| |
| |
| |
Boekbesprekingen.
G. Auboyneau et A. Fevret, Essai de bibliographie pour servir à l'histoire de l'Empire Ottoman. Fasc. I. Religion - Moeurs et Coutumes. Paris 1911. Leroux.
Eene bibliographie van werken betreffende de geschiedenis van het Osmanische rijk samen te stellen is voorzeker een hoogst nuttig, maar geen gemakkelijk werk. Of de bewerkers van bovengenoemde Essai zich daarvan bewust geweest zijn moet met het oog op deze eerste Aflevering betwijfeld worden, want hetgeen zij geleverd hebben beantwoordt zelfs niet aan de eerste eischen, die men aan eene Proeve van bibliographie mag stellen. Deze eerste aflevering heet gewijd te zijn aan de geschriften over Godsdienst, zeden en gewoonten, bevat echter in werkelijkheid eene bonte lijst van allerlei geschriften, waaronder vele, die men allerminst hier zoude zoeken, zelfs Hebreeuwsche drukken, die niets met Turkije te maken hebben. De orde waarin de titels gegeven worden schijnt eene chronologische te zijn, waarbij echter het zonderlinge feit zich voordoet, dat, na eenige titels zonder jaartal, eerst verscheidene Arabische en Turksche titels opgesomd worden tot aan de jaren 1317-1321 van de Hidjra (No. 137), waarop dan voortgegaan wordt(No. 138) met in West-Europa verschenen werken van af 1481!
Alsof de auteurs er nooit van ge hoord hebben dat de Mohammedaansche tijdrekening eene andere is dan de onze! Men zoude echter zelfs eene zoo vreemde volgorde desnoods kunnen verontschuldigen, als mocht aangenomen worden, dat het doel geweest was eerst de Oostersche titels en daarna de Westersche op te sommen, maar dit is het geval niet: Oostersche titels komen overal voor, wanneer zij toevallig het jaartal van onze tijdrekening bevatten. De transcriptie der Oostersche titels laat alles te wenschen over en de allerslordigste vergissingen komen daarbij voor, bijv. No. 72 Yazidgi Aghlu (l. Oghlu); bovendien wordt alleen de auteur, niet de titel van het werk, die zeer goed bekend is, aangegeven! No. 128 heet het: Hariri d'el Harîrî enz., wat ongeveer even dwaas is als: Blok van Blok, indien men Blok's bekend werk over de Vaderlandsche Geschiedenis bedoelt!
Maar genoeg reeds. Het is mij een raadsel, hoe de Heeren Auboyneau en Fevret, die blijkens de aan hun namen tosgevoegde qualiteiten beter moesten weten, een werk hebben durven uitgeven, dat zelfs niet aan de meest elementaire eischen eener behoorlijke bibliographie voldoet en dat niet anders dan prullewerk genoemd kan worden.
Utrecht.
M. Th. Houtsma.
| |
The paper of lending library books, with some remarks on their bindings, illustrated by diagrams and photomicrographs. By Cedric Chivers. A summary of two lectures delivered before the American library ass. at Bretton woods U.S.A. July 1909, and the British library ass. at Sheffield, England, Sept. 1909. Publ. by Cedric Chivers ltd., Portway, Bath, and Truslove en Hanson ltd. 153 Oxfordstreet, London. 34 blz. gr. 4o.
De heeren ‘Cedric Chivers ltd.’ zijn ‘library bookbinders’, en de studie van den man die zijn naam aan de zaak gaf, is vooral uit een practisch oogpunt van belang. Gemakkelijk te volgen is zijn betoog niet, daar het een Nederlandsch lezer vaak moeilijk valt de technische termen in het Engelsch volkomen te verstaan. In hoofdzaak komt zijne uiteenzetting hierop neer, dat het tegen woordige papier gemiddeld
| |
| |
slechter is dan dat, waarop vóór 1890 de boeken gedrukt werden, en dat de gebruikelijke wijzen van boeken in te binden onder deze veranderde omstandigheden niet meer voldoen, vooral voor uitleenbibliotheken, waar een boek honderden malen door de handen gaat. De samenstelling van het papier kan zeer belangrijk verschillen, maar dit is niet de hoofdkwestie bij de vraag naar het weerstandsvermogen. De dikte van het papier is een vraag van wellicht nog grooter belang; het dikke lichte papier met veel lucht tusschen de vezels biedt veel minder weersland dan papier met goed ineen geperste vezels. Veel van de nu gebruikte papieren kunnen het vouwen niet verdragen zonder veel van hun sterkte te verliezen. Al deze punten zijn bij een aantal verschillende boeken onderzocht, en van de resultaten worden tabelletjes en microscopisch vergroote afbeeldingen gegeven. In fig. XVI worden in doorsnee drie boeken van gelijke dikte 1¾ inch) voorgesteld, waarvan het eene 1168, een ander slechts 304 bladzijden heeft, fig. XVIII toont een boek met dik papier, dat zichzelf door uitzetting in den rug uit den band heeft gewerkt, fig. XX laat drie boeken zien op verschillende wijze gebonden, waarvan twee gebrekkig open liggen, terwijl het derde als ik het wel begrijp daardoor goed open ligt, doordat elk blad op een katoenen strook is opgezet. Dit laatste acht de lecturer voor veel moderne boeken volstrekt noodig, en het komt ten slotte door grootere duurzaamheid van het boek veel goedkooper uit. De slotsom is, dat men den binder geen voorschriften betreffende de wijze van binden moet geven, maar hem overlaten die methode toe te passen die het boek eischt, en over zijn werk moet oordeelen door eenigszins voortgezette waarneming, hoeveel uitleeningen de door hem gebonden boeken verdragen.
| |
Vereeniging Haagsche Kunstkring. Tentoonstelling van oude en nieuwe kinderprentenboeken en kinderprenten, in de zalen der vereeniging (Heerengracht 13) te houden van 5-17 Febr. 1912 26 blz. klein 8o.
Hoewel de tentoonstelling reeds lang voorbij is, is deze korte beschrijving, door den heer G.J. Boekenoogen er van gegeven, toch van genoeg belang, om er nog 't een en ander uit mede te deelen. Uit het voorbericht en de inleiding over de zeldzaamheid van oude kinderboeken en prenten mag hier even worden aangestipt, dat in 1906 te Amsterdam opde tentoonstelling ‘Kind en kunst’ bijna alleen moderne kinderboeken te zien waren, maar dat voor eenigen tijd te Zutfen een tentoonstelling van kinderboeken is gehouden, die ook oudere boeken en prenten liet zien, en dat deze collectie met toestemming van de inzenders naar den Haag is overgebracht, en uitgebreid tot de hier beschreven verzameling, zoo belangrijk als nog nooit in ons land bijeen was te zien geweest. Eerst deze gaf ‘een goed overzicht van onze eigen kinderprentenboeken van den vroegsten tijd tot heden.’ ‘De tentoonstelling werd niet met een wetenschappelijk doel ingericht. Er is in de eerste plaats voor gezorgd dat alleen datgene getoond wordt, wat voor ieder bezoeker interessant is.’ Buitengesloten werden dus in den regel ongeïllustreerde boeken. Er is niet gestreefd naar volledigheid, maar een keus gedaan van ‘datgene wat het meest interessant of typeerend is.’ Toch waren een kleine vierhonderd boeken tentoongesteld, en daarover geeft de schrijver van dit gidsje - een catalogus is het niet - een heel beknopt overzicht.
Van de boeken vermeldt hij vooreerst de prentbijbels, ook de Bijbelsche Historien in 348 prentverbeeldingen, de merkwaar- | |
| |
dige Print-bybel in rebussen van 1731, en het bekende Geestelijk Raadselboek of Christelijke tijdverdrijver. Verder den 16e-eeuwschen Spiegel der Jonkheyt en den 18e-eeuwschen Nieuwen Spiegel der Jongheyd, de bekende boekjes van Comenius, Bartjens, Jacobi en Hakvoord, en de Fransche tiranny. Jammer dat de schrijver hier wat al te bang is geweest om wetenschappelijk te lijken; hij geeft geen enkelen druk nauwkeurig aan; wat is nu ‘een zeer oude druk van de Cijfferinge’? Evenzoo passeeren al te vlug het Haneboek en de Trap der Jeugd en de ‘boekjes van Anslijn, Prinsen, van Heyningen Bosch, Rijkens’ voor ons oog. Van het Vaderlandsch A.B. boek van Swildens wordt ten minste het jaartal (1781) vermeld, en van Niets is nul ‘de oorspronkelijke uitgave van 1828’. Curieus is ‘De vermaarde historie van Gillis Zoetekoek, een kleine jongen die van 't leeren leefde (2e dr. ao 1781).’ De tweede zaal begint met Van Alphen. en geeft tal van 19e-eeuwsche kinderboekjes tot op Gouverneuren Heije. En dan brengt de schrijver de bezoekers naar de bovenzalen waar kinderalmanakken en kindertijdschriften te zien zijn, en waar Moeder de Gans met tal van uitgaven een groot deel van een tafel beslaat. Een slothoofdstukje vertelt nog iets over de prenten en de daarin vaak geleidelijk aangebrachte wijzigingen.
| |
Weissbein, S., und E. Roth, Bibliographie des gesamten Sports, herausgegeben von der Internationalen Hygiene-Ausstellung (Dresden, 1911). Leipzig, Veit u. Co. 334 S. 8vo.
3 Mk.
De bewerkers van deze bibliografie hadden wellicht verstandiger gedaan zich te beperken tot de duitsche literatuur en dan te trachten de volledigheid wat meer nabij te komen. Nu zijn b.v. de publicaties uit Engeland, hèt land van de sport, zeer onvoldoende opgenomen. Hier en daar vindt men ook een enkel Nederlandsch boek vermeld, doch, zooals dat meer in buitenlandsche bibliografieën voorkomt, met zonderling verminkten titel. Uit de duitsche literatuur, vooral over de hygienische voor- en nadeelen van sport- en lichaamsoefeningen, is hier heel wat bijeengebracht.
| |
Bibliographie der Arbeitsvermittlung, herausgegeben vom Verband Deutscher Arbeitsnachweise. Berlin, G. Reimer. 64 S. Kl. 8o.
M. 0.80.
Een handig literatuur-overzicht over dit actueele onderwerp, dat niet op volledigheid aanspraak maakt doch voor allen die zich spoedig op de hoogte willen stellen van het voornaamste wat er gepubliceerd is over werkloosheid en hare bestrijding door arbeidsbeurzen, enz. een onmisbaar hulpmiddel zal blijken te zijn. Uit Nederiand zijn 10 titels opgenomen.
| |
De Witte Mier. Een klein maandschrift voor de vrienden van het boek, onder leiding van J. Greshoff, Apeldoorn, C.M.B. Dixon. kl. 8vo.
p. j. Gld. 1.50
In navolging van ‘Der Zwiebelfisch’ een aardig tijdschriftje dat sinds eenige jaren in Duitschland verschijnt, wenscht dit tijdschrift ‘niet aan een bestaande behoefte te voldoen - maar hoopt een nieuwe behoefte te kunnen scheppen: de behoefte aan het schoone boek’.
Dit is, origineel of niet, een goed doel. De behoefte ‘scheppen’ is niet noodig; de behoefte bestaat en heeft altijd bestaan, getuigede fraaie boeken die er ten allen tijde, dan hier dan daar zijn uitgekomen. Het begrip en dan de liefde ervoor te ver- | |
| |
breiden moge ‘De Witte Mier’ gegeven zijn. Behalve een bespreking van Goethe's Briefwisseling met vrienden, die er m.i. niet in hoort, streven de artikelen van de eerste aflevering naar dat doel en dat is de hoofdzaak. Want al gaan wij met de opmerkingen hier en daar gemaakt, met de verbeterde proefpagina van het Staatsblad enz., niet in alles mee, hoofdzaak is dat het publiek niet genoeg op smaak in boekkunst gewezen kan worden. De redactie van een dergelijk tijdschrift woont in een glazen huis. Zij mag op het uiterlijk van de volgende nummers van haar tijdschrift nog wel eens ter dege toezien.
| |
Catalogus van de School- en onderwijstentoonstelling te Arnhem, van 28-31 Mei 1912 in het gebouw Musis Sacrum, bij gelegen heid van de jaarvergadering van de Vereeniging voor christelijke onderwijzers enz. H.D. Breijer en zoon, Arnhem 1912.
Deze catalogus is slechts van voorbijgaand belang, en zou hier na afloop der tentoonstelling geene vermelding meer verdienen, ware het niet dat er twee hoofdstukjes in voorkwamen (afd. V en VI, bl. 100-113), die als pogingen tot het opstellen van eene bibliographie over een speciaal onderwerp de aandacht verdienen. Afdeeling V is eene lijst van boeken en belangrijke tijdschriftartikelen in het Nederlands verschenen over Kinderstudie, afd. VI een lijst van Nederlandse geschriften over Achter like kinderen. De eerste is het werk van A.J. Schreuder, Directeur van het Medies-Pedagogies Instituut Klein-Warnsborn, Arnhem, de andere van P.H. Schreuder Jr., Hoofd eener gemeenteschool voor biezonderonderwijs te 's Gravenhage.
|
|