‘Letterkundige namaak’ of ‘letterkundig bedrog’?
De Tijdspiegel gaf onlangs (najaar 1912)een lezenswaardig artikel van J.W. Muller over ‘letterkundige namaak’, dat we, na onze herhaalde vermelding van de Oera-Linda boek-quaestie niet met stil-zwijgen mogen voorbijgaan. De schrijver behandelt namelijk onder de vele soorten van dezen‘namaak’ ook achtereenvolgens Klaas Kolijn, het Oera-Linda-boek en de Klapper der Calkoens. Hij bemerkte eerst achterna - zie p. 23 van zijn opstel - dat hij hier geheel denzelfden gedachtengang volgde als F. Bezemer Sr. voor enkele jaren onder het opschrift‘Letterkundig bedrog’; zoowel het werkje van Bezemer als onze mededeelingen (Tijdschr. v.b. en b. v 275, vI 94, 237, Het Boek I 188) waren hem ontgaan. Natuurlijk is zijne behandeling weer in vele opzichten verschillend van die van Bezemer; zijne aanwijzing dat de taal van Klaas Kolijn aan ieder die eenigszins met de werkelijke taal onzer voorouders bekend is, onmiddellijk als knoeiwerk herkenbaar is, en dat de zoogenaamde geschiedenis in het Oera-Linda-boek opgeteekend voor elk die van geschiedenis eenig be-grip heeft, onzinnig is, is afdoend.
Maar zijn nu deze boeken voor goed afgemaakt? En heeten ze met recht ‘bedrog’ en ‘namaak’?
Klaas Kolijn verdient zeker beide namen; de plaatsnijder die oude kronieken namaakt om een onnoozel geleerde daarmee geld af te zetten is aan beide wandaden schuldig.