De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In december 2009 bood een particulier een origineel van een Sfinx-tekening te koop aan, uitgevoerd in Oost-Indische inkt en gesigneerd met REITH. Op het eerste gezicht lijkt het de tekening die is afgebeeld in de weelde-editie van het sprookje Psyche door Louis Couperus met platen van B. Reith, uitgegeven door L.J. Veen in 1927. Er waren meer kapers op de ku(n)st, maar het argument ‘terug naar de familie’ gaf bij de aanbieder de doorslag. Wij kwamen in het bezit van deze tekening.
Zoek de verschillen. De Sfinx van B. Reith, zoals deze is afgedrukt in Psyche, 8e druk, Amsterdam 1927, p. 59 (203×133 mm).
Vergelijking met de Sfinx-afbeelding in de 1927-editie van Psyche bracht opvallende verschillen aan het licht. Wat was hier aan de hand? Was het gekochte exemplaar een voorstudie, een reservekopie van de illustrator of misschien zelfs een door de uitgeverij aangepaste versie? En hoeveel tekeningen waren er eigenlijk door B. Reith voor Couperus gemaakt? De zoektocht naar antwoorden op deze vragen voerde ons naar het Rijksprentenkabinet in Amsterdam en het familie-archief Reith, met uitstapjes naar onder andere een ‘venduhuis’ in Groningen en een tentoonstelling in Den Haag in 1933. Krijgen wij de Sfinx, die bij Couperus in alle toonaarden zwijgt, aan het spreken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spoorloos in het RijksprentenkabinetDankzij een publicatie van Arjan Peters in de Volkskrant (11.09.2002) en op grond van gegevens in het familiearchief wisten we dat onze oom Bernard (Beb) Reith tekeningen had gemaakt voor Couperus' sprookjes Psyche én Fidessa. Ook hadden we achterhaald dat deze tekeningen zich bevonden in het archief van Uitgeverij Veen, aanwezig in het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Met name de Fidessa-tekeningen waren begin 2009 aanleiding voor een bezoek aan het Rijksprentenkabinet. Naast 29 Fidessa-tekeningen, gemaakt in 1918, bleek tot onze verrassing het Archief Veen diverse Psyche-tekeningen te bevatten die in de editie van 1927 niet zijn gebruikt. Ook troffen we varianten van gebruikte tekeningen aan - blijkbaar had uitgever Veen indertijd een selectie gemaakt. Een andere constatering was dat in het archief tekeningen ontbraken die wel gepubliceerd waren. In ieder geval was er geen Sfinx-tekening in het Rijksprenten-kabinet! En wie weet welke andere, onbekende tekeningen er nog meer missen. Kon het een klein jaar later door ons gekochte exemplaar uit het Archief Veen afkomstig zijn, of was het eerder in bezit geweest van Uitgeverij Veen? Deze gedachte maakte de zoektocht naar antwoorden pregnanter. Los hiervan leidde de vondst van deze ‘verborgen’ verzameling tot het idee een integrale uitgave van de sprookjes Psyche en Fidessa te maken, met alle achterhaalde platen van Reith. Deze editie verscheen in 2014 met in totaal 74 tekeningen en één aquarel.Ga naar eind1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Bizonder mooi’Laten we eerst even stilstaan bij de ontstaansgeschiedenis van de tekeningen. Hoe trad de onbekende Reith ongeveer een eeuw geleden in de voetsporen van Jan Toorop en Dion Clayton Calthrop als illustrator van het werk van Couperus? Op eigen initiatief maakte hij met pen en penseel tekeningen in Oost-Indische inkt, in eerste instantie bij Psyche. Hij nam contact op met Couperus, die in een brief, vermoedelijk op 25 december 1917, aan zijn uitgever L.J. Veen schreef: ‘Vervolgens zoû ik je willen aanbevelen den heer Bernard Reith teekenleraar H.B.S. te Winterswijk. Hij toonde mij een serie zwart-en-wit illustraties voor Psyche, die ik bizonder mooi vind en vroeg mij af of er sprake kon zijn van een prachtuitgave in Engelschen stijl.’ Op verzoek van Couperus kwam er een contact tot stand tussen uitgever en tekenaar. Op 3 januari 1918 schreef Veen aan Reith: ‘De platen Psyche ontving ik en vind ze heel goed.’ Voorts gaf Veen aan dat de papier- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
clichékosten sterk waren gestegen en dat hij de tekeningen wel wilde kopen, maar zelf het tijdstip van uitgave wilde bepalen - het kon wel 1919 worden. Veen kwam met Reith tot een overeenkomst voor de aankoop van de tekeningen. Later kocht hij ook nog diens tekeningen bij Fidessa. Pas jaren na de dood van zowel de uitgever als de auteur zijn de tekeningen bij Psyche gebruikt in de weelde-uitgave van 1927 (8e druk). Het aantal door Veen gekochte tekeningen voor Psyche en Fidessa en verdere specificaties worden in deze correspondentie niet vermeld. Wel is zeker dat er minstens één Sfinx-tekening door Veen aangekocht moet zijn, namelijk het exemplaar dat voor de publicatie is gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archief VeenHet deel van het archief van Uitgeverij Veen waarin zich de Couperus-tekeningen van Reith bevinden is in 1970 overgedragen aan het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Interessant voor de zoektocht naar de herkomst van ‘onze’ Sfinx is de vraag wat er precies is overgedragen. De kiem van deze overdracht is gelegd door Ernst Braches, die een deel van het uitgeversarchief, bestaande uit boekbandontwerpen en illustraties, in beheer had; hij gebruikte het als studiemateriaal voor zijn proefschrift Het boek als Nieuwe Kunst, 1892-1903. Een studie in Art Nouveau (Utrecht 1973). Bij het terugbezorgen van dit archiefmateriaal adviseerde Braches aan L.J. Veen junior, zoon van de oprichter van de uitgeverij, om het over te dragen aan het Rijksprentenkabinet. Gezien de kunsthistorische waarde van het archiefmateriaal vonden Veen en Braches dit de juiste plaats, met de verzuchting van Veen dat zijn uitgeverij toch al ‘verKluwerd’ werd. Zowel Braches als de oudconservator van het Rijksprentenkabinet, J.F. Heijbroek, zijn desgevraagd van mening dat er bij de overdracht hoogstwaarschijnlijk geen inventarislijst van de overgedragen stukken is gemaakt. Zekerheidshalve is het Jaarverslag 1970 van het Rijksprentenkabinet geraadpleegd in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag.Ga naar eind2 Hierin wordt uitsluitend de overdracht van boekbandontwerpen uit de jaren 1890-1914 vermeld. De Psyche- en Fidessatekeningen worden niet genoemd. Sandra van Voorst schreef twintig jaar geleden in De Boekenwereld een artikel over het Archief Veen en op grond daarvan hebben wij afgezien van een poging om meer gegevens uit andere, mogelijk nog bestaande archiefdelen op te sporen.Ga naar eind3 Op basis van een onderzoek naar de archieven van de Veen Uitgevers Groep (VUG) concludeerde Van Voorst dat vermoedelijk delen hiervan verloren zijn gegaan bij verhuizingen en door incidentele overdrachten aan openbare instellingen en particulieren. Ook deelde zij mee dat het uitgeversarchief voor het grootste deel bestond uit ‘auteursmappen’ uit de periode 1940-1970 en dat het oudere correspondentiearchief, de boekbandontwerpen en illustraties al eerder waren overgebracht naar het Letterkundig Museum en het Rijksprentenkabinet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog meer Psyche-tekeningen
De cycloop smeedt een harnas voor Fidessa. Psyche & Fidessa, Zoeterwoude 2014, p. 267.
De wijzen des lands overleggen over de dwalende koning. Op hun hoeden zijn v.l.n.r. de volgende symbolen te zien: dat van de Griekse godin Gaia (harmonie en wijsheid), de hindoeïstische swastika (voorspoed en geluk) en een gestileerde slang (dood, eeuwig leven, genezing). Niet gepubliceerd in Psyche, Amsterdam 1927; zie Psyche & Fidessa, Zoeterwoude 2014, p. 59.
Zoals gezegd bevat het Archief Veen in het Rijksprentenkabinet geen enkel spoor van de Sfinx (of van Sfinxen). Gaandeweg stuitten we echter tijdens ons speurwerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op een brief aan Hanne Reith in het familie-archief, gedateerd 31 december 1984. Deze was afkomstig van haar oom Henk Reith, een broer van de illustrator, die meedeelde dat hij in het bezit was van een twintigtal Psychetekeningen. Deze brief dateert van bijna vijftien jaar na de overdracht van een deel van het Archief Veen aan het Rijksprentenkabinet. Daaruit kunnen we concluderen dat er een andere serie Psyche-tekeningen is, die nooit in het bezit van uitgeverij Veen is geweest. Heeft Reith naast de aan Veen verkochte exemplaren twintig tekeningen in eigen bezit gehouden, mogelijk als reservekopie voor het geval de serie bij de uitgever in het ongerede zou raken? In die tijd een vaker voorkomende werkwijze van illustratoren. Opvallend is dat het door Henk Reith genoemde aantal van circa twintig dicht ligt bij het aantal van 24 illustraties die in de 1927-editie zijn opgenomen. Het is speculatie, maar het zou heel goed kunnen dat dit de oorspronkelijke serie is die Couperus onder ogen kwam en waarover hij zich zo jubelend uitliet. Uiteraard drong zich meteen de vraag op waar die ‘familieserie’ zich nu bevindt en hoe de aangekochte Sfinx - als ons exemplaar uit deze serie afkomstig is - op de markt is terechtgekomen. Naspeuringen in de eigen familiekring hebben wat dat betreft geen resultaat opgeleverd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te koop: ‘Aanbidding van de tempelgod’We hebben ook het spoor terug gevolgd van onze Sfinx. De aanbieder vertelde ons de tekening medio jaren tachtig aangekocht te hebben op een veiling in de stad Groningen. Op de achterkant van het passe-partout is het nummer 467 te lezen, waarschijnlijk het kavelnummer. Een telefonische ronde langs Groningse antiquariaten, gevoegd bij hints van de verkoper, voerde ons naar het Venduhuis H. van den Hende, gevestigd aan de Westerbinnensingel 15-17c te Groningen. De toenmalige eigenaar Johan van den Hende verwees desgevraagd naar zijn veilingcatalogi, die aanwezig zijn in de Groninger Archieven. De catalogi over de jaren 1976-1996 zijn doorgenomen met positief resultaat. Catalogusnummer 69, maart 1986, bevat de vermelding van een kavelnummer 467 met de omschrijving: ‘August Reith, Aanbidding van de tempelgod, get. O.I. met penseel, wit gehoogd (IN PORTEFEUILLE)’, met een afmeting van 34,5 × 22 cm en een geschatte opbrengst van 100-200 gulden. De specificaties inclusief het kavelnummer op de passe-partout komen overeen met de door ons aangekochte Sfinx. Uit de omschrijving blijkt dat de veilingmeester geen verband heeft gelegd met de illustraties voor Couperus' Psyche. De herkomst van deze tekening blijft onbekend en de catalogi van H. van den Hende bevatten geen andere verwijzingen naar tekeningen van Reith. Wat overigens niet uitsluit dat andere Psyche-tekeningen elders op de markt zijn gekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over varianten en seriesDe ontdekking van een serie Psyche-tekeningen buiten het Archief Veen werpt nieuwe vragen op over de herkomst van onze Sfinx. Komt deze uit het uitgeversarchief Veen of uit de ‘familieserie’? En ook interessant: hoeveel Couperus-tekeningen heeft Reith eigenlijk gemaakt? Bij een hernieuwd bezoek aan het Rijksprentenkabinet stelden we nogmaals vast dat elf van de 24 (!) tekeningen uit de 1927-editie ontbreken in het Archief Veen. Vóór of ná de overdracht door Veen zijn blijkbaar tekeningen een eigen leven gaan leiden. Kon onze Sfinx een van die op drift geraakte tekeningen zijn? Zoals eerder aangestipt bevat het Archief Veen (RPK) meerdere tekeningen die hetzelfde onderwerp hebben, maar verschillen in stijl. In het vervolg duiden we zo'n tekening aan met ‘variant’, door anderen soms ‘pendant’ genoemd. Bovendien is opvallend dat de wijze van signeren verschilt en dat Reith een aantal tekeningen heeft voorzien van een nummer en een onderschrift. Bij indeling van de Psyche-tekeningen op deze kenmerken komen we tot het onderstaand overzicht.
Behalve de verschillen in ondertekening, nummering en ondertiteling biedt ook het verschil in stijl tussen de varianttekeningen en de serie in de 1927-editie aanknopingspunten voor de herkomst van onze Sfinx. Uit vergelijking van de tien gepubliceerde tekeningen met hun varianten blijkt dat Reith erin is geslaagd om vormgeving en detaillering aanzienlijk te verbeteren (zie voorbeelden). Reith heeft dus in ieder geval twee series gemaakt en Veen heeft de serie met ‘mooiere’ exemplaren gebruikt. De serie van 19 (13+6) genummerde tekeningen met jaartal en onderschrift heeft hij terzijde geschoven, geen enkele hiervan is gebruikt in de 1927-editie. Onze Sfinx behoort niet tot de ongebruikte variantenserie, aangezien zij in tegenstelling tot de tekeningen uit deze aanvankelijke serie - we gaan ervan uit dat de variantenserie dateert van vóór de ‘1927-serie’, vanwege de verbeterslag - geen nummering, geen signering linksonder, geen jaartal en geen onderschrift heeft. Ook is het stijlverschil tussen onze en de gepubliceerde Sfinx, anders dan bij de aangetroffen varianten, minimaal. En aangezien ten slotte een andere Sfinx door Veen is aangezien zij in tegenstelling tot de tekeningen uit deze aanvankelijke serie - we gaan ervan uit dat de variantenserie dateert van vóór de ‘1927-serie’, vanwege de verbeterslag - geen nummering, geen signering linksonder, geen jaartal en geen onderschrift heeft. Ook is het stijlverschil tussen onze en de gepubliceerde Sfinx, anders dan bij de aangetroffen varianten, minimaal. En aangezien ten slotte een andere Sfinx door Veen is
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikt voor publicatie, moet de conclusie luiden dat de onze niet bij de uitgever vandaan komt. Met deze conclusie is ook verklaarbaar dat beide Sfinxen in uitvoering sterk gelijkend zijn en dat in het Rijksprentenkabinet geen Psyche-tekeningen aanwezig zijn met hetzelfde onderwerp, eenzelfde stijl én een identieke signering REITH middenonder. Wel is er nog de theoretische mogelijkheid dat er een derde Sfinx is geweest, als variant op die in de 1927-editie. Die hypothetische Sfinx maakt dan evenals de in 1927 gebruikte geen deel (meer) uit van het Archief Veen.
Psyche gebiedt de sater weg te gaan. Psyche, 8e druk, Amsterdam 1927, p. 80.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werk van een kopiist!Voor de zekerheid wilden we uitsluiten dat de door ons aangekochte Sfinx een tekening is die voor uitgeverij Veen als model diende voor verkleining tot boekformaat door een technisch tekenaar of lithograaf. Door die werkwijze kunnen variaties ontstaan, waardoor de Sfinx in de 1927-editie afwijkt van de aangekochte versie. Gedurende lange tijd was dit in de boekdrukkunst een gangbaar procedé, maar om meerdere redenen blijkt dat hier niet het geval. Zo was het overtekenen (kopiëren) ten behoeve van de vervaardiging van clichés voor het afdrukken van de tekeningen in 1927 niet meer nodig en bovendien onnodig duur. De reproductietechnieken met behulp van fotografische vergroting en verkleining waren toen al ver gevorderd.Ga naar eind4 Het feit dat een groot aantal originelen met witte lak is gecorrigeerd en dat incidenteel deelfragmenten ter correctie zijn opgeplakt ondersteunt de veronderstelling dat de platen in de 1927-editie van Psyche via fotografische verkleining van de originelen uit het Archief Veen zijn verkregen. De conclusie is dat de aangekochte Sfinx niet als model is gebruikt voor een handmatige verkleining. En ook niet voor fotografische verkleining vanwege de geconstateerde afwijkingen.
Niet-gebruikte varianttekening.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Couperus-tentoonstelling in 1933Inmiddels is er veel verhelderd, maar de missende tekeningen laten ons niet los. Daarom duiken we een laatste keer in het verleden, ingegeven door (punaise)gaatjes die we in een groot aantal Psyche-tekeningen aantroffen. Dieu est dans les détails... Omdat ook varianttekeningen gaatjes vertonen, kan de mogelijkheid worden uitgesloten dat de tekeningen zijn vastgeprikt voor een fotografische verkleining naar boekformaat. Blijft over de mogelijkheid dat de tekeningen met ‘prikkers’ zijn opgehangen op tentoonstellingen, bij de uitgeverij, bij de drukker, bij familieleden Veen, andere ‘leners’, etc.
Emeralda verblindt Psyche met haar schittering. Psyche, 8e druk, Amsterdam 1927, p. 116.
Niet-gebruikte varianttekening.
De uitleen aan exposities was een onderzoek waard, omdat mogelijk nagegaan kon worden welke van de elf in het Archief Veen ontbrekende tekeningen zijn tentoongesteld. En met name of een Sfinx-tekening | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarvan deel uitmaakte. Er zijn drie tentoonstellingen geweest waarop Reith's illustraties voor Psyche en Fidessa te zien waren. De eerste vond ter gelegenheid van Couperus' zeventigste geboortedag in 1933 plaats in het Gemeentearchief Den Haag, met tekeningen afkomstig van uitgeverij Veen. Daarnaast zijn in 2001 en 2014 tentoonstellingen gehouden in het Louis Couperus Museum, met tekeningen uit het Rijksprentenkabinet. Op basis van een inventarisatie door Jacqueline Burgers in 1980 weten we zeker dat het Veen-archief in het Rijksprentenkabinet 66 door Reith vervaardigde Couperus-tekeningen bevat, 37 voor Psyche en 29 (inclusief 2 boekbanden) voor Fidessa. Dit aantal hebben we het afgelopen jaar zelf nog eens geverifieerd. Van de Fidessatekeningen, die qua stijl vergelijkbaar zijn met de Psychetekeningen in de 1927-editie, hebben we overigens geen varianten aangetroffen in het Archief Veen. In aanmerking nemende dat het Rijksprentenkabinet in 1980 66 tekeningen van Reith bevatte en die nog steeds bevat, kunnen geen van de elf ontbrekende tekeningen in 2001 en 2014 zijn tentoongesteld. Alleen de tekeningen op de Couperus-tentoonstelling in 1933 kunnen interessante informatie opleveren. Deze expositie in het Haagse Gemeentearchief werd georganiseerd door de gemeentesecretaris W. Moll in samenwerking met het toenmalige Genootschap Louis Couperus, de Koninklijke Bibliotheek, de Haagsche Openbare Bibliotheek en verscheidene particulieren. Aan de hand van deze gegevens is tevergeefs gezocht in archieven naar een inventarislijst of bruikleenovereenkomst van de geëxposeerde tekeningen. Wel vonden we in de beeldbank van het Haags Gemeentearchief enkele foto's van de opening, waarop onder meer de expositiezaal met een zevental Psychetekeningen te zien is. Op deze foto zien we vier originele tekeningen en drie verkleinde afbeeldingen in het boekformaat van de 1927-editie. Allemaal zijn ze niet-ingelijst opgehangen en dus opgeprikt. Twee van de drie verkleinde afbeeldingen komen overeen met missende tekeningen in het Rijksprentenkabinet en kunnen toen ter vervanging opgehangen zijn. De Sfinx is niet waarneembaar. Het vermoeden rijst dat reeds in 1933 tekeningen uit het uitgeversarchief Veen misten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieDoor talrijke historische sporen na te gaan hebben we de herkomst van onze Sfinx en de reis die zij heeft afgelegd met grote waarschijnlijkheid achterhaald. Het valt niet te verifiëren of ze inderdaad ontbreekt in de familieserie en daarmee qua signering en stijl overeenkomt, maar we houden het erop dat ze uit deze reeks stamt. Met de vondst van een nieuwe Sfinx, de ontdekking van een niet-traceerbare familieserie en elf missende tekeningen die zijn gebruikt voor de 1927-editie is de kans aanzienlijk dat er nog meer Couperus-tekeningen in omloop zijn. Misschien dat nog meer platen van Reith zullen opduiken. Anders dan in Couperus' Psyche hebben wij onze Sfinx aan het spreken gekregen. Maar haar geheim heeft zij niet volledig prijsgegeven. Hiervoor zullen we Psyche achterna moeten reizen naar het Rijk van de Toekomst.
Fidessa en de stervende ridder. Psyche & Fidessa, Zoeterwoude 2014, p. 306.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De illustrator Beb Reith (1894-1974)Bernardus Antonius Johannes (Beb) Reith volgde de opleiding aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam. Aanvullend behaalde hij de akte voor tekenen en kunstgeschiedenis in het middelbaar onderwijs. Een bewijs van zijn kundigheid leverde hij al op 23-jarige leeftijd met zijn pentekeningen voor de sprookjes Psyche en Fidessa van Louis Couperus. Naast zijn leraarschap aan het Ignatius College in Amsterdam (1921-1959) bleef hij actief als illustrator en vervaardigde meer dan 1800 illustraties voor jeugd-, leer- en leesboekjes, uitgegeven door drukkerij en uitgeverij Het RK Jongensweeshuis in Tilburg, de huidige uitgeverij Zwijsen. Als vroege exponent van de stripkunst schreef en tekende hij verhalen over onder meer het aapje Monki, uitgegeven door De Spaarnestad (1946-1954). Hij verzorgde de rubriek ‘Uit de schatkamers van de beeldende kunst’ voor het weekblad De Katholieke Illustratie en schreef verschillende kunstgeschiedenisboeken. Vanaf jonge leeftijd bouwde hij een verzameling op van schilderijen uit de Bergense School, als legaat ondergebracht bij het Stedelijk Museum Alkmaar. Zijn in het Ignatius College gehuisveste boekenverzameling met meer dan duizend titels over kunst en kunstgeschiedenis is in 2005 geschonken aan de Universiteitsbibliotheek Maastricht.Ga naar voetnoot5 |
|