Het Boek. Jaargang 1
(1912)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Iets over l'Observateur Hollandois.‘Friedrich der Grosse in den Zeitungen’ is de titel van een proefschrift, waarop in 1907 W. Görisch te Bern promoveerde tot philosophiae doctor. Deze dissertatie brengt een systematisch overzicht van al wat de belangrijkste duitsche kranten der 18e eeuw over Frederik de Groote hebben geschreven. Het laatste gedeelte geeft eenige mededeelingen betreffende het aandeel dat deze koning van Pruisen had in het tot stand komen der publieke opinie in zijn land; hij verschafte niet alleen mededeelingen aan de nieuwspapieren, maar liet kranten oprichten, waarin hij ook zelf schreef. ‘Friedrich ging noch weiter in seiner journalistischen Tätigkeit’, hij erkende het belang van de openbare meening van het buitenland en trachtte daarom door de buitenlandsche pers zich en zijne politiek te rechtvaardigen. In deze internationaal-politieke journalistiek had Holland de leiding. De fransche gazettes in Holland gedrukt, gaven in de politiek den toon aan. Den Haag was het middelpunt der diplomatieke en politieke actie, de nooit-opdroogende bron voor ware zoowel als onware berichten. Zooals wij praten van almanak-leugenzak, zoo schreef Bayle, journalistieke arbeid weinig waardeerend, generaliseerend van de Gazettes de Hollande als van ‘véhicule des médisances de l'Europe.’ Van een dergelijk ‘voertuig der lastertaal’ maakte ook Frederik de Groote gebruik. De Koninklijke Bibliotheek te Berlijn bezit: L'Observateur Hollandois, ou mémoires universels pour servir à l'histoire de l'année 1744. A Leide chez Paul Gautier. Volgens No. 1 was de bedoeling van den auteur gedurende het reeds begonnen jaar 1744 in wekelijksche bladen de belangrijkste wereldgebeurtenissen onpartijdig te beschrijven. De redacteur schrijft in Holland, naar hij het doet voorkomen: la liberté dont on jouit dans la République où nous écrivons (pag. 4). - Onder berichten uit Berlijn schrijft hij: nous écrivons dans un pays trop éloigné de Berlin, pour faire quelques | |
[pagina 172]
| |
réflexions sur cet article (pag. 56). - Een Zwitser schrijft uit Bern: la liberté dont jouissent les citoyens de nos républiques (pag. 78). - Onze auteur vertelt ons ook iets naders omtrent de lotgevallen van zijn blad (pag. 144): la satisfaction que nous resentons de voir nos feuilles traduites en Allemand et en Italien, débitées périodiquement dans ces differentes langues en Italie et en Allemagne a été bien diminuée, par la défense que Mrs. de la Justice de Holande ont fait à nos libraires, de les vendre en françois, plus nous avons relus nos feuilles depuis cette défense, et moins nous nous sommes apperçus par ou nous l'avions meritée. Cependant elle nous mortifie infiniment et nous esperons de la justice de ces sages Magistrats, qu'ils revoqueront un ordre, etc. Op een wat pathetischen toon waarschuwt de schijver er verder voor dat dit verbod het debiet ten goede komt en bovendien in strijd is met de vrijheid, die ieder Hollander zoo dierbaar is en die zoo noodzakelijk is in eene republiek, waar het volk niet slaafsch is, als in sommige andere landen en waar men het recht heeft te zeggen wat men denkt en zijne eigene zaken te onderzoeken. Zoo redeneert en protesteert de gewaande Hollander voort. - Een briefschrijver uit Amsterdam vertelt dat hij naar Utrecht gaat en daar den uitgever van den Observateur hoopt te ontmoeten (pag. 158). - Overal wordt zorgvuldig de indruk gegeven, dat dit weekblad bij Paul Gautier in Leiden verschijnt. De 1ère partie van Tome I bestaat uit 9 nummers (168 pagg.), de 2e partie begint weer met No. 1. Van dit 2e gedeelte brengt No. 4 ten overvloede nog een avertissement van den volgenden inhoud: Paul Gautier, libraire à Leide avertit que ces feuilles paroîtront périodiquement une fois par semaine. On les trouvera à Amsterdam chez Changuion, à la Haye chez Paupie, à Utrecht chez E. Néaulme, à Paris chez Briasson, à Francfort chez Varentrapp, et dans les principales villes de l'Europe aux Bureaux des Postes. Met een heel ander avertissement eindigt No. 6 en wel: Fromery à Berlin avertit le public qu'il debitera Samedi prochain dans le même tems que l'Observateur les Songes du Chevalier de la Marmotte, petit in 12mo imprimé au Palais de Morphée 1745, le prix est de 5 gros comptant. De volgende nummers eindigen alle met een dergelijke reclame van Fromery. Dit zijn er dus 5, want het exemplaar, dat ik uit de Kon. Bibl. te Berlijn leende, bevat 1e partie I-IX en 2e partie I-X. In de inhoud van die laatste 5 nummers wordt ook niet meer gezinspeeld op hollandsche afkomst. | |
[pagina 173]
| |
Deze Observateur Hollandois heeft met Holland niets te maken, maar is in Berlijn geschreven en gedrukt. In Leiden woonde geen drukker met den naam Gautier. Het geheele werkje is gewijd aan de verdediging van Frederiks politiek, een handige verdediging, quasi uit het onpartijdige buitenland. Jordan, de vriend van Frederik de Groote, schreef aan zijn vorstelijken beschermer uit Berlijn den 19 Aug. 1744 het volgende: ‘Je me flatte que V.M. a lu l'Observateur hollandois, qui s'imprime à Berlin et qui y paraît une fois par semaine. J'estime l'auteur heureux, s'il a gagné par ces feuilles l'approbation de V.M.’ en den 18 Sept. van hetzelfde jaar: ‘Il parait une critique de l'Observateur hollandois; cette pièce occasionnera quelque altercation litéraire qui ne laissera pas d'amuser.’ Deze kritiek wordt in den Observateur no. 6 besproken. Zonder eenige vrees voor tegenspraak mogen we dus aannemen, dat deze krant in kl. 8o in Berlijn is gedrukt en geschreven. De markies d'Argens wordt voor de schrijver gehouden; het is echter zeer waarschijnlijk dat ook Frederik de Groote zelf heeft medegewerkt aan deze verdediging zijner politiek. Zooals ik boven vermeldde bevat het eenige mij bekende exemplaar uit de Kon. Bibl. te Berlijn 9 + 10 nummers. Of hierop inderdaad nog een vervolg (no. 11-19) bestaat, geredigeerd J. du Fresne de Francheville, daarvan heb ik mij niet kunnen vergewissen, het komt mij wel waarschijnlijk voor, waarom zal nog uit het vervolg blijken. De schrijver van de bovengenoemde dissertatie beweert dan verder het volgende: ‘Später versuchte der Berliner Akademiker Francheville noch einmal 1751 einen Observateur hollandois, angeblich zu Leuwarden erschienen, heraus zu geben, von dem sich noch nach Prof. Wachsmuths Mitteilung ein Exemplar auf der Göttinger Universitätsbibliothek erhalten haben soll.’ En verder: ‘in jeder Nummer wird als Ort des Erscheinens Leuwarden mit folgenden Worten angegeben: “L'observateur hollandais s'imprime chez Abraham Frewerda (sic), libraire à Leuwarde en Friese”. Dass dies nur eine Fiction ist, habe ich schon oben hervorgehoben.’ Dit laatste ‘hervorheben’ is niet meer dan de regels die ik hierboven citeerde. De opvatting van den heer Görisch, die zich verder nog beroept op enkele algemeenheden uit den Leeuwarder Observateur, die hij als van Frederik II afkomstig aanwijst, is onjuist. Algemeenheden als ‘toute personne est obligée de contribuer au bien public’ kunnen uit vele pennen vloeien, in het bizonder in de 18e eeuw. | |
[pagina 174]
| |
Van dezen Observateur leende de Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden mij haar compleet exemplaar. De titel hiervan is: L'Observateur Hollandois. Ou l'on traite de divers Sujets qui ont rapport aux Sciences, et particulièrement à la Morale. A Leuwaerde, chez Abraham Ferwerda, 1751. 8o. Op het titelblad introduceert de opmerker zich reeds met een vers: Des Livres, Lecteur avisé,
Le Bon te doit être admirable,
Le Médiocre être louable,
Et le Mauvais être excusé.
Het ‘plan de l'ouvrage’ deelt over den toekomstigen inhoud het volgende mee: c'est une Sociéte de Gens de Lettres, d'amateurs de la Vertu et de bons Patriotes, qui se proposent de donner par Feuilles hebdomadaires, un Ouvrage qui tend à rendre plus universelle la connaissance des bons livres, à rectifier les moeurs de leur semblables, en travaillant à perfectionner les leurs, et à interesser un zèle éclairé et actif au bien de la Religion et la Patrie. - Het gewone verlichtingsprogramma der 18e eeuwsche periodieken dus. De onderwerpen zijn ook - anders dan in den Berlijnschen Observateur Hollandais - moraliseerend en philosopheerend; bijv. XI si l'amour doit prévaloir sur toute autre raison, par rapport au mariage; XIII le vrai patriotisme; XV le faux dévot; XVIII sur l'amitié; XXV lettre sur l'injustice des hommes envers les femmes; XXXIX sur le choix d'une vocation; XL si le monde corrompt toujours de plus en plus; LXVI sur la source des vrais plaisirs. Prix proposé d'une médaille d'or de la valeur de 36 florins. W. Eekhoff in zijn ‘De Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden’ geeft nog eenige nadere bijzonderheden over deze krant en noemt als hoofdleider en voornaamsten schrijver den Waalschen predikant Jacques André Courtonne, bekend door zijn algemeene ontwikkeling en zijn vaardige pen. Hij heeft waarschijnlijk later ook medegewerkt aan de oprichting van de Leeuwarder Courant, waarvan de Observateur te zamen met De Nederlandsche Criticus en De wijsheid Salomons, eveneens in die jaren door A. Ferwerda uitgegeven, de voorlooper was. Dit alles gevoegd bij het typographisch volkomen gelijke uiterlijk van Observateur en Criticus maken het onbetwistbaar dat de Leeuwarder Observateur een Friesch product is van inhoud en druk en dat de naam van den drukker volstrekt geen fictie is, zooals de heer Görisch meende te mogen vaststellen. | |
[pagina 175]
| |
De gewone bibliographische gegevens betreffende dezen Observateur Hollandois behoeven eveneens correctie. E. Hatin, Les Gazettes de Hollande (Paris 1865) bevat (pag. 204) het volgende: L'Observateur Hollandois, par une société de gens de lettres (de Francheville et autres) Leuwarde, 1745, 100 numéros in-8o. Met de noot: ‘Je n'ai pas vu cette feuille.’ Een tweede notitie betreft een derden Observateur Hollandois, waarvan straks de juiste titel. Dezelfde opgave heeft Hatin in zijne Bibliographie hist. et crit. de la presse périodique française (Paris 1866) nog eenmaal herhaald. Deze gegevens zijn dus onjuist. Het jaar van uitgave moet zijn 1750, 51 (zie pag. 272 ofschoon het [verzamel?] titelblad 1751 heeft) en wil men een auteur opgeven dan moet men J.A. Courtonne noemen, Eekhoff volgend, zooals ook Hartog heeft gedaan in zijne verhandeling over de Spectatoriale geschriften (2e dr. bldz. 14). En nu de Francheville! Dit is Joseph Dufresne de Francheville, lid der Berlijnsche Akademie. Hem schrijft J.G. Droysen in een artikel ‘Die Zeitungen im ersten Jahrzehnt Friedrichs des Grossen’ in het Zeitschrift für Preussische Geschichte und LandeskundeGa naar voetnoot1) (Jahrg. XIII, 1876 Beilage 6) het vervolg toe van den Berlijnschen Observateur. Van dit vervolg is alleen een uittreksel bekend, waarin Franchevilles auteurschap wordt medegedeeld. Dit auteurschap wordt door den uitgever der Preussische Staatschriften aus der Regierungszeit König Friedrich II (Bd.I. Einl. XLIV) eveneens aangenomen. Er is dus een gegronde traditie, dat de protégé van Jordan Francheville, die tot levensdoel had Frederik II te behagen, in 1745 het werk van J. d'Argens heeft voorgezet en nog enkele nummers van den Berlijnschen Observateur heeft geproduceerd. En dan hebben we meteen de verklaring voor de fout van Hatin. Bij hem zijn twee berichten saamgesmolten, 1o het bericht van een Observateur Hollandois in Leeuwarden uitgekomen; 2o dat van Franchevilles laatste nummers in 1745 van een Berlijnschen Observateur Hollandois. Wij moeten zijne mededeeling dus in tweeën splitsen en aanvullen: L'Observateur Holandois, ou mémoires universels etc. (par d'Argens, Francheville e.a.). A Leide chez Paul Gautier (Fromery, Berlin) Tom. I, 1re partie I-IX, 2e partie I-X(I-XX?) 1744, 45.kl. 8o. en: L'Observateur Hollandois (par J.A. Courtonne e.a.). A Leuwaerde, chez Abr. Ferwerda, 1750, 51. 100 num. 8o. | |
[pagina 176]
| |
Een derde naamgenoot is nog de volgende, die hier overigens niet verder ter sprake behoeft te komen: L'Observateur Hollandois ou lettres de M. Van *** à M.H. *** de la Haye etc., par Moreau etc. La Haye (Paris) 1755-59, 5 vol. 80.
T.P. SEVENSMA. |
|