De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
De Sino-Maleise literatuur van Nederlands-Indië
| |
Wat is Sino-Maleis?De grote steden in Nederlands-Indië waren multi-etnisch en multicultureel avant la lettre. Naast verschillende Indonesische bevolkingsgroepen woonden er Chinezen, Arabieren, Europeanen en Indo's, vaak in hun eigen wijken. Vooral vele Chinezen hielden zich bezig met het schrijven, vertalen en publiceren van Maleistalige literatuur. Die ontwikkeling valt te verklaren vanuit het bijzondere talenlandschap van Nederlands-Indië. Net als nu waren de Javanen de grootste bevolkingsgroep van de archipel. Onderling spraken ze Javaans, een taal die zich vanwege haar talloze beleefdheidsvormen en moeilijke schrift slecht leende voor interetnische communicatie. Met Nederlanders en andere niet-Javanen werd daarom vaak in het Maleis gecommuniceerd, sinds jaar en dag de Indonesische lingua franca. En de Chinezen? De meeste op Java woonachtige Chinezen kwamen uit de zuidelijke Chiang-chiu regio en spraken aanvankelijk het gelijknamige dialect. Vele Chinese mannen trouwden echter met lokale vrouwen, zodat hun nageslacht - in Nederlandse bronnen ‘Indo-Chinezen’ genoemd - zich vaak vloeiender kon uitdrukken in het Maleis. Hun vorm van het Maleis werd echter met de nek aangekeken door toenmalige academici, die veel meer interesse hadden in de archaische hoftaal van de Riau Archipel. Onder invloed van taalpuristische ideeën uit Europa werd het Maleis buiten dit elite-milieu weggezet als ‘gecorrumpeerd’ en ‘een brabbeltaaltje’. Vele woorden en uitdrukkingen waren inderdaad ontleend aan andere talen die met het Maleis in contact kwamen, zoals het Javaans, het Nederlands en verschillende Chinese dialecten. Men kan er echter vraagtekens bij zetten of dit de taal minder interessant maakt. Vanuit een wetenschappelijk oogpunt is deze unieke contactsituatie juist een reden om haar wel te bestuderen. | |
De weg naar de persNiet alleen qua taal, ook qua cultuur bevonden de Chinezen in Nederlands-Indië zich tussen twee werelden. Velen van hen maakten zich zorgen over de afbrokkeling | |
[pagina 17]
| |
van hun identiteit. Wie het kon betalen, huurde een privédocent uit China in om zich iets van de taal, het schift en de rijke literatuur eigen te maken. Niet iedereen kon zich dit echter veroorloven. Daarnaast kregen meisjes over het algemeen minder onderwijs dan jongens.
Li Si Bin [李世民] een Chinese keizer uit de zevende eeuw. Illustratie bij een Javaanse vertaling van zijn levensverhaal (1859), gebaseerd op een Chinees origineel [薛仁貴征 西].
Fragment van Koran Giok Lek [‘Het Heilige Boek van de Jade Kalender’], een Maleise vertaling uit 1877 van een Chinees didactisch werk [玉歷寳鈔勸世文]. Vóór de invoering van de drukpers werd het Maleis voornamelijk in het Jawi-schift geschreven, maar vertalingen van niet-Islamitische werken in dit schrift, zoals de Koran Giok Lek, zijn zeer zeldzaam. Veruit de meeste werken werden in het Latijnse alfabet geschreven.
Niettemin bleef de interesse in de Chinese cultuur sterk. Men begon zich af te vragen of de beroemde Chinese klassiekers niet in het Maleis of Javaans konden worden vertaald, voor velen inmiddels de moedertaal. Die vertalingen lieten niet lang op zich wachten.Ga naar eind1 Ze verschenen aanvankelijk in sierlijk handgeschreven Javaans of in het Jawi, een op het Arabisch gebaseerd schrift dat werd gebruikt voor het Maleis. Deze manuscripten werden in de regel door de vertaler of zijn familie bewaard. De ‘Chinese’ verhalen die erin werden verteld hadden voor Nederlandse gouvernementsambtenaren weinig waarde. We zien ze dan ook zelden terug in universiteitsbibliotheken, hoewel Leiden hierop gelukkig een uitzondering vormt.
De Sin Po [新報] ofwel ‘Dagelijks Nieuws’, van 1910 tot 1965 een van de populairste Sino-Maleise kranten.
Halverwege de negentiende eeuw werd het Maleis steeds vaker in het Latijnse alfabet geschreven, met name door Nederlandse zendelingen en missionarissen. Met de introductie van de drukpers konden kranten en andere publicaties in steeds grotere oplagen worden gedistribueerd. Ook vele Chinezen | |
[pagina 18]
| |
abonneerden zich op Maleistalige bladen, waar ze regelmatig zelf aan bijdroegen via ingezonden brieven en vertalingen van het laatste nieuws uit China. Rond het einde van de negentiende eeuw werden vanuit deze groep eigen kranten gesticht, vaak met een etnisch diverse redactie. Langzaam maar zeker verloren de Europeanen dus hun heerschappij over de Maleise pers, die bijgevolg een stuk gevarieerder werd.Ga naar eind2 | |
Vermaak en leringOngekend populair waren de feuilletons die dagelijks in de Sino-Maleise kranten verschenen. Vele van deze vervolgverhalen waren vertalingen van Chinese of Europese werken, maar er was ook ruimte voor lokale creativiteit.Ga naar eind3 De populairste verhalen verschenen later in boekvorm, vaak gepubliceerd door dezelfde Sino-Maleise uitgeverijen. Dikwijls ging het om spannende boeken met veel actie. Een geliefd genre was de zogenaamde cerita silat, verhalen waarin voornamelijk geknokt werd. Ook liefdesintriges deden het goed bij het Nederlands-Indische publiek.Ga naar eind4 Rond de jaren dertig kregen drukkerijen meer mogelijkheden op het visuele vlak. Dit uitte zich in kleurrijke advertenties, die qua presentatie en esthetiek niet onderdeden voor hun equivalenten elders. Ook deden puzzels, cartoons, stripverhalen en moppenrubrieken hun intrede, zodat jong en oud konden genieten van de verder vaak droge krantenkost. Het was echter niet allemaal moderniteit wat de klok sloeg. Eeuwenoude Maleise dichtvormen, zoals de syair en de pantun, bleven populair en werden regelmatig gepubliceerd. Berichten over ‘traditionele’ keroncong-muziek en ‘moderne’ jazz stonden vaak zij aan zij op de laatste krantenpagina.Ga naar eind5
Een meertalige advertentie voor tabak uit Semarang: Chinees, Maleis in het Jawischrift en Maleis in het Latijnse alfabet.
Voorblad van Souw Lian Eng [蘇蓮怏], een Sino-Maleise detectiveroman door Chen Ch. P., Bandoeng 1924.
Volgens deze cartoon uit 1930 is westerse muziek hard genoeg om doven te laten horen en horenden doof te maken.
De Chinezen in Indonesië volgden de ontwikkelingen in het ‘vaderland’ op de voet. De Chinese Revolutie van 1911 wakkerde een hernieuwd Chinees nationalisme aan. De interesse voor het boeddhisme en confucianisme groeide. Ook de taal van de revolutionairen, het Mandarijn, kon op grote belangstelling rekenen en al snel verschenen er leerboekjes en woordenlijsten. Voor ande- | |
[pagina 19]
| |
ren waren zulke pro-China sentimenten echter te veel van het goede. Zij voelden zich meer verbonden met het nieuwe moederland en zagen hun toekomst in een onafhankelijk Indonesië, met Soekarno als president.
Een advertentie voor Guinness Stout, 1930. De illustratie is duidelijk afgestemd op een doelgroep van Chinese mannen.
Passage de Kitab Bahasa Tionghoa (1931) ofwel het ‘Boek der Chinese Taal’, een Mandarijn-Maleis-Nederlands-Engels woordenboek geschreven door Li Joek Koey [李毓].
Stripverhaal uit het tijdschrift Pantja Warna [‘Veelkleurig’] nr. 139 (1958). Zowel mannelijke als vrouwelijke vechtersbazen uit de Sino-Maleise literatuur hadden een trouwe schare fans.
| |
Een digitale toekomst?In de late jaren zestig hield de Sino-Maleise literatuur grotendeels op te bestaan. Soeharto's beleid van culturele assimilatie ontmoedigde uitingen van een aparte Chinese identiteit. Pas na zijn aftreden in 1998 was er sprake van een zichtbare herleving van het Chinees-Indonesische erfgoed. Daarnaast is er altijd een grote belangstelling geweest vanuit Singapore en Maleisië, waar ooit een parallelle Sine-Maleise literaire traditie bestond. Toen de Indonesiërs zich eindelijk weer in hun Sino-Maleise erfgoed konden verdiepen, was veel materiaal weggeraakt, vernietigd of aangevreten door termieten. Incomplete collecties bevinden zich thans in Leiden, Cornell en een aantal Indonesische en Maleisische bibliotheken, maar veruit het meeste materiaal is in handen van privé-verzamelaars. Het is duidelijk dat de verschillende belanghebbenden zullen moeten samenwerken om het Chinees-Indonesische erfgoed - literair en materieel- toegankelijk te maken. De gemeenschap zelf speelt hierin een leidende rol. Zo heeft het Chinese Indonesian Heritage Centre recentelijk haar unieke familie-archief ondergebracht bij de Leidse universiteitsbibliotheek. Ook zijn er plannen om de Leidse collectie van Sino-Maleise boeken en kranten onder te brengen in een digitale infrastructuur. Zo kunnen niet alleen onderzoekers ervan genieten, maar ook de klein- en achterkleinkinderen van de auteurs. |
|