Het Boek. Jaargang 1
(1912)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Eenige bijzonderheden aangaande het werk van den Amsterdamschen boekdrukker Doen Pietersz.Reeds gedurende langen tijd wordt in Noorwegen een werk uitgegeven, waarin alle stukken, belangrijk voor de geschiedenis van Noorwegen gedurende de Middeleeuwen - dit tijdvak is wat ruimer te nemen, daar oorkonden tot 1580 opgenomen zijn - verzameld worden. Deze bronnenpublicatie, het ‘Diplomatarium Norvegicum’ geheeten, put zoowel uit binnenlandsche, als buitenlandsche archieven. Hoewel dit werk, dat nu 18 deelen groot is, zeer belangrijke gegevens voor de betrekkingen tusschen Noorwegen en de Nederlanden bevat, is het in ons land vrijwel onbekend gebleven. Geen onzer bibliotheken is in het bezit ervan. Bij het bestudeeren van dit werk trof ik in het 7e deel een contract aan, gesloten tusschen den Amsterdamschen boekdrukker Doen Pietersz. en een zekeren Hans, domheer te Trondhjem, waarbij Doen Pietersz. op zich nam een aantal exemplaren van een ‘bedeboeck van die passie ons Heren’ te drukken. Daar ik geloof, dat dit contract aan velen onbekend zal zijn, laat ik het hier volgen. Het origineel is niet meer aanwezig. In het Noorsche rijksarchief bevindt zich een gelijktijdig afschrift in de afdeeling Münch. Saml. n. 47, 1520 n. 8, waarnaar het gedrukt is in het Diplomatarium Norvegicum, 7, n. 552, blz. 540. Vooraf ga de waarschuwing, dat ik mij niet verantwoordelijk stel voor mogelijke fouten in den tekst. Ik laat het stuk drukken, zooals ik het in het Diplomatarium aantrof. Onnauwkeurigheden zijn dus te wijten aan het gebruikte afschrift, of aan den bewerker van het Diplomatarium. Ziehier het contract: Den lesten dach jn April anno 1520 sinnen ouer een ghecomen | |
[pagina 124]
| |
ende gheackerdeert meester Hans, domhere tothe Drunchten ende Doen Pieters zon, drucker ende poerter tot Amsterdam, te weeten, dat Doen Pieters zon voerss. aen ghenomen heeft the drucken een bede boeck van die passie ons heren, als dat exemplar wt wijst, ende Doe Pieters daer ghenocht beschett van heeft; toeweeten, dat die passie ende schrijft aen deen syde ghedruckt ende aen de ander syde een schoeen parck nae veravollinge der passie oft scryft, ende dat alsoe getongnueert, ende daer die bedinge van onser lieuer wrouwen jn komen ende een schoen parck van onser lieuer wrouwenn na lijijt sijnre memoriael ende jn die fingetten van die passie sullen staen die prophete gesignertt ende die ewa(n)gelisten etc. elx mit hoer bekennen ende naemen. Ende voort nae die passie sullen folgen andere veele bedingen mit hoer heiligen, sullen all schoen ghesneden weesen ende mit roet ende swart ghedruct van die beste letteren, die sy hij krighen kan, op guet papier mediaen, al op Doen Pieters kost ende mit schoene fingetten soe dat oerbar ende eerlick wert, wol corrigerende ende arbeyt nae dat exemplar; ende wan dese boecken sal hy meester Hans vorescr. leueren 12c twyschen hier ende paschen naestkomende, dat stuck voer VI sc. onghebonden; ende jn dien dat meester Hans niet dan Xc wil hebben, soe sal hy Doen Pieters zon dat loenen ofte verbeteren tot goedemannen seggen; des heeft meester Hans Reef voe(r)ss. Doen Pieters ghegeuen een pont gr. vlaems; jndien meester Hans die boeken niet belieft te hebben, soe sal hy dese herft dat ouer scriuen, soe mach hy daer mede vrij weesen; des sal Doe Pieters zon voerss. ter stont laeten werken voer ter tyt, dat se reede syn, alle dinge sonder arch ende lijst, hijer an ende ouer gheweest Popius Occo ende Jacop Cornelis zon schilder. In kenneesse daer waerheyt soe sijn hier twe wt ghesenden sedullen off gemaecht ende ondergeteykent mit a b c d, daer of heeft meester Hans voerss. die operste ende Doen Pieters zon de onderste ghescreuen tot Amsterdam jnt jaer ende dach als voerss. stat. Ad predicta exequenda recepit Doen Pieters octoginta aures currentes a reuerendissimo pie memorie defuncto. Contractus librorum jmprimendorum.
Ziehier dus een contract van 1520, April 30, waarbij Doen Pietersz., boekdrukker te Amsterdam, zich verplichtte een aantal exemplaren van een bepaald werk voor Noorwegen te leveren. De persoonlijkheid van Doen Pietersz., wiens werkzaamheid als | |
[pagina 125]
| |
boekdrukker te Amsterdam tusschen 1516 en 1536 viel, is ons bekend uit het werk van E.W. Moes, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw, deel 1 (Amsterdam 1900) en uit eenige artikelen, verschenen in het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1e jaargang (1903), blz. 168 en 4e jaargang (1906), blz. 216. Het contract wordt gesloten met ‘meester Hans, domhere tothe Drunchten’. Deze persoon is Hans Reff, kanunnik te Trondhjem, die in 1520 secretaris was van Erik Walkendorff, Aartsbisschop van Trondhjem. Later werd deze Hans Reff bisschop van Oslo. Als getuigen treden op Jacop Corneliszon, schilder, en Popius Occo. De schilder Jacob Cornelisz. is een bekende persoonlijkheid, die door Moes in het boven vermelde werk reeds genoemd wordt als vervaardiger van een serie houtsneeprenten. Mogelijk is het, dat hij als getuige genomen is in de hoedanigheid van vervaardiger van de illustraties, in het contract genoemd. De tweede getuige is Popius Occo. Zijn naam, op verschillende wijzen geschreven, komt in tal van stukken voor, vooral in stukken betreffende financieele transacties met Noorsche vorsten, ridders enz. Hij behartigt de geldelijke aangelegenheden van de Noorsche rijken in de Nederlanden, treedt als geldschieter en financieel agent van den koning van Denemarken op, was in Amsterdam een zeer bekend persoon, die zelfs den koning van Denemarken als gast in zijn woning te Amsterdam mocht ontvangen. Het resultaat van de overeenkomst moet zijn, dat er voor Paschen van het jaar 1521, 1200 exemplaren van een ‘bedeboeck van die passie ons Heren’ aan Hans Reff geleverd zullen worden. In het contract wordt het te leveren werk niet zeer duidelijk beschreven. Dit behoefde ook niet, daar er telkens verwezen wordt naar een ‘exemplar’, een voorbeeld of proefdruk dus. Is het genoemde werk slechts een nadruk van een reeds bestaand boek, of is met ‘als dat exemplar uut wijst’ bedoeld, dat er een proef - tekst en illustraties - gereed gemaakt en aan het oordeel van Hans Reff onderworpen is? In verband hiermede is het onderschrift van belang. Wij lezen: Ad predicta exequenda recepit Doen Pieters octoginta aures currentes a reverendissimo pie memorie defuncto. Voordat Doen Pietersz. de opdracht ontving, 1200 exemplaren van het werk te doen drukken, had hij reeds 80 goudgulden van een | |
[pagina 126]
| |
onbekende ontvangen. Ik vermoed, dat hij deze niet onaanzienlijke som kreeg, om het werk voor te bereiden, om dus het voorbeeld, het in het contract genoemde ‘exemplar’, gereed te doen maken. Waarschijnlijk is een gedeelte van deze som bestemd geweest voor den schilder, die dus de illustraties vervaardigde en dan zou het niet toevallig zijn, dat de schilder Jacob Cornelisz. als getuige bij deze overeenkomst optrad. Zooals men ziet, kan ik slechts veronderstellingen geven; het bedoelde boek kan alleen zekerheid brengen. Zelden zal een contract zooveel aanleiding geven tot allerlei vragen. Nu moet nog uitgemaakt worden, wie de persoon is, die deze 80 goudstukken aan den drukker voorschoot. Deze vraag is met vrij groote zekerheid te beantwoorden. In het Diplomatarium Norvegicum I, no. 1056, blz. 761 wordt een regest vermeld, dat ik vertaald hier laat volgen. Hans Reff, kanunnik te Trondhem kwiteert Aartsbisschop Erich Walkendorff uit Trondhem voor hetgeen er nog stond als rest der drukloonen van het Missale (Nidrosiense), hetwelk Mag. Pouell Reff heeft doen drukken (i Amsterdam).Ga naar voetnoot1) Trondem, 1520, vigilia omnium sanctorum - Oct. 31.
Hier maken wij dus kennis met magister Paul Reff, die in opdracht van Erik Walkendorff een missale heeft doen drukken. Hem houd ik nu voor den onbekende, die aan Doen Pietersz. 80 goudstukken gegeven heeft. Hij heeft dan de voorloopige onderhandelingen gevoerd en na zijn dood is Hans Reff in Amsterdam het definitief contract komen sluiten. Nu blijkt tevens, dat Erik Walkendorff de lastgever was. Voor zijn rekening werden de 1200 exemplaren besteld. Erik Walkendorff, aartsbisschop van Trondhjem, had meer betrekkingen tot Amsterdam. Toen hij zich genoodzaakt zag voor den toorn van Christiaan, koning van Denemarken, die tengevolge van den dood van Duveke, zijn vriendin, iedereen verdacht tegen haar en dus tegen hem samengespannen te hebben, te vluchten, begaf hij zich eerst naar Amsterdam, waar hij zijn intrek nam bij de Kartuizers buiten de stad. Hier liet hij zijn meegenomen goederen achter, en ging toen naar Rome, om de hulp van den Paus in te roepen. Te Rome stierf hij. Zijn goederen waren in 1525 nog te Amsterdam. Zie: Diplom. Norveg. 7 n. 605. Het boven medegedeelde regest maakt nog melding van een Mis- | |
[pagina 127]
| |
sale Nidrosiense, voor Erik Walkendorff gedrukt. Waarschijnlijk hebben wij ook hier een werk van den boekdrukker Doen Pietersz. voor ons. Het resultaat van het bovenstaande is dus, dat Doen Pietersz. zeker één, waarschijnlijk twee en misschien wel meer werken drukte, welke besteld waren door Erik Walkendorff, Aartsbisschop van Trondhjem. Misschien zouden verdere nasporingen naar oude Amsterdamsche drukken in de Noorsche bibliotheken welkome resultaten opleveren.
H.A. Poelman. |
|