africa met zijn scherpen noordwesthoek, verbonden met het Africa van de Portugeesche zeekaarten met zijn juist geteekenden, afgeronden omtrek. Evenzoo is Azië op zijn groote kaart ontstaan uit eene verbinding van het Ptolemaeische westen met de vruchten van Marco Polo's reizen in het oosten, en de resultaten van de Portugeesche
| |
| |
vaarten in het zuiden. Zelf zegt hij over zijne bronnen hier en daar iets. Zoo lezen we in een langeren tekst in zijne Carta marina over de oudere kaart, dat hij in de eerste plaats Ptolemaeus gevolgd had, maar met toevoeging van veel uit die andere bronnen:
Additis non paucis quae per Marcum civem Venetum tempore Clementis 4. et Gregorii X. maximorum pontificum, et Cristoforum Columbum et Americum Vesputium capitaneos Portugallenses lustrata fuere simul et experientia testificante adinventa.
Maar we moeten terugkomen op onzen Hollandschen teekenaar en zijne eigenaardigheid. Zooals hij Europa te groot teekende, en daardoor de andere deelen van de oude wereld in verhouding kleiner moest nemen, kwam hij in nog grooter moeilijkheid met wat daarbuiten lag, en waarvoor geene behoorlijke plaats over was. America in het westen, Zipangri in het oosten, op de groote kaart door breede oceanen van de oude wereld gescheiden, zijn bij hem in de smalle hoeken die over bleven, tegen Europa, Africa en Azië aangeduwd. Het ergst is dit in het Noordwesten, de Catherides die de copiist vlak bij de noordwestpunt van Spanje geteekend vond, en het groene eiland, Insula viridis, dat nog iets noordelijker was aangegeven, kwamen bij hem tegen Noord-America aan, en de Azoren, bij Waldseemüller op kleinen afstand van de Portugeesche kust geteekend, zijn, met den naam van één eiland Insula s. Georgii aangeduid, tusschen de Antillen en Zuid-America beland. Het eind-resultaat is dat wonderlijke geheel dat onze reproductie deed zien, de wereld op een vierkant vlak samengeperst.
Als geheel bezien, verschilt de kaart door deze eigenaardige bewerking geheel en al van de meesterlijk geteekende wereldkaart van Waldseemüller. Bekijken we haar echter metal hare opschriften in bijzonderheden, dan blijkt doorgaand een volkomen overeenkomst, zoodat er geen twijfel blijft, dat het er een wezenlijke copie van is.
Zoo goed als alles wat in de vroegere beschouwing van onze kaart als eigenaardig is vermeld, is aan Waldseemüller ontleend, de geheele uitvoerige kustbeschrijving van Africa, de eilanden in den Indischen oceaan, de reeds aangewezen zonderlinge afbeelding van den Indischen archipel met al de inschriften, de opgaaf betreffende de heerschappij van den priester Johannes, de kruis- en maanwapens als aanduiding van christelijke en niet-christelijke rijken.
Op de kaart van Waldseemüller vinden we ook al de meedeelingen in Europa en Noord-Azië, en ook de meeste in America die vroeger op de Hollandsche kaart onze aandacht trokken, de witte beren, en de iudei clausi, de leeuwen en de christenkerken in Azië,
| |
| |
de afbeelding van de papegaai in Zuid-America en die van den olifant in Africa. Waldseemüller's Zuid-Africa wordt hier, weer verkleind (1: 3), afgebeeld; men ziet er ook de montes lune, de paludes nili en tal van andere zaken, die de Hollandsche kaart heeft overgenomen.
Toch is onze Hollandsche cartograaf niet iemand zonder eigen kennis. Hij heeft wel degelijk hier en daar uit andere bronnen het gecopieerde werk trachten te verbeteren en te verrijken. Zoo vind ik in de Nederlanden en aangrenzende streken de volgende namen die Waldseemüller niet heeft: Monasterium, Clivis, Montis, Traiectum, Leodium, Zelandia, Hannonia. Men vergelijke de Hollandsche kaart met de hier, op oorspronkelijke grootte, gegeven afbeelding van een stuk van het zesde blad van de groote kaart.
2. Zuid-Africa, genomen uit blad 10 van de wereldkaart van Waldseemüller, 1507. Verkleind, 1:3.
Den zuidelijken zeevaartweg volgende vind ik de Columne Herculis bijgevoegd, voorts den naam insule Canarie; Waldseemüller
| |
| |
heeft de namen der afzonderlijke eilanden, maar als algemeenen naam alleen insule fortunate. Den naam Caput viridum heeft de Hollander op twee plaatsen verbeterd in Caput viride, en aan de kaap de Goede Hoop heeft hij den mous niger en de zuil met het kruis bijgevoegd. Zoo heeft hij ook op Taprobana het jaartal 1507, en in Voor- en Achter-Indië, Callicut en Aurea chersonesus, de portugeesche vanen en de jaartallen 1501 en 1513 zelfstandig aangebracht.
3. Engeland en de Nederlanden, naar Waldseemüller. Uit blad 6 van de wereldkaart van 1507. Ware grootte.
Ook in America zijn nieuwigheden ingevoerd. In Noord-America, op Isabella en op Spagnola, is de meedeeling inventa per regem Hispaniae ao 1497 ingeschreven. In Zuid-America is het jaartal van de ontdekking, 1494 bijgevoegd; de groote kaart vermeldt den naam van Columbus genuensis maar geen jaartal. Weggelaten is daarentegen - wat wel niet anders dan toeval kan zijn, daar immers de copiist zoo heel veel moest weglaten - de uitdrukkelijke vermelding
| |
| |
van de ontdekking van Brazilië door een Portugeesch kapitein op weg naar Calicut, en de Portugeesche vaan die deze ontdekking aanwijst, terwijl de Spaansche vaan te laag beland is.
4. Westelijk Spanje en Portugal, naar Waldseemüller. Uit blad 6 van de wereldkaart van 1507. Ware grootte.
Hiermede is in 't algemeen de verhouding van onze Hollandsche kaart tot de groote kaart die er de bron van is, geschetst. Er blijft ons over, eenige bijzonderheden te bespreken, vroeger door mij vermeld, maar waarover de bestudeering van de groote kaart nu meer licht geeft. Onze aandacht viel destijds op de eigenaardige teekening van kaap St. Vincent, Caput Vincentii in Portugal, als een vierkant schiereiland. Dit blijkt bij vergelijking niets dan een copieerfout te zijn; bij Waldseemüller is het witte vierkant met het inschrift er ook, maar het is daar geen landtong, doch een stuk van de zee, dat wit gelaten is voor den naam. Op dezelfde wijze is het gelijksoortige schiereiland van Caput finisterre ontstaan. De reproductie van westelijk Spanje en Portugal naar Waldseemüller (oorspronkelijke grootte) doet dit duidelijk zien. Toen ik dit zoo bevond, richtte ik mijn oog als van zelf op het soortgelijke vierkante schiereiland aangeduid als Chersonesus magna met de halve maan op de noordkust van Afrika; maar dit bleek niet aan Waldseemüller ontleend, die den naam eenvoudig tusschen andere plaatsnamen op het land heeft geschreven. Is de vierkante Chersonesus magna van de Hollandsche kaart dus op dezelfde wijze ontstaan, dan zou tusschen deze copie en het groote voorbeeld nog
| |
| |
een andere copie moeten liggen die den naam in de zee had aangebracht; het is echter ook denkbaar dat we hier eene opzettelijke wijziging hebben van onzen Hollandschen cartograaf, die Barca niet duidelijk genoeg aangegeven vond. Hij is dan niet tevreden geweest met het schiereiland nu ook heel zichtbaar te teekenen, maar heeft er bovendien de halve maan geplant, die in zijn voorbeeld oostelijker, op Alexandrië, stond.
Natuurlijk was ik ook vol belangstelling hoe het met de groote in vieren gedeelde vaan aan den Bosporus gesteld was op de kaart van Waldseemüller. En zie, deze heeft dezelfde vaan tweemaal, eens zeer groot op Constantinopel gezet, eens kleiner, midden in Klein-Azië bij den naam Turcia. Het is dus duidelijk, dat hij volstrekt niet, zooals ik vroeger van den maker onzer Hollandsche kaart veronderstelde, in de dwaling verkeerd heeft dat Constantin opel nog niet Turksch was. Trouwens hij heeft ons in zijn boek Cosmographiae Introductio, dat ongeveer gelijktijdig met de kaart verscheen, over de beteekenis van de vanen en wapens op zijn kaart, heel nauwkeurig ingelicht. Ik laat deze mededeeling, zooals ik ze in den tekst bij de kaart vind, hier volgen; men ziet er uit, dat ook in Europa keizerlijke en pauselijke wapenteekens zijn aangegeven die onze Hollandsche kaart niet heeft overgenomen.
Orbis terrarum regiones praecipuas dominorum insigniis notare studuimus. Et (ut ab ea in qua sumus parte incipiamus) ad Europe meditullium Rhomanas aquilas (que regibus Europe dominantur) posuimus atque clave summi patris patrum insigni ipsam fere Europam (que Rhomanam ecclesiam profitetur) cinximus. Aphricam pene omnem et Asie partem signavimus lunulis, quod est insigne summi Babilonie Soldani quasi totius Egypti et partis Asie domini. Asie vero partem que minor Asia dicitur, crocea coloris cruce iuncto chalybe circumdedimus, quod est signum Thurcorum Soldani. Scythiam intra imaum maximum Asie montem et Sarmaticam Asiaticam notavimus anchoris, quas magnus Tartarus pro insigni habet. Crux rubea presbyterum Joannem (qui et orientali et meridionali Indie preest atque in Biberith sedem tenet) representat. Denique in quartam terre partem per inclytos Castilie et Lusitanie reges repertam eorundem ipsorum insignia posuimus.
Waldseemüller hield dus de vaan die door het kruis in vieren verdeeld wordt voor die van den Turkschen sultan, maar dit is waarschijnlijk eene dwaling van hem en misschien ook van zijn voorgangers en tijdgenooten. Immers de vaan moet wel degelijk die zijn van de oude Grieksche keizers, de Palaeologen, die toevallig in de kaarten was blijven staan op hun oude hoofdstad. De opmerking werd dadelijk na het verschijnen van de kaart van Jan Seversz. gemaakt door Dr. M.E. HOUCK te Deventer, die mij de volgende aanhaling uit Rietstap's Armorial Général toezond.
| |
| |
Palaeologos, Grèce, Armes de famille: de gueules à la croix d'or. Armes modernes: de gueules à la croix d'or, cant, de 4 B du même (signifiant Βασιλευς Βασιλέων, Βασιλεύων Βασιλευόντων, en français ‘Roi des Rois, Règnant sur des Rois’; Michel Paléologue, élevé au trône byzantin en 1260, ajouta les 4 B aux armes de famille).
In dezelfde vriendschappelijke meedeeling wordt uit den Overijselschen almanak van 1852 een beschrijving van Joannes de Hese, presbiter te Jerusalem aangehaald, die in Boven-Indië de hoofdstad van het rijk van Paap Jan, Edissa vermeldt, 24 maal grooter dan Keulen. Uitvoerig beschrijft hij de stad en het paleis, en deelt ook de bijzonderheid mede, dat er geen vrouwen wonen, maar dat deze zich ophouden op een eiland dat vier dagreizen ver ligt.
Dit merkwaardige bericht geeft van twee overleveringen lezingen, die weer van die van Waldseemüller afwijken. Paap Jan toch heeft zooals we zagen bij hem zijn zetel ook in Indië, maar zijn hoofdplaats heet Biberith, en de afzonderlijk op een eiland wonende vrouwen zet hij midden in de Indische zee, waar ook de mannen hun eigen eiland hebben. Die twee eilanden met het christeneiland Scoyra als derde vonden we ook bij Jan Seversz. en bij Apianus, maar hun beider bron, Waldseemüller geeft er dezen tekst bij:
Annod. 1285 in una ex his insulis soli habitabant Viri in alia femine et sibi conveniunt semel in anno et sunt christiani, habent episcopum subiectum Scoyre.
De zuidelijker gelegen groote eilanden Madagascar en Zanzibar geeft Waldseemüller ongeveer zoo als we ze reeds uit de Hollandsche copie kennen, met nog lange inschriften over de voortbrengselen en den handel. Deze zijn, zooals de uitgevers ons meedeelen, ontleend aan Marco Polo in de redactie van Fra Pipino. Naast Madagascar staat nog de volgende mededeeling:
Veniunt de regno Moabar naves in 20 diebus ad hanc insulam madagascar et vix in tribus mensibus possunt redire in moabar eo quod maris illius influxus vehemens semper ad meridiem currit.
Het rijk Moabar kennen we reeds uit de Hollandsche kaart; het ligt op die vreemde Oost-Aziatische landtong, die we bij Waldseemüller en op al de van hem afhangende kaarten vinden, en waarin we een rest van de Ptolemaeische voorstelling van een samenhang tusschen Oost-Azië en Zuid-Africa herkend hebben. En, merkwaardiger wijze, is de aangehaalde mededeeling door den Hollandschen copiist wel overgenomen, doch niet bij Madagascar gezet, maar juist in het rijk Moabar - een duidelijk bewijs dat hij niet domweg copieerde, maar zich weldegelijk rekenschap gaf van de beteeken is van hetgeen hij overnam.
| |
| |
Voor de verdere ontwikkeling van de kennis van de wereld in de 16e eeuw is het van belang, nog een blik te werpen op de tweede groote wereldkaart van Waldseemüller, de Carta marina van 1516. Deze kaart doet ons zien, dat de groote cartograaf, terwijl zijn eerste werk in duizend exemplaren en zeker nog veel talrijker copiën aan de menschen in Europa geographie leerde, zelf na weinige jaren in menig opzicht al weer veel beter onderricht was. Bepaaldelijk is de gedaante van de Indische landen heel anders, en veel juister geworden. We vinden niet meer eerst de aurea chersonesus, die met Achter-Indië overeenkomt, en ten oosten daarvan die veel grootere landtong, maar in plaats daarvan één schiereiland dat wel nog heel groot is, maar toch de werkelijke gedaante van Achter-Indië veel nader komt.
Naast het eiland Madagascar staat op deze kaart nog een merkwaardig opschrift, eene aanwijzing van den voortgang van de kennis omtrent de Indische zee.
Indicum hoe pelagus omne cum suis sinibus Ptholomeus undique a terra claudi retulit, Portogalensium navigatio secus ostendit nostra tempestate.
De priesterkoning Johannes is nu van Azië naar Africa verhuisd. Wij zien hem in vol ornaat op zijn troon zitten, met een bijschrift, dat in hoofdzaak met dat van de vroegere kaart overeenkomt, hoewel Indie nu een heel andere beteekenis heeft, en dat verder den lezer omtrent de leer van de Abyssinische christenen inlicht:
Hic dominatur ille potentissimus rex quem nos vocamus prespiterum iohannem dominum indie maioris cuius dominium Egipto mari rubro et regno melindarum clauditur. Suntque omnes cristiani abasini. Conficiunt sub utraque specie, circumeisionemque observant. Baptisantur aqua et igne, eciam infantibus sacramenta administrant.
Naast den vorst zelven is zijne residentie Hamaharic afgebeeld, ook weer met een uitvoerigen tekst, waarin het paleis beschreven, en nog iets over de heerschappij van den priesterkoning meegedeeld wordt.
In civitate Amaharic olim Auxuma residet rex de Habesch sive de india Ethiopie quem nos vocamus prespiterum iohannem, habens multos reges Saracenos tributarios in cuius palacio sunt due porte in quibus leones et maximi canes catenis ligati nequis içnotus alienus sine ductore ingrediatur. habet eciam in qualibet porta 1000 armatos pro custodia. Suldanus Chari eidem solvit tributum annuale de nili fluminis admissione ne in catharactis restrictione divertatur.
Het mannen- en het vrouwen-eiland komen op de kaart van 1516 niet meer voor.
| |
| |
Maar wellicht reeds genoeg bijzonderheden. Het zal uit het besprokene wel duidelijk zijn dat de kaart door Jan Seversz. te Amsterdam omstr. 1535 uitgegeven, en zeker al eerder, maar toch na 1513, vervaardigd, behoort tot de kopieën naar Waldseemüller's Cosmographia van 1507, die den grondslag uitmaakt van de 16e-eeuwsche kennis van de aarde. En omtrent den aard van het werk van den copiïst is gebleken, dat hij geen begrip had van wetenschappelijke kaartprojectie, maar veel belangstelling in geographie en vooral in de nieuwe ontdekkingsreizen; dat hij deels zonder inzicht verkeerd nateekende, maar in andere opzichten weer met bewustzijn veranderingen, toevoegingen en verbeteringen aanbracht. Omtrent de Nederlanden gaf hij 't een en ander van zich zelf, de Middellandsche zee verbeterde hij eenigszins, hij bracht correcties aan in 't Latijn, en hij gaf ook voor de nieuw gevonden landen toevoegingen en opgaven betreffende den tijd der ontdekkingen. Mogen we naar deze kleine opmerkingen opnieuw gissen, wat voor een man de copiïst geweest is, dan zou ik ook nu geneigd zijn, allereerst aan een schoolmeester te denken.
C.P. Burger Jr.
|
|