De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
In het voorjaar van 2016 kregen de klanten van het Haagse veilinghuis Van Stockum een schrijven van directeur Peter Pruimers, die hun meedeelde dat het bedrijf, na ruim 182 jaar zelfstandigheid, was opgegaan in het Venduehuis der Notarissen van 's-Gravenhage. Beide behielden hun naam. Kunst-, antiek-, aziatica- en militaria-veilingen zouden voortaan georganiseerd worden door het Venduehuis, terwijl de boek- en prentveilingen het domein bleven van Van Stockum. Peter Meefout werd geïntroduceerd als algeheel directeur en Jaap van Eesteren zou de boek- en prentveilingen onder zijn hoede krijgen. Peter Pruimers bleef tot 1 augustus beschikbaar als adviseur. Met hem spreken we over de geschiedenis van Van Stockum, in zijn studeerkamer met uitzicht over de Van Boetzelaerlaan en omgeven door wandkasten vol boeken over muziek, oude reisboeken, literatuur, filosofie en boekgeschiedenis.
J.B.J. Kerling met zijn verloofde Marie de Swart in de veilingzaal van Van Stockum aan de Practizijnshoek 7 in Den Haag, ca. 1905.
| |
Jong begonnen‘Mijn belangstelling voor boeken is al heel vroeg gekomen, het begon met jongensboeken. Als jongetje van een jaar of acht kwam ik op de Haagse rommelmarkt in de Herman Kosterstraat, want daar kon je oude jongensboeken zoals Dik Trom voor een dubbeltje kopen. Die markt was in tweeën gesplitst: aan de ene kant kramen met etenswaar, aan de andere die met textiel, boeken en dergelijke. Dat was niet ver van mijn geboortehuis aan de Joseph Ledelstraat, in de buurt van het oude elektriciteitsbedrijf. Door die lectuur, in de spelling van vóór 1954 uiteraard, kwam ik op het spoor van oude boeken. Ik ben eigenlijk altijd gefascineerd geweest door alles wat oud is. Op de markt kwam ik allerlei boeken tegen waarvoor ik nu geen belangstelling meer zou hebben, maar die mij toen interesseerden omdat ze oud waren.’ Tijdens zijn schooltijd op de HBS aan de Beeklaan bleef Pruimers boeken kopen en lezen. ‘De boeken in mijn ouderlijk huis waren niet van mijn ouders, maar alleen van mij. Boeken hadden niet hun belangstelling, wel muziek. Soms raakte ik geboeid door een onderwerp en dan werden ook de prijzen anders: geen dubbeltjes en kwartjes meer, maar soms wel een rijksdaalder. In Den Haag waren in de jaren zestig nog vrij veel antiquariaten en tweedehandsboekwinkels. Ik kwam vaak bij Vogel op het Spui, die had een leuke voorraad oude literatuur, negentiende-eeuwse uitgaven, die ik voor twee-enhalve of drieënhalve gulden kocht. Zat er eens een zeventiende-eeuws boek tussen, dan kostte dat vijfentwintig gulden. Dat was voor mijn portemonnee te veel, maar ik mocht het in termijnen afbetalen, omdat ik er vaker kwam. Voor Couvreur gold overigens hetzelfde: mooie boeken, altijd met een gespreide betaling.’ | |
Leerjaren bij Van StockumPruimers kocht als jongen ook in het keldertje bij Van Stockum, rechtsonder in hetzeventiende-eeuwse Huis Dedel aan de Prinsegracht 15. Dat monument was lange tijd eigendom geweest van de Waalse Kerk en stond sinds 1898 leeg; toenmalig directeur Kerling, lid van de Waalse Kerk, kon het in 1906 voor een vriendenprijs kopen. Daarvoor zat het bedrijf op Practizijnshoek 7, bij het Buitenhof, waar het met alle naburige panden ruimte moest maken voor een doorgang naar het Spui. Tot en met Johan Kuipers, van 1941 tot 1969 eigenaar-directeur, was Van Stockum behalve een veilinghuis ook een antiquariaat. ‘Tegen alle wanden in de kelder aan de Prinsegracht stonden boeken, geprijsd tussen de vijftig cent en tien gulden. De knecht, Anton, hield er een oogje in het zeil. Hij assisteerde ook wel tijdens veilingen en deed de distributie van geveilde goederen in Den Haag per bakfiets. Na het overlijden van Kuipers kwam Anton op straat te staan, maar de nieuwe eigenaar, mevrouw J.P. Bärr van der Hoef, wilde de verkoop van boeken in de kelder aanvankelijk wel voortzetten. Zij zette er een student in, Theo Vissers, die mij in december 1969 vroeg of ik niet bij veilingen wilde helpen. “Maar daar heb ik helemaal geen verstand van”, was mijn antwoord. Dat hoefde ook niet, zei hij. Als ik maar goed oplette. Na een tijdje mocht ik ook andere klusjes doen, collationeren bijvoorbeeld. Dat deed ik blijkbaar goed, want mij werd | |
[pagina 68]
| |
gevraagd of ik niet één dag in de week boeken wilde beschrijven. Mevrouw Van der Hoef heeft mij dat aan de hand van oude catalogi geleerd.’
J.B.J. Kerling (1869-1947) was van 1906 tot eind 1940 eigenaar-directeur van het veilinghuis en het antiquariaat van Van Stockum.
Johan Kuipers (1906-1969) op een van de kijkdagen bij Van Stockum.
Het pand Prinsegracht 15 in Den Haag waar het veilinghuis en Van Stockum's Antiquariaat vanaf 1906 gevestigd waren, ca.1909.
Pruimers haalde in 1975 zijn kandidaats Duits aan de Universiteit van Amsterdam en ging door in de oudgermanistiek. ‘Dat waren alle oude Germaanse talen, van Nedersaksisch en runologie tot oud-Engels en oud-IJslands. Mijn professor was Col Minis. Voor mijn lol volgde ik ook de colleges van Herman de la Fontaine Verwey, die zich bezighield met de stiefkinderen van het christendom en met buitenissige figuren uit de negentiende eeuw. Het leuke van Verwey was dat hij oude boeken van huis meenam om te laten zien aan zijn studenten. En ik mocht ook wel eens zo'n boekje van hem lenen. Ik had een heel prettig contact met hem, nu nog steeds met zijn weduwe. Overigens heb ik in het veilingwezen niet veel aan mijn studie gehad, al helpt die je wel om kritisch tegenover het materiaal te staan en niet klakkeloos te geloven wat je leest of hoort.’ Omdat hij nog thuis woonde en spoorstudent was, kon hij de studie goed met zijn baantje bij Van Stockum combineren. Tijdens de lange zomervakanties werkte hij er meer dagen per week. Halverwege 1970 kwam zijn latere compagnon C.P. de Jongh ook in dienst. | |
Uitstapje naar Van GendtPruimers dacht stilaan klaargestoomd te worden als opvolger en kaartte dat na zijn afstuderen aan bij Bärr van der Hoef. ‘Maar toen werd ik op een afstand gehouden. Zij en de president-commissaris hadden mij een worst voorgehouden. Toen heb ik, toch wel met pijn in het hart, een streep onder Van Stockum gezet. Ik heb een jaar voor de klas gestaan in Rijswijk, maar dat was geen succes. Via Paul de Vries van Heijst, oud-bibliothecaris van het Duits Seminarie, kwam ik omstreeks 1976 in een andere tak van de boekenwereld terecht. Hij was bevriend met de Israels en met Van Gendt. Nico Israel kon toen wel iemand gebruiken en wilde mij graag hebben, maar hij was een zuinige koopman die niet veel wilde betalen.’ Bij het Amsterdamse veilinghuis Van Gendt was tegelijk een vacature. Omdat daar direct een fatsoenlijk salaris bij hoorde, was voor Pruimers de keuze niet moeilijk. ‘Daar werkte ik met Dolf van Gendt en Wim Hommerson. Ik beschreef het oude boek. Van Gendt had heel goede relaties. Ik heb hem nog vergezeld naar de dochter van Johan van Marle, een verzamelaar van vogelboeken, in het Gooi. Ik merkte hoe goed het contact tussen die heren was geweest. We kwamen in een groot landhuis met een prachtige bibliotheek en daar stonden echt alle zeldzame vogelboeken die je kunt bedenken. Die man was én gefortuneerd én vogelaar. Hij ging 's morgens om zes uur in het weiland liggen met een kijker en een fototoestel. Een andere belangrijke relatie had Van Gendt opgebouwd met het veilinghuis Mak van Waay, waar Jan Pieter Glerum toen zat. Zij veilden geen boeken, dus dat kwam allemaal onze kant op. Elke maand reden we met een busje naar het Rokin om mooie boeken op te halen. Het ging Van Gendt voor de wind. Door de week was Dolf op de zaak, maar vrijdagavond werd hij door boekhouder Frits Plas naar Schiphol gereden en dan vloog hij naar Engeland om het weekend in zijn huis in Norwich door te brengen. Maandagochtend kwam hij weer terug. | |
[pagina 69]
| |
Hij bivakkeerde op weekdagen in het Carlton of in een vergelijkbaar hotel. Altijd op stand.’ | |
DriemanschapEind 1979 keerde Pruimers terug bij Van Stockum. Eigenaar-directeur Bärr van der Hoef naderde de pensioengerechtigde leeftijd en wilde van het bedrijf af. ‘De Jongh en ik, financieel gesteund door een stille vennoot, hebben toen vrij snel beslist dat we de zaak wilden overnemen. Toen hebben we meteen de schouders eronder gezet, omdat het bedrijf wat ingeslapen was. Van der Hoef kon je dat niet kwalijk nemen, want zij had in 1969 een met schulden belast veilinghuis overgenomen - Kuipers liep een hele veiling achter met betalen. Ik heb respect voor haar gekregen, dat zij dat stukje bij beetje heeft kunnen inlopen.’ ‘De Jongh had diverse jaren rechten gestudeerd, voordat hij besloot het veilingwezen in te stappen. Boeken en prenten vond hij trouwens helemaal niks, oud papier. Hij deed alleen antiek. Het had anders ook niet gewerkt, want wij waren totaal verschillende karakters. Als we op hetzelfde terrein hadden gezeten en dagelijks in een en dezelfde ruimte hadden moeten samenwerken, dan was dat knetterende ruzie geworden.’ | |
Memorabele veilingenIn de loop der tijd heeft Pruimers veel opmerkelijke veilingen gehouden, veel zeldzame en bijzondere boeken gezien en verhandeld. In 1973 begon Van Stockum met het veilen van de rijke en omvangrijke collectie van Jan de Koning. ‘Die had gewerkt als personeelschef bij Shell, maar werd medisch afgekeurd en legde zich daarna helemaal toe op het verzamelen. Hij kreeg eens een kaartje aangeboden voor de schouwburg en toen hij op de bewuste avond de voorstelling bijwoonde, haalden twee antiquaren uit Leiden een deel van zijn volksprenten uit zijn huis. Kort daarna werd de gestolen waar ter verkoop aangeboden en kwam de zaak aan het licht. Dat was een traumatische ervaring voor De Koning, die psychisch niet helemaal in orde was. Hij wilde van de ene op de andere dag van zijn verzameling af. Wij moesten alles zo snel mogelijk met personenauto's weghalen. We zijn begonnen met het veilen van de kinderboeken en -prenten. Daarna de collectie Leiden, gevolgd door zijn verzameling emblemata en almanakken. Bij de voorbereiding van die veilingen, tijdens het beschrijven, hebben we een eindeloos gedoe gehad met De Koning, omdat hij bijna wekelijks langskwam om iets te ruilen. Hij had bij nader inzien spijt gekregen van het afstand doen van een zeker boek. “Ja, ik compenseer het ruimschoots”, was zijn boodschap dan. Die man was opnieuw veel gaan kopen, het bloed kruipt...’ En andere memorabele veilingen? ‘In 1981 hebben we de vakbibliotheek van VVD-senator Harm van Riel geveild. Dat was een daverend succes, ik kwam ernstig catalogi tekort. We kregen mensen uit alle hoeken van het land. “We koom voor de boek'n van meneer Van Riel.” En als ik vroeg wat men dan wilde zien: “Meneer, we will'n de boek'n van meneer Van Riel zien.” Het interesseerde ze niet of het nu juridische of historische boeken waren. We hebben heel goed verkocht, alleen omdat het van Van Riel was geweest. Hij had trouwens een eenvoudig exlibrisstempel. Erger was dat de senator altijd sigaar had gerookt. Die lucht heeft nog eindeloos in de veilingzaal gehangen.’ ‘In 1988 hadden we twee boekenveilingen met erotica, maar dat was voor mij genoeg om er tegenzin in te krijgen. Het begon met de collectie Hirschfeld - die werd zo genoemd, al was maar een klein deel van de boeken eigendom geweest van de bekende psychiater H. Hirschfeld. Het was een Haagse collectie, aangevuld met boeken uit het bezit van de antiquaar W.N. Schors. Al met al goede opbrengsten. Datzelfde jaar hadden we nog een catalogus gevuld met erotica, maar toen zat de klad er zwaar in.’ ‘In 1994 ontfermden we ons over de collectie Six op Jagtlust. Daar zaten de meest schitterende reisbeschrijvingen bij, ik heb er zelf ook nog een paar gekocht. Drie jaar later kwam de collectie Herfst bij ons onder de hamer. Nog niet zo lang geleden heb ik in België de verzameling Hellemans opgehaald. Na het overlijden van deze jurist en ingenieur belde de weduwe me op: “Kom maar meteen camion!” Ik ben natuurlijk eerst wezen kijken of het de moeite waard was. Dat was het, al hebben we de beschimmelde technische boeken die in de kelder stonden meteen weggegooid.’
Mevrouw J.P. Bärr van der Hoef (1916-1995). Zij was van 1969 tot 1979 eigenaar-directeur van Van Stockum. Foto W.L.J. Consenheim.
| |
Voorgangers‘Johan Kuipers had veel belangstelling voor antiek en is daarmee begonnen. Hij nam daarvoor juffrouw Van der Hoef aan, omdat zij - een dochter van de sierkunstenaar Chris van der Hoef- een paar jaar de Academie van Beeldende Kunsten had bezocht. Het was ook een logische stap, want bij het ophalen van boeken bleek (en blijkt) vaak de hele boedel weg te moeten. Als daar interessante schilderijen en goede meubelen bij waren, nam Kuipers die mee. Na verloop van tijd had hij dan genoeg om er een veiling mee te vullen.’ ‘Antiek bracht toen vele malen meer op dan boeken. Van antiek moet je wat afweten, je moet parate kennis hebben. Bij een boek kun je wat scharrelen en naslag- | |
[pagina 70]
| |
werken raadplegen, maar bij een achttiende-eeuws stuk porselein gaat het om ervaring, om gevoel ook. Maar weet je eenmaal wat het stuk is, dan is het veel sneller beschreven dan een oud boek. Van der Hoef had die kennis. Bovendien heeft ze in de loop der tijd veel bijgeleerd over aziatica.’ En wie deed wat, in die jaren? ‘Kuipers en Mieke Sobels beschreven de boeken. Waarbij ik moet aantekenen dat Kuipers het op een gegeven ogenblik voor gezien hield, die zat steeds vaker in het café. Bij Van Stockum sloeg hij alleen nog af. Mijn voorgangster heeft me wel eens verteld dat, toen de veilingen nog 's avonds werden gehouden, Kuipers soms om vijf uur 's middags nog niet op kantoor was. Zij belde dan zelf alle kroegen in de buurt af. Als ze hem dan eindelijk getraceerd had, stuurde ze een taxi om hem op te halen. Hij stond dus halfbeschonken voor de zaal.’ ‘We hadden in maart of april, augustus en december antiekveiling. Ik heb erop aangedrongen afzonderlijke aziatica-veilingen te houden, want daar was een speciaal publiek voor. Daar hebben we later de militaria-veiling aan verbonden. In Den Haag woonden veel families uit de Oost en de West en voor de aziatica was ook bij de Engelse handel veel belangstelling. Maar aanvankelijk beschreven we alles in het Nederlands, dus de Britten begrepen er niks van. Zij moesten ter plekke alles bekijken en beoordelen. Een jaar of tien geleden zijn we in de catalogi pas op het Engels overgestapt.’
Johan Kuipers slaat af op de laatste veiling van J.B.J. Kerling in 1939. Achter de tafel Kuipers, Kerling en diens dochter Lies. Staand de veilingknecht Anton. Links van hem Max Elte en tegenover hem H.J. Hanselaar. Foto Polygoon.
Militaria, wie had daar expertise in? Enigszins beschroomd: ‘Dat deed ik. Ik heb me daar met tegenzin ingewerkt, maar er was een markt voor. Er was in Den Haag één bedrijfje, Retèl, dat eenmaal per jaar zo'n veilinkje hield, met baretten voor vijf gulden. Omstreeks 2000 werd ik bij een particuliere verzameling gehaald, niet alleen boeken, maar ook voorwerpen. Ik zag die sabels en dacht: ik weet er niks van, maar zie hier wel avontuur in. Toen heb ik met die weduwe afgesproken dat alles mee mocht en dat ik er expertise bij zou zoeken. Zo ben ik erin gerold. Veel lezen, veel studeren. Via relaties bij het Legermuseum in Delft heb ik een klantenkring kunnen opbouwen.’ Onder zijn hoede veranderde er wel meer. ‘Bij een veilinghuis is herkenbaarheid belangrijk: zorg dat catalogi er steeds hetzelfde uit zien.’ Pruimers koos bij de omslagen voor de kleur groen. De catalogi zijn de laatste jaren luxueuzer in uitvoering, met kleurenillustraties door de tekst heen. ‘Tot in de jaren tachtig kreeg ik voor elke veiling wel drie drukproeven. Onze catalogi werden aanvankelijk nog met loden letters gezet, dat was kort voor een veiling soms wel even hakketakken met een drukker. Nu kan iedereen fotograferen, maar vroeger huurde ik een peperdure beroepsfotograaf in. Het bedrijf lag stil tijdens zijn bezoek, de luiken moesten dicht en iedereen was zich van zijn schaduw bewust. Ik ben ervan overtuigd dat tussen nu en tien jaar die gedrukte catalogus verdwijnt. Iedereen kan op het internet kijken.’ | |
Handelaren en bronnenDesgevraagd geeft Pruimers een aardige indruk van de veilingpraktijk. ‘Vroeger zat er naast mij altijd een notaris of deurwaarder. Mijn collega in Leiden kwam er zo'n | |
[pagina 71]
| |
dertig jaar geleden achter dat het afslaan van boekenveilingen valt onder de vrijheid van meningsuiting, dat er dus geen wettelijk toezicht hoeft te zijn.’ Bij antiekveilingen zit er nog altijd een onpartijdig toezichthouder in de zaal. ‘Wij hadden bij de boekenveiling altijd een deurwaarder, die was goedkoper dan een notaris. In de praktijk zat zo'n deurwaarder tijdens de veiling vaak wat te suffen. Moest ik hem vragen of een bod uit de zaal voor of na de slag was uitgebracht, dan nam hij klakkeloos over wat ik in mijn vraag - “vóór” of “ná” - beklemtoond had.’ Op de eerste rij zaten tijdens de boekenveiling steevast dezelfde handelaren, zoals Ans van Pagée. ‘We hadden een vaste afspraak: als zij de bril op de punt van haar neus had, dan bood ze. En als ze de bril terugschoof, dan hield ze op met bieden. Daar ben ik trouwens met een Amsterdamse prenthandelaar mee in de problemen gekomen. Die kwam na afloop van een veiling verontwaardigd naar me toe: “Waarom heeft u mij geen enkel kavel toegeslagen?” Ik wist zeker dat de man helemaal niet geboden had. “Ja, maar ik had toch mijn bril op de punt van mijn neus!” Die had dat dus opgevangen en dacht dat het een algemeen gebruik was. Ger Brouwer, van de UB Amsterdam, zat er meestal naast, met zijn pijp. Max Israël en Max Elte waren ook altijd van de partij. Max' broer Nico kwam een enkele keer. Als we VOC-pamfletjes in de veiling hadden, was hij er zeker. Daar hadden we een vaste leverancier voor, iemand van een rederij die op Indonesië voer. Links en rechts kocht hij daar voor een paar centen de pamfletten die hier toen heel gewild waren. Een drukwerkje van de West-Indische Compagnie uit 1622 bracht in de goede tijd wel 2500 gulden op.’ Hugo Herfst was een van de vaste particuliere klanten, een accountant uit Arnhem die bijzondere oude boeken verzamelde. ‘En uit mijn tijd bij Van Gendt kende ik Rudi Cordes en Jan Borst nog. Zij richtten zich, als (oud-)docenten Nederlands, op het Nederlandse boek, van getijdenboeken tot Vondel en Huygens.’
Boekenveiling bij Van Stockum onder Pruimers in december 1982. Rechts van hem Robert-Jan te Rijdt en Charles Hermans. Op de voorgrond aan tafel v.l.n.r. Daan Lunsingh Scheurleer en Ans van Pagée. Rechts Wil Bakker. Foto Milan Konvalinka.
Waar kwam de inbreng vandaan? ‘Met de handel heb ik, uit principe, nooit zaken gedaan. Antiquaren konden bij mij dus geen winkeldochters laten veilen. Bij Van Gendt gebeurde dat wel, maar bij Van Stockum deden we dat niet. Het meeste hadden wij te danken aan oude relaties, niet alleen in de regio Den Haag maar ook elders - zo heb ik recent nog een grote historisch-juridische bibliotheek uit Antwerpen binnengekregen. Voor een deel ging dat via erfgenamen van een overledene, die het huis leeg wilden hebben. Als ik er kwam hoorde ik vaak dat vader of oom vroeger veel bij ons kocht. Blijkbaar was Van Stockum dan positief opgevallen.’ ‘Wat veel mensen niet weten is dat ik ook nogal eens werd getipt. Ik betaalde daar dan ook tipgeld voor. Ja, dat is zo oud als de wereld. Iemand die een mooie partij bij mij aanbracht, contact legde tussen de eigenaar en ons veilinghuis, kreeg zo'n 4 à 5 procent provisie, wanneer wij die boeken mochten veilen. Daar moet je dan wel heel duidelijke afspraken over maken. Ik ken het verhaal van een handelaar die als tipgever goede contacten had met zowel Christie's als Sotheby's, maar zijn vertrouwelijke brief aan Sotheby's in de envelop voor Christie's stopte en omgekeerd. Toen kwam uit dat die man van twee walletjes at. Ik ga ook alleen met mensen in zee die van te voren bij mij komen. Sommigen proberen er | |
[pagina 72]
| |
achteraf een slaatje uit te slaan door te zeggen dat zij Van Stockum bij de erven hebben voorgesteld, maar daar ga ik niet op in.’ | |
StofzuigersNiet alle boeken zijn de moeite van het veilen waard en voor de afvallers had Pruimers drie mogelijke bestemmingen: terug naar de inzender, naar een opkoper of naar het oud papier. ‘Meestal verkocht ik die boeken, in overleg met de inzender, aan een vaste afnemer. Die worden wel stofzuigers genoemd. Eerst was dat Scherer, die op een boekenmarkt in Amsterdam stond. Daarna heb ik vele jaren Peter Schoonbeek gehad, die eerst bij Couvreur werkte en toen voor zichzelf is begonnen: eerst in een winkel aan de Pijnboomstraat, later op de boekenmarkt op het Lange Voorhout en het Plein. Uiteindelijk ging dat mis en nu werk ik al tien jaar met Paul Gaemers, een correcte man die zijn afspraken nakomt. Hij koopt ook de boeken die, nadat ze een- of tweemaal in de veiling zijn geweest, onverkocht bleven.’ ‘Na de veiling komt de afhandeling. De helft van de kopers, vooral verzamelaars, haalt de boeken op, de andere helft wil de gekochte goederen per post ontvangen. Vroeger reed ik een week lang aan het eind van de dag met een volgeladen auto naar het postkantoor, tegenwoordig bestel je een busje van DPD voor de volgende dag. En als alles goed gaat, zit je na een maand met een lege zaal. Elke keer dacht ik dan: “Hoe krijgen we het in hemelsnaam weer vol?” Maar in de aanloop naar de volgende veiling sta je dan te twijfelen of je die volgepakte zaal ooit weer leeg krijgt.’ Pruimers ziet wel verschuivingen. ‘Tot zo'n vijftien jaar geleden ging het gros van de kavels naar de handel. De laatste tijd zie je dat met name de oude boeken naar particulieren gaan. Daar is een stijgende vraag. En iedereen kan op internet wel vinden wat de handel voor een boek vraagt. Als hetzelfde boek in een veiling veel goedkoper aangeboden wordt, dan is de keuze snel gemaakt.’ | |
OpvolgersAndere veilinghuizen beschouwde Pruimers eerder als collega's dan als concurrenten. ‘Met Burgersdijk en Niermans, het Leidse boekenveilinghuis, heb ik altijd een heel goede relatie gehad. Onze zaken zijn ook wel vergelijkbaar, al deden wij meer collecties van verzamelaars en hebben zij vaker professorenbibliotheken. Het grappige is dat Kerling als jongeman nog een soort stage bij Burgersdijk heeft gelopen. Bubb Kuyper in Haarlem, dat boeken en grafiek veilt, is heel groot geworden. Die catalogi van hen zijn langzamerhand een soort telefoonboeken, bijbels zo je wilt.’ Pruimers heeft het altijd goed met zijn medewerkers kunnen vinden, al is het niet gelukt onder hen een opvolger te vinden. ‘Ik heb hier in Den Haag heel goede mensen in dienst gehad. Alexander Pechtold natuurlijk, voordat hij definitief voor de politiek koos. Met hem samen heb ik de allerleukste veiling gedaan: de verzameling van Teuben, boeken, objecten en documenten over vliegtuigen. Die veiling vond plaats in een hangar op Schiphol. In de zaal zaten eigenlijk alleen maar particulieren.’ ‘Jarenlang ben ik op zoek geweest naar een opvolger: Robert Jan te Rijdt en Jaap van Eesteren. Matthijs Holwerda was een van de laatste beoogde opvolgers. We hadden al een hele planning gemaakt, maar hij koos toch voor een baan bij de UB Leiden. De allerlaatste medewerker die ik heb gepolst, wilde het gezeur niet. Hij werkt nu trouwens bij Catawiki en zit de hele dag achter het computerscherm.’ Toen hij het pand aan de Prinsegracht te koop had gezet, werd Pruimers benaderd door de directeur van het Venduehuis, Peter Meefout. ‘Wij tweeën waren het snel eens, maar de financiers, zijnde het bestuur van het Venduehuis, moesten er nog bij betrokken worden. Toen dat licht eenmaal op groen stond, werd een accountant ingehuurd voor een duediligence-onderzoek, zoals dat tegenwoordig heet. Die man is maanden bezig geweest. Volgens afspraak heb ik een opvolger voor de boeken aangedragen: Jaap van Eesteren. En de deal was dat ik nog een half jaar zou aanblijven om de zaak goed over te dragen.’ ‘Ik hoor wel dat men bang is dat dit een soort sterfhuisconstructie is. Men verwijst dan naar Van Gendt en Beijers, ook twee gerespecteerde veilinghuizen die na verkoop en overdracht een stille dood stierven. Maar de huidige directeur van het Venduehuis is er veel aan gelegen de veilingen te continueren.’
Peter Pruimers en zijn medewerker Alexander Pechtold tijdens de veiling van het Teubarium in een van de hangars op Schiphol, 1997. Foto Ruud van der Linden.
| |
[pagina 73]
| |
ToekomstplannenAan het eind van ons gesprek legt Pruimers een folioformaat album op tafel. J.B.J. Kerling, de eerste eigenaar van Prinsegracht 15, heeft het aangelegd na zijn pensionering. Ingeplakt zijn allerhande foto's van het in- en exterieur, evenals brieven van boekhandelaren, museumdirecteuren en andere relaties. Kerling heeft er op blauw papier getypte en uitgebreide, soms persoonlijke bijschriften naast geplakt. De twee handgeschreven brieven van Willem Kloos, wiens bibliotheek in 1940 door Van Stockum is geveild, herinneren Pruimers aan een anekdote. ‘Het gouden potloodje van Kloos is nog lang in bezit geweest van de dochter van Kerling. Toen zij overleed, heeft haar zoon het geschonken aan het Letterkundig Museum.’ Het archief van Van Stockum tot 1906 was al ondergebracht bij het Haags Gemeentearchief en dit voorjaar heeft Pruimers het gedeelte na 1906 eraan toegevoegd. Het biedt een volledig overzicht van het reilen en zeilen van Van Stockum in de twintigste eeuw: veilingcatalogi met aantekeningen per kavel met betrekking tot de inbrenger, de koper en de prijs. Een mooie bron voor provenance-onderzoek.
rechterpagina In het plakboek van J.B.J. Kerling zitten enkele opmerkelijke stukken, zoals deze foto van de zaak van Burgersdijk & Niermans in Leiden. Op deze doorkijk vanuit de winkel naar het kantoor zit links in de hoek P.J. Burgersdijk, staat rechts - leunend tegen de deur - G.D. Niermans en is achterin de zaak De Sauvage te zien. De twee anderen zijn onbekend. Op de tafel ligt een exemplaar van de door Magnus gebonden bijbel.
Huis Dedel aan de Prinsegracht 15 staat nog te koop, benadrukt Pruimers. ‘Veel kijkers willen er een combinatie van werken-wonen. Maar bij de een is het bezwaar dat de achtertuin niet zonnig genoeg is. De ander ziet beren op de weg vanwege de status van monument. De hoge boekenkasten in de veilingzaal zijn intussen gesloopt. Daarachter kwam behang van voor 1898 tevoorschijn.’ Stilzitten zal hij niet. Hij wil een cursus boekbinden volgen. Jan Keijser van de Avalon Pers zal hem leren zetten en drukken met loden letters. Aan het bestuurswerk bij het Nederlands Genootschap van Bibliofielen heeft hij momenteel de handen vol. Ook wil hij zijn bibliografie van het negentiende-eeuwse geïllustreerde boek weer oppakken. Als veilingmeester zijn er miljoenen boeken door zijn handen gegaan: voor Peter Pruimers is nu de tijd gekomen om zelf een boek te schrijven. |
|