minister erop aan, dat voor Hymans een uitzondering zal worden gemaakt. Zoo is ook geschied. Zeer slecht werd deze edelmoedigheid, die Van den Gheyn's karakter geheel teekende, beloond. In 1909 trad Hymans af, en een ‘plébiscite du monde scientifique’ wees Van den Gheyn aan als zijn opvolger. Doch voor eenige hooge departements-ambtenaren golden ‘hoogere’ belangen dan de wetenschap. Wel werd Van den Gheyn benoemd tot Conservateur en chef, doch door het creëeren van een nieuwen ambtenaar met een nieuwen titel, wist men het hoofdbeheer uit de handen van den Jesuiet te houden.
Aan hen, die hem met zijn ‘benoeming’ feliciteerden, zond Van den Gheyn als dankbetuiging een visitekaartje met de ondeugende woorden erop ‘Ni fleurs ni couronnes’. En als openbaar protest tegen de handelwijze van het ministerie werd hem een feestmaal aangeboden, waarbij niet alleen de Académie Royale en de Universiteit, maar ook de balie, het gemeentebestuur, de geestelijkheid en de geheele wetenschap deelnamen. ‘Dien avond - zegt De Nieuwe Courant van 4 Febr. 1913 - mocht Van den Gheyn beseffen, hoeveel sympathie hij genoot, en hoezeer de miskenning, die hem had getroffen, ook door anderen werd gevoeld’. Het amende honorable, dat de oud-minister Schollaert hem bracht, door zijn begrafenis bij te wonen, kwam ruim 3 jaren te laat.
De Nieuwe Courant en ook eenige andere bladen, die een uitvoerig overlijdensbericht over Van den Gheyn publiceerden, zijn van meening, dat die miskenning van zijne verdiensten wellicht niet zonder invloed geweest is op zijn daarna gevolgde ziekte, en misschien ook zijn dood heeft verhaast. Het is natuurlijk mogelijk, dat Van den Gheyn, onder den invloed van zijn kwaal, zich de dingen wat meer aangetrokken heeft dan ze waard waren. Doch zeker is het, dat een reuzengeest als Van den Gheyn, die naar het getuigenis van allen, die met hem in aanraking kwamen, in adel en hoogheid van karakter even hoog stond als in geleerdheid, zich de kleingeestigheid van een departements-ambtenaar al weinig moet hebben aangetrokken, vooral omdat hij aanstonds daarop van alle zijden de meest ondubbelzinnige bewijzen mocht ontvangen, hoezeer de algemeene sympathie voor hem daardoor juist gestegen was.
Dat Van den Gheyn aan allen, die hem kwamen raadplegen, of op andere wijze zijn hulp inriepen, zijne wetenschap op de meest onbekrompen wijze mededeelde, hebben honderden geleerden en niet-geleerden met dankbaarheid mogen ondervinden. Het kon van